Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Het is een opvolgvraag op een eerdere vraag die ik op 12 maart heb gesteld. Het ging over het opt-insysteem voor ongewenste reclame. In plaats van dat er op de brievenbus een sticker plakt die neen zegt tegen reclamedrukwerk of regionale pers, zouden de mensen een sticker moeten kleven om te zeggen dat ze graag wél reclame of regionale pers ontvangen. Anders krijgen ze die niet.
Ik ben heel enthousiast over dat idee. Dat is een heel gemakkelijk idee, het is een topidee. Het is heel laaghangend fruit om overbodig papierafval te voorkomen. Ik vroeg naar uw standpunt daarover, en ik vroeg of u daarover had overlegd met de gemeenten en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ik ga uw standpunt letterlijk citeren, want anders maak ik misschien fouten. Uw antwoord klonk letterlijk als volgt:
“Uit dat overleg bleek dat de Vlaamse steden en gemeenten kiezen voor een uniform systeem over het hele grondgebied. Dat betekent dat ze voorstander blijven van de ja-neesticker en de nee-neesticker over heel Vlaanderen, omdat dit een aanvaard en gekend systeem is om aan te geven hoe men voorzichtig kan omspringen met reclamedrukwerk op het niveau van het individuele adres. (…) De graagreclamesticker wordt door de VVSG niet verkozen.”
Ik vond dat toen al een raar antwoord, want de VVSG staat normaal gezien nogal op de gemeentelijke autonomie. Bovendien ken ik de VVSG ook als een organisatie die moeite doet om milieuvriendelijke dingen te introduceren in Vlaanderen. Ik heb navraag gedaan, en daaruit blijkt dan dat de VVSG dat eigenlijk helemaal niet heeft gezegd.
De VVSG zegt dat het Vlaamse Gewest haar op een gegeven moment had uitgenodigd voor een vergadering. Onder meer de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) was daarop aanwezig, samen met verschillende andere belangenorganisaties zoals Comeos en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO).
Er kwam een voorstel vanuit de OVAM om zeker met die neestickers verder te gaan. De verschillende organisaties – waaronder de VVSG – kregen de vraag of ze dit mee wilden uitvoeren, en of ze een overeenkomst wilden tekenen die zegt dat dit nu het nieuwe systeem is, of dat het bestaande systeem op die manier wordt verdergezet.
De VVSG heeft daar zelfs ‘neen’ op geantwoord. Zij vindt dat het niet haar rol is om uniforme systemen te gaan afdwingen bij verschillende gemeenten. Zij heeft zich ook helemaal geen voorstander verklaard van het opt-insysteem of het opt-outsysteem.
Ik vond het dan ook nodig om hier nog wat bijkomende vragen over te stellen. Mijn eerste vraag is of u weet hoeveel kilo papier er per jaar als reclamedrukwerk en als regionale pers wordt verdeeld in Vlaanderen. Dat is misschien interessant om te kunnen visualiseren waarover het gaat.
Erkent u dat de VVSG helemaal geen vragende partij was voor dit uniforme systeem, zoals u hier vorige keer hebt gezegd? En als u dat erkent, waarom hebt u dan niet de waarheid gesproken? Het is omdat ik u graag heb dat ik zeg dat u niet de waarheid spreekt, in plaats van te zeggen dat u liegt.
Welke actoren waren op dat overleg ook nog aanwezig en wat was hun standpunt?
Is er op dit moment een juridisch probleem voor een gemeente om een gemeentelijk reglement aan te nemen waarin staat dat men voor een opt-insysteem gaat, dus voor een ja-graagsticker in plaats van een neen-geenreclamesticker?
Wat is uw pronostiek voor vanavond?
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Collega Vanbesien, ik dank u voor uw opvolgvraag om een aantal zaken te verduidelijken.
Op uw vraag over het aantal kilogram papier moet ik spijtig genoeg zeggen dat we die cijfers vandaag niet hebben. De OVAM onderhandelt op dit ogenblik over een overeenkomst met de sector van het ongeadresseerd reclamedrukwerk. Hierin zal worden opgenomen dat BD myShopi en bpost het tonnage niet-geadresseerd drukwerk rapporteert dat door hen bedeeld wordt. Dit zal jaarlijks op 1 maart gebeuren. Als de overeenkomst dus met die verdelers kan worden afgesloten, hebben we er vanaf 1 maart volgend jaar wel een zicht op.
