Verslag vergadering Commissie ad hoc
Vraag om uitleg over de aanpak op korte termijn van het acute lerarentekort
Verslag
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, collega's, het is mijn eerste vraag, niet vanuit West-Vlaanderen maar vanuit Limburg, wat de verstaanbaarheid alleen maar ten goede kan komen.
Van het capaciteitstekort naar het lerarentekort. Aan het begin van dit schooljaar laaide de discussie over het lerarentekort weer hoog op. Heel wat scholen krijgen hun vacatures niet ingevuld. In de media circuleren schrijnende voorbeelden. Ik geef er enkele: directeurs die leerkrachten zonder diploma aanwerven, een schooldirecteur die meer dan tien klassen in zelfstudie zet bij gebrek aan leerkrachten, leerlingen die naar documentaires kijken in plaats van les te krijgen, klassen die worden samengevoegd, leerkrachten die overuren doen. Scholen zijn zeer inventief in het aanpakken van het probleem, maar het lerarentekort is er en het blijft een groeiend probleem.
Ik geef twee cijfers om het even te illustreren. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) meldde vorig jaar 11.000 openstaande vacatures vanuit het onderwijs. In 2015 waren dat er nog 5000. Tegen 2022-2024 zouden er bijna 8000 nieuwe leerkrachten nodig zijn. De instroom is te klein, de uitstroom te groot. Niet verwonderlijk, want het lerarenberoep is zwaar. Leraren kloppen lange dagen, tot 50 uur per week tijdens het schooljaar, zo bleek uit uw eigen tijdsbestedingsonderzoek. Er is een toenemend aantal afwezigheden door ziekte en burn-outs.
Vorig jaar waren er veel acties van de leerkrachten vanwege de hoge werkdruk. Het is niet de groep die het meeste staakt, maar vorig jaar hebben ze het wel gedaan en het was de grootste staking van de afgelopen twintig jaar. Het zit de leerkrachten duidelijk hoog.
Minister, hoe beoordeelt u de maatregelen die u in de afgelopen legislatuur genomen hebt om het probleem aan te pakken? Het lijkt me belangrijk voor de toekomst.
Wat bent u vandaag van plan om het tekort aan te pakken? Ik heb u daarnet horen zeggen dat u niets kunt zeggen over de toekomst. Ook vandaag is het tekort er. Ik hoop dat er volgende week een regering is, maar wat gaat u momenteel doen als die er niet is?
Wat denkt u zelf van het tijdsbestedingsonderzoek? Wat bent u daarmee van plan? Er is veel energie in gestoken en ik vond persoonlijk de resultaten zeer interessant. Het is me wel niet duidelijk wat u er nu mee wilt doen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het is inderdaad zo dat er van bij het begin van dit schooljaar heel duidelijke signalen zijn, zowel van de koepels als van scholen zelf. Waar het lerarentekort zich normaal in de loop van het schooljaar uit, wanneer scholen geen vervangingen meer vinden, is het nu al van bij het begin van het schooljaar heel acuut. Er zijn inderdaad situaties zoals de heer De Witte ze beschrijft: jan en alleman die voor de klas moet komen staan, ongeacht of ze de opleiding al hebben afgerond; klassen die worden samengevoegd; directeurs die zelf voor de klas staan; leerlingen die heel veel aan zelfstudie moeten doen of naar documentaires moeten kijken omdat er, bijvoorbeeld voor de STEM-vakken (Science, Technology, Engineering and Mathematics), geen leerkracht kan worden gevonden. Dat zijn heel ernstige en schadelijke situaties, die de kwaliteit van het onderwijs zeker niet ten goede komen. Ook voor technische vakken is er absoluut een acuut probleem, en ook voor andere zaken – daarover is er al genoeg geschreven in de kranten.
Minister, voor de nieuwe Vlaamse Regering zal de aanpak van het lerarentekort en het aantrekkelijk maken van het lerarenberoep een absolute prioriteit moeten zijn. Daarover zijn we het wellicht eens. Ik denk – en hoop – dat dat op tafel ligt in uw werkgroepen. Maar los daarvan moeten een aantal zaken heel dringend gebeuren, op korte termijn.
Minister, hebt u een noodplan op korte termijn? Kan er bijvoorbeeld op korte termijn een budget worden vrijgemaakt om het lerarenplatform verder uit te breiden?
