Verslag vergadering Commissie ad hoc
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, minister, bij de start van het schooljaar werd traditiegetrouw opnieuw pijnlijk duidelijk dat het Brusselse Nederlandstalige onderwijs met een enorm plaatstekort kampt. Dat is zeer erg omdat dat betekent dat heel veel jongeren die in het Nederlands naar school willen gaan, dat niet kunnen, ondanks de vele inspanningen die de afgelopen jaren al geleverd zijn.
Ik wil dat hier niet alleen benaderen vanuit de klacht, maar ook vanuit de kracht van Brussel. Want dat betekent natuurlijk ook dat jongeren zich blijven aanmelden om in het Nederlands naar school te gaan. Ik denk dat dat heel veel zegt over de aantrekking van de Vlaamse Gemeenschap en het belang van het Nederlands in Brussel. Ik denk dat we daar als Vlaamse overheid alleen maar positief tegenover kunnen staan en daar positief op moeten antwoorden.
Volgens cijfers van het lokaal overlegplatform (LOP) Brussel is er dit schooljaar voor 877 Brusselse kinderen geen plek in de onthaalklas. In de eerste kleuterklas kregen 987 kinderen dit schooljaar geen plaats. In maart sprak het LOP nog van 2968 kinderen die een positief antwoord hadden gekregen, en maar liefst 3446 voor wie er toen geen plaats was. Volgens de prognoses van het LOP loopt de situatie in het basisonderwijs op dit moment gelijk met die van vorig jaar. De capaciteit groeide dus, maar het aantal aanmeldingen stijgt in vergelijkbare mate. We kunnen dus zeggen dat we ter plaatse trappelen.
Minister, u kondigde begin september de goedkeuring aan van 34 nieuwe capaciteitsprojecten, goed voor een investering van bijna 27 miljoen euro, voor 3000 extra plaatsen in het basis- en het secundair onderwijs. Concreet gaat het om 2408 extra plaatsen in het secundair onderwijs en 617 plaatsen in het basisonderwijs. 4,5 miljoen euro daarvan gaat naar een project in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er wordt ook 4 miljoen euro voor de Vlaamse Rand geïnvesteerd. Dat is in dit verband zeker belangrijk.
Minister, welke stappen worden momenteel ondernomen om ervoor te zorgen dat dit schooljaar alsnog zoveel mogelijk kinderen en jongeren een plek op een Nederlandstalige school in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kunnen vinden?
Hebt u al meer definitieve cijfers over het aantal kinderen en jongeren dat dit schooljaar niet terecht zal kunnen in een Nederlandstalige school in Brussel?
Valt die bijkomende investering van 27 miljoen euro binnen de al tweemaal aangekondigde schijf van 150 miljoen euro? Ik heb begrepen dat op het eind van de legislatuur een extra budget werd toegekend van 50 miljoen euro.
Wanneer zullen de 570 plaatsen die u aankondigt in Brussel gerealiseerd worden? Het is belangrijk om te zien dat sinds 2010 372 miljoen euro werd geïnvesteerd of aangekondigd, maar dat dat nog altijd maar heeft geresulteerd in 20.000 van de 40.000 plaatsen die waren aangekondigd. Dat betekent dat het zeer traag gaat.
Ten slotte richt ik een oproep niet alleen tot u, minister, want u kunt er op het eind van deze regering misschien niet op antwoorden, maar ook tot de collega’s hier – er zijn ook veel Brusselse collega’s aanwezig. Het aantal beschikbare plaatsen stijgt, maar het aantal inschrijvingen eveneens. Moeten we niet forser investeren in de Brusselse onderwijscapaciteit, aangezien we momenteel ter plaatse lijken te trappelen? Dat is alleszins het standpunt van de Groenfractie.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Bex, als ik naar u kijk, voel ik mij oud. Tussen 2004 en 2009 was uw papa samen met mij parlementslid. Ik ben toen minister geworden en hij bleef parlementslid. Als de zonen van collega’s in het parlement komen, voel je je toch niet meer de allerjongste.