Ik zal uw tweede en derde vraag samen behandelen. Ik heb mij vorige keer misschien een beetje te fors uitgedrukt in een bepaalde richting, maar het is niet flou. De VVSG zal niet aansluiten bij deze overeenkomst omdat ze hun leden niet kunnen binden. Dat is inderdaad een basishouding, zoals u daarnet zelf terecht hebt gezegd. De VVSG heeft zich nu dus niet specifiek uitgesproken over deze overeenkomst. In de voorbereiding van het plan voor huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval heeft de VVSG zich wel akkoord verklaard met een uniform systeem voor heel Vlaanderen met de ja-nee- of nee-neesticker. Ook in het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad), waarin de VVSG zetelt, over de wijziging van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) in 2014 waarbij de huidige regeling wettelijk werd ingevoerd, is hier geen opmerking over gemaakt.
De OVAM overlegt met de Belgian Association of Marketing (BAM), Comeos, de Federatie van de Belgische grafische sector (Febelgra), UNIZO, WE MEDIA, bpost, BD myShopi en Médiapub. Zij zijn allen voor het behoud en de versterking van het bestaande ‘opt-outstickerbeleid. Zij blijven voorstander van een geharmoniseerd en uniform beleid inzake reclamestickers op het hele grondgebied van het Vlaams Gewest.
Artikel 3.4.1.1 van het VLAREMA bepaalt dat stickers die de OVAM heeft geaccepteerd en die worden gebruikt om aan te geven dat in een brievenbus al dan niet reclamedrukwerk of gratis regionale pers mag worden gestoken, moeten worden gerespecteerd. Alleen de ja-nee- of nee-neesticker zijn geaccepteerd door de OVAM en dus verplicht te respecteren. Indien een gemeente een ja-graagsticker wil invoeren, moet dergelijke sticker dus eerst door de OVAM worden aanvaard.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u zich corrigeert en dat u duidelijk zegt dat de dingen zoals u ze vorige keer hebt geformuleerd, niet klopten.
U gaat met de sector – bpost, BD en BAM – overleggen over wat zij het liefst zouden hebben – zoveel mogelijk ronddelen of minder –, maar daar hoeft u de mensen niet voor bij elkaar te roepen. Het antwoord kent u vooraf. Natuurlijk willen zij hun activiteit en hun businessmodel bewaren.
Maar u hebt als minister ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die maatschappelijke verantwoordelijkheid gaat erover dat u moet proberen om afval te voorkomen, onnodig afval, dingen die in bussen worden gestoken en niet worden gelezen.
Ik heb begrepen dat meer dan 80 procent van de bussen geen sticker heeft. Ik kan me niet voorstellen dat dit allemaal mensen zijn die bewust zeggen: ‘Geef mij maar reclamedrukwerk, geef mij maar regionale pers.’ Ik kan me voorstellen dat heel wat van die dingen niet worden gelezen en worden weggesmeten. Dat zorgt er trouwens ook voor dat de kosten voor de adverteerders toenemen, want die worden allemaal geacht te worden gelezen. Dat is niet het geval.
U hebt de vorige keer gezegd dat u de sector van de bedelers mee verantwoordelijk zou maken om de stickers te verdelen. Als je hen verantwoordelijk zou maken voor de verdeling van de ja-graagstickers in plaats van de nee-neestickers, dan zou dat weleens met meer enthousiasme en meer effectiviteit kunnen gebeuren. Op die manier zullen mensen die die dingen graag lezen en graag op de hoogte zijn van reclame, er effectief voor zorgen dat ze zo'n sticker hebben. Ik zie alleen maar voordelen aan een dergelijke ja-graag sticker. Ik begrijp dan ook niet zo goed dat u het beleid volledig afstemt op de belanghebbenden van meer papier.
Ik had nog een vraag over het juridische probleem. Klopt het dat indien een gemeente dit nu toch zou doen, er enkel een probleem is van afdwingbaarheid? U zegt dat het maar verplicht kan worden dat de ja-graagsticker wordt gerespecteerd als een dergelijke sticker door de OVAM wordt erkend. Als de sticker niet door de OVAM wordt erkend, kan het systeem in principe nog worden ingevoerd maar niet afgedwongen. Is dat een juiste interpretatie?