Kan er eventueel in lokale subsidies worden voorzien om een lokale lerarenpool op poten te zetten?
Hoe kunnen we extra zijinstromers aantrekken voor het onderwijs? Kunt u op dat vlak op korte termijn in mogelijkheden voorzien?
Kunt u het probleem en de noodoplossingen die scholen nu al hanteren, zoals een parttimer die extra komt, stagairs die een klas voor hun rekening nemen, gepensioneerden voor de klas, naar de studie of naar huis, in kaart brengen? Dat heeft men in Nederland ook al gedaan, want daar is het lerarenprobleem ook heel acuut, in die mate dat er inderdaad klassen naar huis worden gestuurd en leerlingen in de namiddag bijvoorbeeld geen les hebben. Dat zijn toestanden waar we absoluut niet naartoe willen gaan. Maar daar hebben ze dat probleem dus volledig in kaart gebracht. Kunt u initiatieven nemen om het tekort in kaart te brengen?
Zijn er andere maatregelen die u op korte termijn voor ogen hebt?
Indien we de parlementsleden die uit het onderwijs komen, weer voor de klas zetten, is dat ook al een stap in de goede richting. Maar ik ben natuurlijk geen minister. (Gelach)
Minister Crevits heeft het woord.
Of de schooldirecteurs, mijnheer Vandenberghe? (Gelach. Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Mijnheer De Witte, welkom. Ik zal ook úw naam proberen te onthouden.
Ons onderwijs kent inderdaad – jullie hebben het juist geschetst – een groeiend tekort aan leraren. Maar ik wil daar toch één algemene kanttekening bij plaatsen. Op dit moment hebben we een arbeidsmarkt die enorm aantrekt. Die stijgende aanwervingsbehoefte geldt niet alleen in het onderwijs. We merken dat heel wat sectoren nood hebben aan hooggeschoolde arbeidskrachten. We stellen ook vast dat het diploma van leraar zeer aantrekkelijk is voor een aantal sectoren buiten het onderwijs. Sommige leerkrachten verlaten dan ook het onderwijs omdat ze een beter aanbod hebben gekregen buiten het onderwijs.
Ik verheel niet dat het stijgend aantal leerlingen in de komende jaren sowieso nog voor extra druk zal zorgen. Zoals collega Meuleman zegt, is de aanwervingsbehoefte groot: 6000 à 7000 extra leraren. Naar het einde van de volgende legislatuur zou dit stijgen naar 7600. Dat is dus echt wel een zeer grote uitdaging.
VDAB heeft ondertussen het beroep leraar secundair onderwijs opnieuw als knelpuntberoep gecatalogeerd, voor de vakken wiskunde, Frans en een aantal technische vakken. Dat VDAB dat zo definieert, heeft voordelen voor wie de opleiding wil volgen.
Er zijn reeds heel wat inspanningen gebeurd. Ik vat samen. Ten eerste, collega De Witte, is het van belang dat, wanneer je wilt dat een leraar zijn job blijft uitoefenen, die leraar fatsoenlijk wordt beloond. Er is met de Vlaamse Regering een cao gesloten waarin een lineaire loonsverhoging is bepaald van 0,3 procent die kan oplopen tot 1,1 procent. Sommigen zeiden dat dat niet nodig was, maar ik vind van wel. Als de loonsverhoging van 1,1 procent overal wordt toegepast, moet je dat ook in het onderwijs doen, want anders wordt het onderwijsberoep nog minder aantrekkelijk.
Ten tweede komt er een betere aanvangsbegeleiding voor starters. We merken dat de jongeren soms uit het onderwijs vertrekken omdat ze tijdens de eerste jaren dat ze de job uitoefenen, niet zo goed worden begeleid. Aanvangsbegeleiding wordt een recht, maar ook een plicht. Door intensieve coaching kunnen jongeren zo geleidelijk aan groeien in de job. Sinds dit schooljaar, 1 september 2019, krijgen de scholen hiervoor extra middelen. We investeren daarin 26,8 miljoen euro. Dat bedrag zal de komende jaren stijgen naar 38 miljoen euro.