Bedankt voor uw vraag over het heel belangrijke thema van het plaatstekort en de grote uitdagingen in het Brusselse onderwijs. We hebben er tijdens de voorbije legislatuur heel vaak over gedebatteerd.
U stelt dat we honderden miljoenen euro voor extra capaciteit hebben geïnvesteerd – niet alleen in het basisonderwijs in Brussel maar ook in het secundair onderwijs. Mijnheer Bex, u weet allicht dat wij wel in middelen kunnen voorzien, maar de Vlaamse overheid is niet de bouwheer. Het gemeenschapsonderwijs is eigenstandig om bouwprojecten te realiseren. Als wij in middelen voorzien, doen we dat bij voorkeur voor projecten waarvan we weten of denken dat ze snel kunnen worden gerealiseerd. Maar de realisatie op het terrein gebeurt door de onderwijsverstrekkers. Dat zijn de scholen.
U vraagt naar de concrete stappen die worden ondernomen om zoveel mogelijk kinderen een plaats te geven op scholen. Ik kan verwijzen naar de enorme inspanningen die worden geleverd door de LOP’s, die alle actoren in het onderwijs samenbrengen om er zo goed mogelijk voor te zorgen dat er voor alle kinderen een plaats is.
Hoe werkt dat? Ouders moeten hun kindje aanmelden om een plaats te krijgen in een school. Als zij het bericht krijgen dat er een ongunstige ordening is, dat er dus niet in een plaats kan worden voorzien, worden chronologisch een aantal zaken gedaan. De ouders kunnen de mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving ophalen op school. Dan kunnen zij de vrije plaatsen raadplegen voor de start van de vrije inschrijvingsperiode. Tijdens die periode kunnen zij hun kindje inschrijven waar er nog plaats is. Als ouders zo’n ongunstig toewijzingsresultaat ontvangen, kunnen ze uiteraard voor meer informatie telefonisch of fysiek contact opnemen met de helpdesk in Brussel of met de LOP-deskundigen.
Er wordt in het basisonderwijs anders begeleid dan in het secundair onderwijs. In het basisonderwijs heeft het LOP Brussel op 21 maart 2019 een infomoment georganiseerd voor ouders van leerlingen die ongunstig geordend waren. Die ouders hadden dus het bericht gekregen dat er geen plaats was in de school van voorkeur voor hun kind. De vrije inschrijvingen zijn begonnen op 23 mei. Ze verlopen chronologisch: wie eerst inschrijft in een school met plaats, krijgt effectief die plaats.
In oktober zal het LOP Brussel de plaatsen die er nog zijn in het kleuteronderwijs en in het eerste leerjaar definitief in kaart brengen en het zal ook de laatste punctuele wijzigingen proberen door te voeren. Het is in dit kader heel belangrijk dat er ook een gegevensuitwisseling is met de Franse Gemeenschap. U weet dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bijzonder aantrekkelijk is, ook voor ouders van kinderen waar thuis geen Nederlands wordt gesproken. Omdat er in Brussel zowel een Nederlandstalig als een Franstalig onderwijssysteem is, is het belangrijk om te bekijken hoeveel kinderen die geen plaats hebben gekregen in het Nederlandstalig onderwijs, wel een plaats hebben gekregen in het Franstalig onderwijs.
Je moet daar zicht op hebben, want het is ook mogelijk dat men zich op twee plaatsen gaat aanmelden. Die gegevensuitwisseling bestond een paar jaar geleden nog niet. We hebben dat in kaart gebracht. Nu loopt dat vrij goed, wat betekent dat ouders van die kinderen die nergens ingeschreven zijn, na raadpleging van de Franstalige databank gebeld worden door de helpdesk van het LOP Brussel, om te kijken of er een oplossing kan worden gevonden, en zo ja, wat die oplossing dan wel kan zijn.
