Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik heb een vraag over de beroepskaarten voor internationale ruiters. Vlaanderen is de ‘place to be’ voor buitenlandse ruiters en begeleiders. Topruiters en professionals in de paardenwereld van over de hele wereld opereren vanuit Vlaanderen. Onze streek leent zich daar ook toe: een rijke traditie, een moderne accommodatie, de beste medische omkadering voor paarden ter wereld, enzovoort. We hebben werkelijk een hele goede naam.
Nu, vanuit de paardenwereld krijgen we te horen dat de arbeidsvoorwaarden in deze sector lastig zijn, voornamelijk voor buitenlandse ruiters die naar hier komen. Veel van die ruiters verblijven in Vlaanderen, en zij maken daarbij gebruik van een toeristenvisum. Dat blijft maximaal drie maanden geldig, en een verlenging is moeilijk.
Dat wordt als volgt opgelost: niet-EU-onderdanen die hier willen komen trainen en les volgen als zelfstandige activiteit, hebben een beroepskaart nodig. Naast het trainen oefenen ze hier ook vaak een economische activiteit uit, zoals het aankopen van paarden.
Bij de ruiters die een beroepskaart aanvragen zijn er twee categorieën te onderscheiden. De eerste categorie betreft de ruiters die economisch actief zijn maar al een inkomen genieten als zelfstandige. Er is ook nog een tweede categorie: mensen die over voldoende eigen middelen beschikken, en die niet naar hier komen om te werken, maar voornamelijk om de paardensport op topniveau te beoefenen, en zich daarvoor te laten begeleiden. Zij doen dan een beroep op de expertise van onze eigen mensen.
Het is bij deze groep dat er zich vaak moeilijkheden voordoen, en het zijn de mensen uit de paardenwereld die vragen om daar iets aan te doen. Bij deze groep ruiters loopt de aanvraag van een beroepskaart vaak mis. Het is niet de bedoeling dat ze ingeschreven worden als personeelslid, want ze werken niet echt voor een werkgever. Ze komen werkelijk naar hier om te rijden en les te krijgen. De meeste van deze ruiters zijn dan ook financieel onafhankelijk, en ze staan bekend voor hun interesse in vastgoed. Laat ons zeggen dat het ‘big spenders’ zijn. Ook het statuut van topsporter ligt voor veel van deze ruiters moeilijk. Want door de aard van de sport zijn zij vaak niet aangesloten bij een club.
Deze problematiek kan er op termijn voor zorgen dat België deze economische trekpleister kwijtspeelt en zijn aantrekkingspool voor de paardensport verliest.
Daarom heb ik de volgende vragen. Welke regels kunnen er worden genomen om tegemoet te komen aan buitenlandse ruiters die hier, langdurig, willen komen trainen en bijleren? Worden er nog andere maatregelen ondernomen om Vlaanderen als internationaal centrum voor paardensport te promoten?
Kunt u een overzicht geven van het aantal geleverde beroepskaarten voor internationale ruiters van de laatste drie jaar? Zijn deze regels verstrengd, en leidt dit dan niet tot ongewenste effecten?
Minister Muyters heeft het woord.
Beste collega, ik vrees dat ik u niet echt kan helpen, want ik kan enkel arbeidskaarten en beroepskaarten uitreiken. Het gaat dan over mensen die hier een beroep komen uitoefenen, of een job komen doen. Als het gaat om mensen die hier komen trainen, dan valt dat niet onder mijn bevoegdheid. Dat is eigenlijk de essentie van het geheel.
Maar als ik dan ga kijken naar de regelgeving voor niet-Europese ruiters – want daar gaat het over – en trainers, dan hebben zij, binnen mijn bevoegdheid, twee opties. We hebben dat ook toegelicht in een overleg met de paardensport in februari 2019.
De eerste optie is dat een ruiter naar Vlaanderen komt met het oog op tewerkstelling. Dan moet die een toelating tot arbeid krijgen onder het statuut van betaalde sportbeoefenaar. Hij moet dan een bezoldiging krijgen van 81.600 euro. U zit ook in de commissie Werk, dus u kent het hele systeem van economische migratie. Dat gebeurt vanuit die filosofie. Een trainer kan een toelating tot arbeid aanvragen, en toont dan een bezoldiging aan van minimaal 40.800 euro per jaar.
In de tweede optie komt de betrokkene naar Vlaanderen met het oog op het uitoefenen van een zelfstandige activiteit. Maar dat gebeurt nog altijd met een economische finaliteit. In dat geval moet de kandidaat-zelfstandige effectief aantonen dat het project een economische of sportieve meerwaarde betekent voor Vlaanderen. De sportieve meerwaarde wordt dan beoordeeld door Sport Vlaanderen. Maar louter komen trainen en bijleren in Vlaanderen, vormt natuurlijk geen meerwaarde voor de Vlaamse sport.