Er bestaat een lerarenplatform. Dat is zeker in het basisonderwijs goed, omdat je zo werkzekerheid geeft aan leerkrachten tijdens hun eerste jaar. Je moet geen 100 procent lesgeven. Doordat je op een platform zit, kun je worden ingezet in scholen die relatief dicht bij elkaar liggen. Zo kun je een volledige opdracht krijgen. Je kunt ook worden begeleid tijdens een aantal uren. Sowieso krijg je gegarandeerd een volledig loon. Dat is belangrijk omdat sommige jongeren afhaken doordat ze geen volledige opdracht hebben en daardoor een kleiner loon. En als je dan nog eens naar drie à vier scholen moet rijden om te werken, kun je je afvragen wat de meerwaarde is van de inspanningen die je moet leveren. Daarom zijn er dus lerarenplatforms, die goed werken in het basisonderwijs.
In het secundair onderwijs zijn er proefprojecten. Er zijn vragen om dat uit te breiden naar het hele secundair onderwijs, maar daarover kan ik niets zeggen aangezien dat voorwerp is van de onderhandelingen. Het is wel bijzonder om vragen te beantwoorden vanuit de twilightzone. Het is de eerste keer dat ik dat moet doen. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Of de tussenzone. Is dat beter, mijnheer Daniëls?
Scholen mogen ook vervangingsopdrachten opsparen. Vroeger konden ze dat niet, nu wel. Als je bijvoorbeeld voor een aantal weken een vervanger zoekt voor wiskunde en je vindt niemand, mag je dat opsparen tot je iemand gevonden hebt. Je kunt dan later op het jaar op een meer intensieve wijze wiskunde geven. Als je niemand vond, was dat vroeger een besparing op de begroting van Vlaanderen. Nu kunnen scholen die middelen opnieuw inzetten.
Er komt ook een recht op een aanstelling van doorlopende duur na kwaliteitsvolle begeleiding. Leerkrachten kunnen vanaf 1 september 2019 sneller die tijdelijke aanstelling krijgen, namelijk na vierhonderd in plaats van na zeshonderd dagen. De proefperiode wordt dus korter. Dit kadert binnen de doelstelling om sneller zekerheid te geven.
Tot slot zijn er meer mogelijkheden tot vaste benoeming. De functies van personeelsleden die voor langere tijd in een verlofsysteem zitten – ik denk dat politiek verlof daar ook toe behoort – hebben wij voor een deel vacant verklaard. Dat betekent dat zesduizend tijdelijke leerkrachten nu meer perspectief krijgen op een stabiele loopbaan. We doen dat allemaal om hen in het onderwijs te houden.
Ik twijfelde of dat wel effect zou hebben. We hebben in april van dit jaar een campagne gelanceerd om het lerarenberoep op een positieve wijze in de kijker te zetten. Dat was nodig, want er waren heel wat doemberichten over ons onderwijs. Tot mijn grote vreugde hebben onze hogescholen gemeld dat de lerarenopleiding dit academiejaar een boost heeft gekregen. Er zijn overal extra inschrijvingen. De lerarenopleiding is ook grondig hervormd. Ik ga die hervorming niet helemaal uitleggen; u kunt dat allemaal lezen in de parlementaire documenten. Het gevolg is dat we vandaag stijgingen zien van 60 procent, 50 procent, 26 procent of 74 procent. Je ziet dat het met de inschrijvingen goed zit. Dat is na jarenlange dalingen wel eens goed nieuws, want het betekent dat jongeren wel zin hebben om leraar te worden. Het is verdorie zeer nodig dat die zin er is, want we hebben veel leerkrachten nodig.
Tot slot zullen we wellicht in de toekomst ook iets moeten doen om zijinstromers naar ons onderwijs te trekken. Er is een enorm potentieel aan mensen die een aantal jaren in bijvoorbeeld de privésector gewerkt hebben en die hun expertise willen doorgeven in het onderwijs. Ook deze maatregelen maken voorwerp uit van de onderhandelingen. Daar zal dus hopelijk snel meer informatie over komen.
Tot hier wat we nu gedaan hebben en wat dit schooljaar op stapel staat. Het tweede deel van het antwoord gaat over de toekomst en daarvoor moeten we nog eventjes wachten.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Onze fractie vindt die campagne zeer goed. We hebben ook de cijfers gezien van het toenemende aantal inschrijvingen in de opleidingen voor leerkracht. Dat is super. Maar als ik het goed begrijp is er in de eerste vijf jaar ook een enorme uitstroom van leerkrachten. Ik denk dat daar wel een probleem is. Ik heb niet echt begrepen uit uw antwoord hoe u dat analyseert en wat daar de oorzaak van is. Zolang dat zo blijft, zal ook het toegenomen aantal mensen die een opleiding volgen, de zaken niet oplossen.