Dan kom ik bij het secundair onderwijs. Het LOP Brussel heeft opnieuw de ouders geïnformeerd die een ongunstig bericht kregen, via de media. Ouders kunnen ofwel inschrijven in een van de zes Brusselse scholen die niet meedoen met het aanmeldingssysteem, ofwel inschrijven tijdens de vrije inschrijvingsperiode in een school die nog vrije plaatsen heeft. De vrije inschrijvingen in het secundair onderwijs zijn gestart op 10 mei. Tijdens die periode verliepen de inschrijvingen chronologisch.
Op de website www.inschrijveninbrussel.be publiceert het LOP Brussel de vrije plaatsen voor ouders en andere belanghebbenden. Het LOP Brussel secundair onderwijs heeft trouwens opgemerkt dat er op dit ogenblik nog secundaire scholen zijn met vrije plaatsen, zowel voor het 1A-leerjaar als voor het 1B-leerjaar. Op 30 augustus waren er in 13 van de 36 scholen of vestigingsplaatsen nog vrije plaatsen in 1A. Op 4 september waren er nog plaatsen in 16 scholen of vestigingsplaatsen, en op 20 september waren er nog altijd in 17 op 36 scholen of vestigingsplaatsen vrije plaatsen. Het is dus niet zo dat de capaciteit in het secundair onderwijs op dit ogenblik al volledig bezet is. Maar ik maak me geen illusies: de komende jaren zullen er, door de boom aan leerlingen in het basisonderwijs, sowieso ook in het secundair onderwijs heel veel extra jongeren een plaats zoeken. Maar er zijn vandaag dus nog 22 scholen of vestigingsplaatsen in het secundair onderwijs in Brussel die vrije plaatsen hebben.
Wat dan met de jongeren die dit schooljaar niet terecht zullen kunnen in een Nederlandstalige school? Het is nog een beetje te vroeg om daarover een stand van zaken te geven, zo hebben de beide LOP’s ons vandaag nog bevestigd. Op dit ogenblik zijn er nog heel wat verschuivingen bezig. Ik gaf daarnet al een voorbeeld, maar er zijn ook kinderen die na de aanmeldingsprocedure ongunstig geordend waren en die dan gecontacteerd zijn om te zeggen dat er toch nog een vrije plaats was in de school van hun keuze. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je gunstig geordend bent, maar dat je kind dan toch naar een andere school gaat. En dan is er weer een plaats voor iemand die op de reservelijst stond. Dat wordt allemaal geüpdatet. Zoals elk jaar zullen we begin oktober een leerlingentelling houden. Daarna krijgen we de definitieve cijfers. Dan weten we dus pas echt hoeveel kinderen al of niet een plaats gekregen hebben.
Het klopt dat de Vlaamse Regering twee keer 150 miljoen euro extra capaciteitsmiddelen voor een driejarige periode uittrekt. In oktober 2018 hebben we ook al beslist om voor de periode 2019-2021 150 miljoen euro toe te kennen voor extra plaatsen in de klas. U zegt dat ik daar tweemaal over communiceer, maar het ging natuurlijk over twee rondes van 150 miljoen euro. Je reserveert als regering 150 miljoen euro, maar dan kan het parlement, dat de begroting uiteraard goedkeurt... Als Jan Peumans hier nog was geweest, zou hij mij al gecorrigeerd hebben. (Opmerkingen)
De nieuwe voorzitter weet bij dezen wat hij bij de volgende vragen zal zeggen.
We willen die naam hier niet meer horen, minister. Weg is weg. Uit het oog, uit het hart. Zo zijn we. (Gelach)
Ik vond het eigenlijk een heel goede en sympathieke voorzitter. Maar over u heb ik tot nu toe ook geen klachten.