Een rol als trainer om Vlaamse talenten of ruiters te begeleiden, kan wel een meerwaarde bieden. Dat zien we ook in andere sporten. Het verhandelen van paarden kan een economische meerwaarde betekenen, maar dat moet je dan weer dossier per dossier gaan bekijken. Derdelanders die om andere redenen naar Vlaanderen komen, zoals u in uw vraagstelling nog eens heel uitdrukkelijk zegt, vallen buiten het toepassingsgebied van het economische migratiebeleid. Voor verblijfsrechtelijke aangelegenheden moeten ze bij de federale minister voor Asiel en Migratie zijn.
Uw tweede vraag gaat over internationale uitstraling. Het is een beetje moeilijk om te zien wat u daar precies mee bedoelt, maar ik denk dat wij op een drietal manieren onze paardensport ondersteunen, en op die manier ook voor internationale uitstraling zorgen.
We hebben ten eerste ons Topsportactieplan Vlaanderen IV, waarin decretale subsidies voor topsport en werkingsmiddelen voor topsport toegekend worden aan de Vlaamse Liga Paardensport. Zij moeten daarmee aan talentdetectie doen en ontwikkelings- en prestatieprogramma’s opstellen voor de ruiters. Die ruiters – we hebben het dan echt over onze eigen ruiters – kunnen dan ook nog een arbeidsovereenkomst krijgen via het Tewerkstellingsproject Topsport van Sport Vlaanderen of via het Topsportstudentenproject van Sport Vlaanderen. Topprestaties van onze Vlaamse ruiters leiden natuurlijk tot een betere uitstraling van Vlaanderen. Als onze ruiters het goed doen op toernooien, dan geeft dat mee internationale uitstraling aan de paardensport hier in Vlaanderen.
Ten tweede geven we een jaarlijkse werkingssubsidie aan PaardenPunt Vlaanderen vzw. Zij moeten daarmee zorgen voor een aanspreekpunt voor de paardensport, een partnerschap tussen de Vlaamse overheid en de paardensector in functie van de ontwikkeling van het beleid, en een kennis- en documentatiecentrum. Voorts voorziet de Vlaamse Regering in een jaarlijkse subsidie voor de paardenfokkerij. Het is goed dat je weet waar je terecht kunt als je er iets over moet weten.
Het derde element is iets van collega Bourgeois, namelijk Flanders Investment & Trade (FIT). FIT staat in voor het bevorderen van de export en voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. FIT ondersteunt ondernemers die in de hippische sector de internationale markten willen betreden of buitenlandse investeerders die in Vlaanderen willen investeren.
U ziet dat binnen mijn pakket van wat ik kan doen de mogelijkheden relatief beperkt zijn.
Vervolgens vroeg u naar het aantal beroepskaarten. In de periode 2016-2018 hebben wij dertien beroepskaarten afgeleverd. Of dat allemaal unieke beroepskaarten zijn, weet ik niet. Vroeger moest je dat elk jaar opnieuw aanvragen, nu is dat voor meerdere jaren. Of het hier dus over eerste aanvragen dan wel over hernieuwingen gaat, kan ik niet zeggen. De beroepskaart wordt toegekend omwille van een sportieve meerwaarde voor Vlaanderen of een economische meerwaarde voor Vlaanderen, zoals ik daarnet al naar voren bracht. Het zijn beroepskaarten en geen arbeidskaarten, dus het is voor die zelfstandige activiteit.
De regelgeving rond economische migratie is zeker niet verstrengd ten opzichte van vroeger. U weet dat, want we hebben dat samen besproken in de commissie Werk. Alles wat betreft economische migratie, en zeker de arbeidskaarten, hebben we sterk vereenvoudigd. En de beroepskaarten zijn niet gewijzigd in deze legislatuur.
Ik vrees dat ik u een beetje moet ontgoochelen met het antwoord. Waar u specifiek op doelde, namelijk of wij op een of andere manier soepel kunnen optreden ten aanzien van mensen die hier willen komen trainen of een opleiding volgen, daar is binnen de bevoegdheid Arbeid en Werk het antwoord: ‘neen’.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik heb daar niets aan toe te voegen. Ik hoor dat u toch wel heel veel betekent voor de paardensector, maar dan voor onze Vlaamse ruiters, en dat u daar de nodige ondersteuning geeft. Ik zal mijn oor dan eens te luisteren moeten leggen bij onze minister van Asiel en Migratie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.