U zegt dat er een lineaire loonsverhoging is geweest van 0,3 tot 1 procent. Dat is op zich zeer goed, maar er zijn toch ook een aantal maatregelen geweest die het lerarenberoep onaantrekkelijker maken. Ik denk dan aan het feit dat heel veel leerkrachten langer moeten werken voor minder pensioen. Het laatste deel is natuurlijk federaal, maar het zijn wel dezelfde partijen die dat beslissen. Ik denk aan de afschaffing van de terbeschikkingstelling (tbs), die al onder minister Smet is gebeurd. Ik denk aan de afschaffing van de gewone loopbaanonderbreking. Thematische verloven blijven, maar de gewone loopbaanonderbreking wordt afgeschaft. Dat zijn een aantal maatregelen waarvan ik van het middenveld en van de vakbonden hoor dat ze zwaar wegen op het leerkrachtenberoep.
Het lerarenplatform vinden wij een zeer goede maatregel en ik denk dat die veel effect heeft. De vraag is om dat eventueel netoverschrijdend te maken want we horen dat nog heel veel jonge mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Ook al heb je loonzekerheid, toch is dat ook belastend voor een jonge leerkracht. Tot slot juich ik het van harte toe dat er vaste benoemingen bij komen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik was mijn vraag begonnen met te zeggen dat er een kentering is en dat er studenten bij komen in de lerarenopleiding, wat een goede zaak is. Maar daar zullen we ten vroegste binnen drie jaar de vruchten van kunnen plukken. Er is op dit moment echt wel een groot probleem. Het is de frustratie van degenen die kinderen hebben dat kinderen soms weken in de studie zitten en vaak een heel trimester een vak niet hebben kunnen volgen, of het nu talen zijn of STEM-vakken, wanneer zij heel bewust voor een STEM-richting kiezen. Dat is echt wel problematisch.
U hebt opgesomd wat u in de vorige legislatuur allemaal hebt gedaan. Dat is inderdaad een moeilijke oefening geweest, maar een echt lerarenloopbaandebat om het beroep aantrekkelijker te maken, is er niet gekomen. Heel veel van de middelen zijn naar de loonsverhoging gegaan, waardoor er voor de andere maatregelen die u nu opsomt, zoals de aanvangsbegeleiding of het lerarenplatform, wel wat middelen te weinig zijn. Ik denk dat er nog veel meer zal moeten worden geïnvesteerd in onder andere die aanvangsbegeleiding om beginnende leerkrachten in het beroep te houden.
Er zal ook creatief naar nieuwe pistes moeten worden gezocht, zoals zijinstroom. Je ziet dat er ook veel technische beroepen zijn met vakken als elektriciteit, hout en mechanica. Waarom kunnen mensen niet deeltijds een beroep uitoefenen en deeltijds in het onderwijs staan? Dat zou een heel interessante bevruchting zijn en de kwaliteit zeker ten goede komen. Ik denk dat daar op korte termijn echt werk van moet worden gemaakt en dat we die urgentie zeker niet uit het oog mogen verliezen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Het debat sluit naadloos aan bij wat we ook tijdens de vorige legislatuur al meermaals hebben besproken. Ik maak me een beetje zorgen over de mismatch: er is een groot tekort aan leerkrachten, maar toch geraken in de loop van het schooljaar heel wat beginnende leerkrachten niet aan de slag. Daarbij zijn er twee belangrijke zaken. Een daarvan is dat leerkrachten zekerheid willen wanneer ze starten. Ik heb met heel wat mensen gepraat die net een huis hebben gekocht of die aan een gezin zijn begonnen en die in augustus nog niet wisten wanneer ze konden starten. In september is het niet gelukt, ze moeten nu wachten tot in oktober of november. Dat is ook alweer een zekerheid. Maar het is een zekerheid dat ze die zekerheid niet krijgen.