Indien er een gemeente zou zijn die een sticker ontwerpt en vraagt aan de OVAM om die te valideren, is het in uw opinie dan zo dat de OVAM daar het best ja op zegt? Of zegt u dat u sowieso gaat voor een uniform systeem? Als een of meerdere gemeenten daarvan willen afwijken, zullen deze stickers dan niet worden gevalideerd?
Wat is uw pronostiek voor deze avond?
De heer Sanctorum-Vandevoorde heeft het woord.
Begrijp ik uit het antwoord dat een lokaal bestuur een aanvraag moet indienen bij de OVAM of mag dat om het even wie zijn? (Opmerkingen van minister Koen Van den Heuvel)
Wie moet het indienen? Het lokaal bestuur. De nee-neesticker is wel algemeen. Hoe is de procedure destijds verlopen? Die dateert natuurlijk van voor VLAREMA. Ik denk dat ik daarmee zelf het antwoord heb gegeven.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, ik kan alleen maar herhalen wat mijn partij de vorige keer heeft gezegd. Het lijkt ons een beter idee om de nee-neesticker verder te blijven inzetten, omdat de mensen dit systeem kennen. Het lijkt mij dat we daarmee op korte termijn ook papier zullen redden.
Ik deed toen wel het voorstel om aan gemeenten te suggereren om de sticker meteen bij de inschrijving mee te geven en om zo de toegankelijkheid drastisch te verhogen. Uit uw antwoord toen bleek dat u daar wel een voorstander van was en dat de winsten liggen in een betere toegankelijkheid tot en promotie van de nee-neesticker. Minister, wat zult er concreet voor doen opdat de gemeenten die sticker meegeven? Hoe zult u gemeenten ertoe aanzetten om een sticker in het welkomstpakket bij inschrijving te steken?
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, uw interpretatie is juist.
Wat betreft de juridische correctie met betrekking tot de ja-graagsticker: er staat nu in het decreet dat de OVAM daarvoor bevoegd is en niet de minister.
Ik vind een uniform systeem te verkiezen.
Ik denk dat dit juist is. Anderzijds is het zo – ik heb het vandaag nog in de krant gelezen – dat je, als je zaken wilt veranderen, proeftuinen of pilootprojecten moet hebben. Je moet niet altijd realistisch zijn omdat je de zaak anders niet veranderd krijgt. Ik laat dat over aan de wijsheid van de OVAM. Maar als daarin een zekere evolutie is en als de OVAM zegt: ‘voor ons kan dat’, dan zal ik niet diegene zijn die de OVAM een ‘klop op de kop’ geeft, als u begrijpt wat ik wil zeggen.
Mevrouw Wouters, u vraagt of we het al of niet in het welkomstpakket zouden steken. Collega Vanbesien heeft daarnet een groot geloof in het lokaal bestuur uitgesproken. Dat geloof geldt hier ook. We kunnen dat sensibiliseren. Maar ik denk niet dat we vanuit Vlaanderen de keizer-kostermentaliteit zo moeten opdrijven om lokale besturen ertoe te verplichten om zo’n sticker mee te sturen. Ik denk dat een lokaal bestuur wijs genoeg is om daar zelf over te oordelen.
Mijnheer Vanbesien, aangezien ik de wedstrijd vanavond niet kan bijwonen, gok ik op 2-1.
Mijnheer Vanbesien, ik denk dat al uw vragen werden beantwoord.
Ja, al mijn vragen zijn beantwoord – op een subtiele manier, maar dat vind ik wel interessant.
U zegt: ‘We zijn voor uniformiteit. Een proeftuin is misschien wel interessant. En als er een aanvraag komt bij de OVAM, zal de OVAM die beoordelen. Maar ik zal niet kwaad zijn indien ze dat gunstig beoordelen.’ Dat vind ik een leuk antwoord.
U zegt dat het in een versnelling kan komen. Er komen verkiezingen aan. Zoals ik daarnet zei, vind ik dit laaghangend fruit. Dus kan dit misschien in een eventueel gesprek over de vorming van de regering op tafel komen.
Wat uw laatste antwoord betreft, hoop ik dat u gelijk hebt. Maar met een gelijkspel zou ik ook al tevreden zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.