Dat zal nog veranderen, minister, als u het niet korter houdt. (Gelach. Opmerkingen)
Het zijn ook de eerste vragen van een nieuw parlement. Er zijn heel wat nieuwe mensen en het zijn ook belangrijke thema's. Ik geniet van de interactie met het parlement. (Opmerkingen)
Maar goed, je reserveert dus eerst de enveloppe van 150 miljoen euro. Vervolgens wordt er samen met scholen gekeken welke projecten er gerealiseerd kunnen worden. En dan komt er een definitieve toewijzing van de middelen. Dat is dan natuurlijk een nieuwe communicatie die je moet doen, want het enige wat ons echt interesseert, is: waar gaat die extra capaciteit gerealiseerd worden?
Op 5 april 2019 heeft de Vlaamse Regering de ingediende lokale capaciteitsprojecten definitief goedgekeurd. Dat waren er 135, goed voor 18.500 extra plaatsen, waarvan 16.200 in het secundair onderwijs en 2300 plaatsen in het basisonderwijs. Op 5 april hebben we dan beslist om nog eens 50 miljoen euro extra toe te kennen voor extra plaatsen in specifieke capaciteitsgemeenten, vooral in het secundair onderwijs. Daarbij was er 4,5 miljoen euro uitgetrokken voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Begin september 2019 is er dan een communicatie gebeurd over die 27 miljoen euro, omdat toen de voorgestelde capaciteitsprojecten definitief zijn goedgekeurd.
Vers van de pers, heet van de naald kan ik u nog meegeven dat deze ochtend de raad van bestuur van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) een lijst van 30 capaciteitsprojecten in het gesubsidieerd onderwijs heeft goedgekeurd voor een bedrag van 18 miljoen euro. Het gaat daarbij om 1400 extra plaatsen in de klas. De details daarvan zullen straks beschikbaar zijn.
U weet dat we in de periode 2010-2019 zo’n 80 miljoen euro extra geïnvesteerd hebben in schoolcapaciteit in Brussel. Die middelen moeten zo snel mogelijk leiden tot effectieve plaatsen in de scholen. Dat is een enorme uitdaging, omdat het niet de overheid is die bouwt.
Dat is ook de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen, van de gemeenten – voor de bouwvergunningen, want als je geen vergunning hebt, kun je niet bouwen, een school moet ook de regels volgen – en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). De VGC heeft me meegedeeld dat de voorbereidingen voor het bouwproject op de Campus Pacheco volop aan de gang zijn. Het gaat om een DBF-project (Design Build Finance), wat betekent dat er met middelen uit de privésector wordt gebouwd. De bouwvergunning zou binnenkort worden verstrekt en men wil dat de werken voltooid zijn in juni 2021, zodat vanaf september 2021 alle jongeren op de nieuwe campus terecht zouden kunnen. Dit is eigenlijk een primeur voor Brussel: het gaat om een volledig nieuwe campus met 220 plaatsen in het basisonderwijs en 350 plaatsen in het secundair onderwijs. Maar goed, nu is het een prognose. De voorbereidingen zijn bezig, maar uiteraard moeten we nog zien of dit ook op het terrein kan worden gehaald. Ik hoop het alvast.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, dank u wel. U hebt terecht aangehaald dat die problemen die zich nu nog niet zo sterk manifesteren in het secundair onderwijs, volgens de capaciteitsmonitor wel over enkele jaren zullen opduiken. Het is dus zeker belangrijk dat we niet alleen voor het basisonderwijs, maar ook voor het secundair onderwijs blijven investeren in capaciteit in Brussel. Ik kan u daarin voor een stuk ook geruststellen. U zegt dat het belangrijk is dat scholen en lokale overheden meewerken aan dat proces. De VGC is natuurlijk een zeer betrouwbare partner in dezen. Wij hopen dan ook dat de volgende Vlaamse Regering op een goede manier zal blijven samenwerken met de VGC en de VGC in alle vrijheid ook haar werk zal laten doen om tot goede resultaten te komen.