Over de zijinstromers heeft mevrouw Meuleman het al uitvoerig gehad. Daar moet zeker op worden ingezet. Via begeleidende trajecten moeten we mensen van de werkvloer opnieuw in het onderwijs krijgen. Daar is nog heel wat werk voor de boeg. Er is dus zeker geen reden voor een hoerastemming. Ik heb nog eens een aantal cijfers opgevraagd. In het basisonderwijs veroudert het lerarenkorps, een stijging met 17,8 procent. Wat de verjonging betreft, is er een daling van 12,93 procent. In het secundair onderwijs is dat zelfs meer dan 15 procent. Er zullen dus inderdaad creatieve zaken moeten worden gevonden, het wordt een enorme uitdaging voor de ‘nieuwe’ minister van Onderwijs om daar initiatieven voor te nemen.
Wij hebben met onze fractie een aantal jaar geleden al het loopbaandebat voorgesteld. We hebben daar een vliegtuigplanning naar voren gebracht, maar daar is weinig mee gedaan. We hebben ook een aantal andere initiatieven in ons plan voor het basisonderwijs voorgesteld maar er is nog heel wat werk aan de winkel. Dit is eigenlijk een kroniek van een aangekondigde problematiek die blijft en waar de toekomstige minister nog heel wat werk mee zal hebben. Dit moet onmiddellijk planmatig worden aangepakt om het beroep opnieuw aantrekkelijker te maken – want daar gaat het uiteindelijk om.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is inderdaad een thema dat over partijgrenzen heen onze aandacht vraagt. De minister heeft terecht zeer veel kleine, grote en grotere maatregelen met een minder grotere en zeer grote budgettaire impact opgesomd die de afgelopen regeerperiode zijn genomen en die ook nodig waren.
Het is natuurlijk een kwestie van leraren te hebben en de juiste leraren te hebben. U krijgt ook berichten in uw mailbox van leraren die zich afvragen hoe het komt dat er een lerarentekort is terwijl zij toch geen werk vinden. Dat is de mismatch die er bestaat tussen het profiel van de leraar en de beschikbare plaats. Het is goed dat VDAB die knelpuntberoepen goed in kaart brengt en dat daar goed over gecommuniceerd wordt.
Collega van de PVDA, u had het over langer werken en minder pensioen. U moet er wel bij zeggen dat als men langer werkt, men ook loon krijgt tijdens die gewerkte periode. Wie drie jaar langer werkt en binnen dezelfde levensverwachting drie jaar minder pensioen krijgt, krijgt wel drie jaar extra loon dat hoger ligt dan het pensioen. Op het eind van de rit heb je dus meer koopkracht – tenzij u mensen kent die een pensioen hebben dat hoger ligt dan hun loon. Het zou fijn zijn dat u dat ook vermeldt.
We hebben nood aan een plan dat leerkrachten aantrekt, behoudt en stimuleert. In het onderwijs gebruiken we afkortingen en hebben we het dan over het ABS-plan. Dat betekent ervoor zorgen dat de boel niet blokkeert.
Tot slot moeten we ervoor zorgen dat mensen blijven lesgeven. Mevrouw Krekels heeft al vaker verwezen naar de planlast. De mensen in het onderwijs moeten in de klas zijn, waar de leerlingen zitten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben hier tijdens de vorige legislatuur al heel wat over gehoord. Het is belangrijk te bevestigen dat de zoektocht naar hogescholen op de arbeidsmarkt zeer pertinent is, ‘the war on talent’. We moeten aandacht hebben voor zowel generatiestudenten, zijinstromers als mensen die kiezen voor een nieuwe uitdaging in het onderwijs. Daarnaast moet niet enkel het beleid maar ook het onderwijs zichzelf als een interessante sector naar voren schuiven. Als toekomstige commissieleden kunnen wij daar ons steentje toe bijdragen en het onderwijs in een positief daglicht stellen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Witte, ik volg de heer Daniëls een beetje, die al een deel van het antwoord heeft gegeven. De wijziging van de verlofstelsels is voor mij een van de positieve punten die de vorige legislatuur zijn gerealiseerd. We hebben dat samen met de sociale partners gedaan. In de chaos van allerhande verlofstelsels hebben we orde geschapen, en dat is met instemming gebeurd.
Er zijn heel wat mogelijkheden binnen het onderwijs, we zijn zelfs voortrekker om na een langdurige ziekte herin te treden in het onderwijs op een deeltijdse basis. Ik vind dat een bijzonder goede hervorming maar in tijden waar iedereen een beetje langer moet werken, lijkt het me logisch dat Onderwijs dat ook voor een stukje doet.