Ik hoop met u dat we er tegen 2021 in zullen slagen om die school daadwerkelijk te bouwen, maar u zult me toestaan dat ik een beetje sceptisch ben over de timing, op basis van het palmares van 20.000 op 40.000 gerealiseerde plaatsen dat u kunt voorleggen. Laten we er echter absoluut alles aan doen om dat te kunnen realiseren. Wat die 18 miljoen euro betreft die u vandaag aankondigt specifiek voor die plaatsen, kunt u ter zake ook een project in Brussel aankondigen?
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor al uw cijfers. Het is inderdaad nuttig om eens op te sommen welke investeringen er de voorbije legislatuur zijn gebeurd, in Brussel, maar ook in de andere grote steden, want u weet dat de grote steden in Vlaanderen zijn geconfronteerd met een enorme bevolkingstoename. Dat is niet alleen zo in Brussel, maar ook in Antwerpen. Dat zet druk op de steden, maar ook op de rand rond die steden, en als we er niet in slagen om voor elk kind in de scholen een plek te vinden, dan gaat dat alleen maar verder. Dan moeten mensen verder gaan zoeken, naar een school verder van hun huis. Dat is meer mobiliteit, meer gedoe om gewoon je kind naar school te laten gaan. Scholing, onderwijs is de basis van de ontplooiing van het individu. Het is dus van belang dat wij als overheid erin slagen om voor elk kind in een plek te voorzien op een redelijke afstand van zijn woonplaats.
Ik heb ook eens gekeken naar de cijfers van de investeringen in de voorbije legislatuur. U hebt in de voorbije legislatuur in 100 miljoen euro voorzien voor Brussel. Dat is zeer mooi. Dat is niet minder dan twee keer zoveel als uw voorganger, Pascal Smet, en achttien keer zoveel als diens voorganger Vandenbroucke. Met andere woorden, die eerste signalen van die bevolkingstoename tussen 1999 en 2009 zijn eigenlijk onvoldoende gecapteerd door de socialisten, waardoor u een enorme inhaaloperatie hebt moeten doen. Ik hoop dat dit wordt voortgezet en nog wordt versterkt, want wij kunnen niet aanvaarden dat ouders vandaag met hun kinderen voor een gesloten deur staan. Ik noem u één gemeente in Brussel waar er een groot probleem is: Elsene. Zet dat op de agenda, zodat we voor elk kind een plek hebben.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Bex, net als u was ik in de vorige legislatuur ook geen parlementslid, maar ik was hier in een andere hoedanigheid wel heel vaak aanwezig, en ik werd erover aangesproken door de mensen die toen ook aanwezig waren. Ik heb een aantal zaken geleerd. Eén, dat de zorg voor voldoende capaciteit en scholenbouw er in het algemeen een is die kamerbreed wordt gedragen en, naar ik durf te denken, ook oprecht wordt gedeeld door alle parlementsleden. Twee, dat iedereen zich ook blijft inzetten om de middelen voor scholenbouw zo veel mogelijk optimaal te verdelen en in te zetten. Drie, dat het een evidentie is dat er nog nooit zoveel inspanningen zijn geleverd als in de vorige legislatuur op het vlak van scholenbouw, inzake de hoeveelheid middelen, maar ook met betrekking tot de manier waarop ze werden toebedeeld. Dan denk ik aan capaciteit, aan renovatie, nieuwbouw, huursubsidies enzovoort.
Misschien is het echter goed om toch nog eventjes te wijzen op het wetenschappelijke instrument, de capaciteitsmonitor. Ik denk dat ik mag zeggen dat dat onbetwistbaar een historische stap is geweest, die ons heeft geleerd dat het goed is om een goed globaal overzicht te hebben, maar ook een goede focus op de scholenbouw in bepaalde gemeenten en steden. Ik denk dat ik in naam van mijn partij mag stellen dat we ook zorg en aandacht voor de specifieke Brusselse context kunnen garanderen, maar vooral ook voor de vele minder grote steden in ons Vlaamse land.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord en voor de cijfers. Ik vind het een beetje jammer dat we meteen al in de eerste vergadering vervallen in een potje zwartepieten. Voor zover ik weet, heeft ook Open Vld diverse keren deel uitgemaakt van de Vlaamse meerderheid in de voorbije decennia, dus in die zin voel ik me niet echt aangesproken, wil ik het vandaag positief houden. We moeten inderdaad zeggen dat er een inspanning is geleverd om de capaciteit in het Brusselse onderwijs de voorbije jaren te vergroten. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Het Nederlandstalig onderwijs is een gigantisch succes in Brussel. Ik denk dat dat goed is, ook voor de positie van het Nederlands in onze hoofdstad. In die zin betekent dat natuurlijk wel vaak dat er meer vraag is dan er plaatsen beschikbaar zijn, dus ik sluit me volledig aan bij de oproep, ook aan de volgende regering, om de komende jaren te blijven investeren in het Brusselse onderwijs, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs.
We mogen niet vergeten dat de Brusselnorm uiteindelijk op 30 procent van de Brusselse bevolking is vastgelegd. Die bevolking blijft aan een snel tempo groeien en we zitten vandaag aan ongeveer 20 procent.
Minister, uw opmerking over de vrije plaatsen klopt. Ik vind dat een belangrijk element van het debat. Er zijn namelijk vrije plaatsen over in Nederlandstalige scholen in Brussel, en dit brengt ons bij een debat dat we deze legislatuur ongetwijfeld nog een aantal keren zullen voeren, met name het debat over het Inschrijvingsdecreet. Als ik spreek met Nederlandstalige ouders die geen plaats hebben gevonden in de school van hun keuze, blijkt het vaak te gaan om de scholen waar net iedereen naartoe wil, terwijl er in andere Nederlandstalige scholen wel nog plaatsen vrij zijn. Ik vrees dat het optrekken van het voorrangspercentage voor Nederlandstalige ouders tot 65 procent het probleem enkel groter zal maken.
Ik bedank u voor uw verwijzing naar de uitwisseling van gegevens tussen de Nederlandstalige en de Franstalige gemeenschap. Samenwerking moet de komende jaren het ordewoord zijn. Ik roep u dan ook op om nog een stap verder te gaan. Ik denk dat Brussel echt nood heeft aan een masterplan voor het onderwijs, ook als het om capaciteitsuitbreiding gaat. Nu werken beide gemeenschappen nog een beetje te veel op hun eigen eiland, terwijl ze om eensgezind tot oplossingen te komen, samen moeten kijken welke noden er in welke wijken zijn.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik treed u graag bij wanneer u stelt dat Vlaanderen enorme inspanningen levert om meer capaciteit te creëren. Bovendien houdt Vlaanderen door middel van een accurate capaciteitsmonitoring de vinger aan de pols. Dit zorgt ervoor dat we telkens op een objectieve wijze een inhaalbeweging hebben gemaakt. Toch kampen we nu nog steeds met een capaciteitstekort in populaire scholen in ons onderwijs. Dat we in de toekomst voor een uitdaging staan, valt niet te ontkennen.
Het lijkt me echter kort door de bocht te stellen dat dit louter een middelenkwestie is. Zo hebt u tijdens een eerdere vergadering van de commissie al gesteld dat Brussel een moeilijke zone is om geschikte projecten te vinden. Daarnaast is er de onvermijdelijke overbruggingsperiode tussen de toekenning van de middelen en de realisatie van de plaatsen.