Ik ben blij dat u zich positief hebt geuit over een aantal maatregelen want niet alles is slecht, ook niet in Onderwijs.
Mevrouw Meuleman, u had het over deeltijds lesgeven en deeltijds werken. Dat stond in ons verkiezingsprogramma, en ik vind dat samen met heel veel mensen een zeer goed idee. Wat ik niet wil, is dat het beroep van leraar wordt uitgehold. Niet iedereen kan dus leraar zijn, men moet wel degelijk opgeleid zijn om op een goede en pedagogisch verantwoorde wijze om te gaan met jongeren. Het ene hoeft het andere echter niet uit te sluiten. Ik denk dan ook dat er zeer interessante mogelijkheden zijn om mensen aan te trekken in ons onderwijs. Ik hoop dat we daar in de toekomst, over grenzen van meerderheids- en oppositiegrenzen heen, aan kunnen werken.
Collega Vandenberghe, als je kijkt naar het tekort aan leerkrachten, en naar het aantal leerkrachten zonder werk, dan is er inderdaad een mismatch. Maar een kleuterleider of -leidster uit Ieper kan moeilijk elke dag in Brussel lesgeven. Er is dus sowieso territoriaal een mismatch. Er zijn ook plaatsen waar het aantal leerlingen boomt, en er zijn plaatsen waar er overschot is. Dat matcht niet volledig.
In het secundair onderwijs zien we bijvoorbeeld ook een enorm tekort aan leraren wiskunde. En iemand die Nederlands of Frans heeft gestudeerd, kan niet zomaar wiskunde geven. Ook daar geldt dezelfde opmerking: we moeten proberen de kwaliteitseisen hoog te houden. Daar is dus ook nog wat werk voor de boeg.
Ik dank in elk geval collega Daniëls en collega Vandromme voor hun aanvullingen. Ik denk dat we voor een heel grote gezamenlijke opdracht staan, waarbij we ook moeten werken aan een aantal nieuwe maatregelen. Maar we moeten ook zorgen dat nieuwe leerkrachten gemotiveerd in dit beroep kunnen blijven, en niet na enkele jaren uitstromen. Want ook dat is een pijnpunt.
De heer De Witte heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden. Voor mij zijn die zaken nog niet concreet, maar dat is ook logisch. We hopen in elk geval dat er volgende week een nieuwe regering is.
Ik wilde nog even ingaan op de onaantrekkelijkheid van het beroep van leraar. Collega Daniëls, wat u zegt, is helaas niet juist. De hervorming van de pensioenen houdt onder meer in dat men de diplomabonificaties voor de leerkrachten heeft afgeschaft. Bovendien zal men het aantal jaren tewerkstelling – dat is niet contractueel – niet meer berekenen als ambtenaar. Daarnaast zal de berekening van het pensioen nu op basis van de laatste tien jaar gebeuren, in plaats van de laatste vijf jaar.
Als je al die maatregelen neemt, dan zullen leerkrachten een pak minder pensioen krijgen, zelfs als ze drie jaar langer werken. Ik heb daar heel concrete cijfers over. Wat u daarnet zei, klopt dus niet. Ten tweede zijn er veel leerkrachten die de facto niet langer zullen werken, omdat ze uitgeblust of opgebrand zijn. Ik denk dat er heel veel protest is rond die kwestie, dat er mee voor zorgt dat het beroep minder aantrekkelijk wordt.
Het gaat uiteraard altijd over middelen. In tegenstelling tot het pensioendossier is het onderwijsdossier nieuw voor mij. Ik heb eens gekeken naar de investeringen in relatie tot ons bruto regionaal product in het onderwijs. We zien dat het aantal investeringen de laatste tien jaar is afgenomen, van 4,5 naar 4,3 procent. Als het aantal investeringen in het onderwijs op hetzelfde niveau was gebleven, dan hadden we 670 miljoen euro meer. Het gaat dus ook om middelen en keuzes rond dat punt.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik denk dat het lerarentekort en het werkbaar maken van het beroep absoluut een prioriteit zal moeten zijn. Ik hoop dan ook dat de nieuwe regering zich niet zal verliezen in allerlei symbooldiscussies of ideologische discussies, en dat men deze prioriteiten – die zeer pragmatisch van aard zijn – bij de horens vat.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.