Ik wil hier nog een punt aan toevoegen dat nog al te vaak onderbelicht blijft. Het onderwijs in Brussel is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap. Het is heel simpel. De N-VA verwacht dat de Franse Gemeenschap ook inspanningen levert en meer in haar leerlingen investeert, zodat er voor elk Brussels ketje een plaats is. Ik dring er dan ook op aan dat u of uw opvolger met uw Franstalige collega overlegt en dat de Franse Gemeenschap minstens evenveel inspanningen levert.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik wil er gewoon op wijzen dat de door u aangehaalde voorrangsregeling om de bewezen Nederlandstalige kinderen in het Nederlandstalig onderwijs voorrang te geven, haar grond vindt in een heel interessant document, namelijk de talennota van Pascal Smet, iemand die u in Brussel heel goed kent. Die nota was net bedoeld om ervoor te zorgen dat het Nederlandstalig onderwijs voldoende Nederlandstalig blijft.
Mevrouw Tavernier, we moeten het, zoals u hebt gezegd, gezamenlijk aanpakken, maar ik wilde in dit verband nog even de puntjes op de i zetten.
Minister Crevits heeft het woord.
Er zijn mensen die ik nog niet ken. Ik zal de namen zo snel mogelijk proberen van buiten te leren. Ik heb ook het gevoel dat West-Vlaamse roots aan de basis van een aantal Brusselse betogen liggen. Dat doet me veel plezier. Waar men gaat langs Brusselse wegen, komt men West-Vlamingen tegen. Dat is integratie. Vooral het houden van het oorspronkelijk accent is de kunst van het leven.
Mijnheer Bex, we blijven uiteraard in capaciteit investeren. Ik ga akkoord met uw opmerkingen. Ik ben een beetje ongelukkig met uw commentaar op de timing. Zoals ik al heb gezegd, voorzien we in de middelen. Wat dat betreft, hebben we de voorbije jaren een grote sprong voorwaarts gemaakt. Dat is spectaculair.
Het is niet allemaal de schuld van de socialisten. Daar doe ik zeker niet aan mee. Het is wel zo dat de uittredende Vlaamse Regering substantieel in bijkomende capaciteit in Brussel heeft geïnvesteerd. Indien u hier kritiek op hebt omdat het niet snel genoeg gaat, heeft dat deels te maken met het vergunningenbeleid, want hiervoor moeten vergunningen worden gekregen, met de grondprijzen, want het is niet evident om scholen uit te breiden of patrimonium te vinden, en met het vinden van scholen die bereid zijn effectief te bouwen. Ik hoop dat het project langs de Pachecolaan in orde komt, maar dat hangt van veel zaken af. De wil is er en we voorzien in de budgetten. Er is ook 18 miljoen euro voor een project in Anderlecht, de uitbreiding van de Sint-Goedeleschool in Scheut. Dat is een van de projecten op het lijstje.
Mevrouw Ampe, bij het begin van een legislatuur is het nuttig het cijfermateriaal mee te geven. Ik weet dat u Brussel goed kent. U hebt opgemerkt dat we ook rekening moeten houden met de situatie in Elsene. Ik deel die bezorgdheid, maar in verband met capaciteitsprojecten kijken we ook altijd naar het aanbod. Brussel heeft een soort capaciteitsmonitor, maar dat heet daar anders. We gaan, samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) na wat de noden zijn, maar we hebben scholen nodig die willen investeren. Zonder die scholen kunnen we niets realiseren. De komende jaren zal het erop aankomen na te gaan welke projecten we met de voorziene middelen kunnen realiseren en welke scholen effectief bereid zijn om projecten uit te voeren.
Mevrouw Vandromme, u hebt terecht op het belang van de capaciteitsmonitor gewezen. Ik feliciteer u met uw eerste betoog. U mag nu echt praten, wat u vroeger niet mocht.
De andere wereld is hier binnengetreden.
Die monitor moeten we proberen jaar per jaar goed te blijven onderhouden. Je kunt prognoses houden over hoeveel kinderen er geboren zullen worden, maar als je dat niet actualiseert, loop je achterop. Kijk bijvoorbeeld naar Vilvoorde. Onze voormalige collega De Ro wees vaak op het feit dat een prognose alleen maar een prognose is, maar dat de realiteit helemaal anders kan zijn, afhankelijk van hoeveel extra mensen er komen wonen in de gemeente.
Collega Goeman, zoals ik al zei, is het niet helemaal de schuld van de socialisten. We proberen goed samen te werken met Brussel. Met collega Vanhengel heb ik ook goed samengewerkt. Collega Sven Gatz, een liberaal natuurlijk, is zelfs lyrisch over de inspanningen die zijn gebeurd in het onderwijs. Daar ben ik heel blij mee.
Ik ben het echter niet eens met het negatieve van het optrekken van de voorrangsregels. Als je Nederlandstalig en Franstalig onderwijs hebt, en je weet dat de aantrekkingskracht van het Nederlandstalig onderwijs, ook voor ouders die thuis geen Nederlands spreken, bijzonder groot is, dan vind ik het oprecht gerechtvaardigd dat je als beleidsmaker prioriteit geeft aan ouders die Nederlands spreken thuis, of die een inspanning doen – minstens een van de twee – om Nederlands te leren. Je kunt het daarmee oneens zijn, maar ik vind dat de logica zelf als je weet dat er plaats te kort is, en als je weet dat je nooit iedereen een plaats kunt geven omdat er ook Franstaligen zijn die een aanbod moeten doen. Daarover verschillen we zeker van mening.
U zei dat we dit allemaal goed moeten opvolgen. Brussel heeft een schoolfacilitator, zoals dat heet. Dat weet u, want u knikt bevestigend. Ik ben ervan overtuigd dat ofwel ikzelf ofwel mijn opvolger alles in het werk zal stellen om de werkzaamheden zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, want ook Brussel investeerde zelf in een aanbod Nederlandstalig onderwijs.
Collega Tavernier, u hebt ongetwijfeld West-Vlaamse roots, ofwel hebt u echt geoefend op een West-Vlaams accent. U zei terecht dat er een tijdspanne is tussen de toekenning van de middelen en de realisaties op het terrein. Het is absoluut juist dat de Franse Gemeenschap ook inspanningen moet leveren. Maar als ik de situatie bekijk van vijf jaar geleden tot nu, dan vind ik dat de contacten met de Franse Gemeenschap echt veel zijn verbeterd en dat er ook daar inspanningen worden geleverd. De kwaliteit van het onderwijs baart ons allen zorgen. Als politieke overheid kun je van mening verschillen over de manier waarop een onderwijssysteem er moet uitzien, maar de wederzijdse contacten zijn goed en er wordt aan Franstalige kant ook geïnvesteerd.
Tot slot, collega's, de capaciteitsproblemen in het secundair onderwijs baren mij zorgen in Vlaanderen, maar ook in Brussel, en daarbij aansluitend de grote nood aan technisch en beroepsonderwijs in Brussel. In tegenstelling tot het basisonderwijs, waar je kunt zeggen: we bouwen een nieuwe school. Iedereen loopt school in het basis-, kleuter- en lager onderwijs, maar in het secundair onderwijs kies je ook, zeker ook als je 15, 16 jaar wordt, een eigen studierichting. En er is een vrij groot tekort aan technisch en beroepsonderwijs, waardoor veel te veel jongeren in het aso terechtkomen, en dat is ook een slechte zaak.
We moeten dus in de capaciteit die we realiseren, zorgen dat er zeker meer wordt ingezet in het technisch en beroepsonderwijs. Dat is dan weer iets dat ik als overheid niet kan beslissen, het is iets dat de scholen moeten realiseren. Maar daar is ook wel wat licht in zicht.
Minister, ik noteer dat u de namen van buiten gaat leren. U hoopt dus in de Vlaamse Regering te kunnen blijven, leid ik daaruit af.
Dat is toch normaal. Ook als parlementslid vind ik het een plicht om je collega's te kennen. Ik loop niet weg uit het Vlaams Parlement. Absoluut niet.
Dat is interessant voor de pers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.