Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, we zijn aan het einde van de legislatuur, en deze vraag is meer een overzichtsvraag, een vraag ook naar de toekomst.
Tijdens de gedachtewisseling op 21 februari 2019 over het Econopolisrapport 'Leefbaarheid van productie, aggregatie en distributie van audiovisuele content in Vlaanderen' hebben wij u gevraagd naar de concrete voorbereidende stappen die u al aan het nemen was met betrekking tot de omzetting van de nieuwe AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten), die in december 2018 werd gepubliceerd. U antwoordde daarop dat u dat samen met de administratie aan het bekijken was hoe u daarmee zou verdergaan, en u beloofde een overzicht van de verschillende aspecten: “nog voor de verkiezingen een stand van zaken te bezorgen, zodat de commissie er nog een gedachtewisseling aan kan wijden”.
Tijdens dezelfde gedachtewisseling deden we u de suggestie om een facilitator aan te stellen om de mediasector te begeleiden bij de implementatie van de aanbevelingen uit de Econopolisstudie met betrekking tot de leefbaarheid van de Vlaamse audiovisuele sector. Ook daar beloofde u om de zinvolheid en de mogelijkheid hiervan te onderzoeken.
Op 21 februari waren wij nog zeer optimistisch. Nu is het bijna Pasen en nadert de verkiezingsperiode, waarin wij geen commissievergaderingen zullen hebben. Minister, het is misschien toch interessant om een stand van zaken te geven van de beloofde overzichten.
Kunt u toelichting geven bij het beloofde overzicht van de verschillende aspecten van de omzetting van de AVMD-richtlijn?
Zullen de aanbevelingen die de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) formuleerde in zijn rapport ‘Mediaconcentratie 2018’ in dit verband ook bestudeerd worden?
Hebt u al een beslissing genomen met betrekking tot de aanstelling van een facilitator die de mediasector kan begeleiden bij de implementatie van de aanbevelingen van de Econopolisstudie? Kunt u hierover meer toelichting geven?
Mijn laatste vraag over de Vlaamse Netflix trek ik in omdat daar allicht nog een aantal zaken mogelijk zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik geef eerst een overzicht van wat er allemaal aan de gang is met betrekking tot de omzetting van de AVMD-richtlijn. Ik zal eerst toelichting geven over het traject voor de omzetting, daarna zal ik het overzicht met betrekking tot de verschillende bepalingen van de AVMD-richtlijn overlopen.
Op 28 november 2018 werd in het Publicatieblad van de Europese Unie richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van de richtlijn betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten, met andere woorden de richtlijn AVMD, bekendgemaakt.
De AVMD-richtlijn moet omgezet zijn tegen ten laatste 19 september 2020. Het omzetten van deze richtlijn is een omvangrijke oefening. Het Departement Cultuur, Jeugd en Media heeft een stappenplan met een indicatief tijdschema opgesteld voor de omzetting. Het stappenplan is gebaseerd op de timing van de omzetting van de vorige AVMD-richtlijn, die heeft geleid tot het Mediadecreet van 27 maart 2009, en op het stroomschema voor de opmaak van regelgeving van de Vlaamse overheid.
Zoals aangegeven, en aangezien ook de laatste indieningsdatum voor een ontwerp van decreet 1 februari was, is de formele omzetting iets voor de nieuwe Vlaamse Regering en een nieuw Vlaams Parlement.
Deze legislatuur zullen er, met uitzondering van de stimuleringsregeling voor de niet-lineaire televisieomroeporganisaties, wat gaat over artikel 13 van de AVMD-richtlijn – zie ook uw stemming van gisteren, waarvoor dank –, geen beleidskeuzes worden gemaakt met betrekking tot de omzetting van de AVMD-richtlijn.
Om echter geen tijd te verliezen zal mijn kabinet samen met de administratie de volgende weken nog het nodige voorbereidende werk verrichten. Daar zijn ze trouwens al mee bezig. Zo zullen nog voor de verkiezingen de voornaamste stakeholders worden geconsulteerd. Ik heb de volgende stakeholders uitgenodigd voor een gesprek over de nieuwe richtlijn: Medialaan, Scandinavian Broadcasting System (SBS), de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT), Proximus, Telenet, Orange, de Vlaamse Onafhankelijke Film & Televisie Producenten (VOFTP), Test-Aankoop, de Gezinsbond, het Kinderrechtencommissariaat, het Vlaams Kenniscentrum voor Mediawijsheid, de Unie van Belgische Adverteerders (UBA), de Raad voor de Reclame, Google Belgium, de Vlaamse Nieuwsmedia, We Media en Media.21. Daar kunnen zeker nog namen aan worden toegevoegd, maar u ziet dat bijna alle stakeholders vertegenwoordigd zijn.
In de voorbereidende fase wordt ook bekeken welke benchmarks nuttig en nodig zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld over systemen ter bescherming van minderjarigen, over co- en zelfregulering, over regels voor videoplatformen, enzovoort.
Hetzelfde geldt voor het opmaken van de ontwerpteksten – het decreet, de memorie van toelichting en de nota aan de Vlaamse Regering – die, wanneer er een nieuwe regering aantreedt, kan worden aangepast aan de beleidskeuzes die dan zullen worden gemaakt.
Ook andere stakeholders zoals de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) en het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) zullen aan bod kunnen komen. Daarnaast neemt het departement ook poolshoogte bij de Europese Commissie via het Contactcomité van de Europese Unie.
Ik kom tot het inhoudelijk overzicht van de richtlijn. Het gaat toch over relatief veel onderwerpen, die soms heel uiteenlopend zijn.
Het gaat over de aanpassing van bestaande en de invoering van nieuwe definities. Het gaat over de wijziging van procedures. Er is meer aandacht voor co- en zelfregulering. Er komen strengere regels ter bescherming van minderjarigen tegen schadelijke programma’s. Er zal ook een expliciete verwijzing naar het verbod op het aanzetten tot terrorisme komen. Er is meer aandacht voor de toegankelijkheid van mediadiensten voor personen met een beperking. De signaalintegriteit wordt ingevoerd. Dat belooft zeker weer een interessant debat te worden.
Er zijn quota voor niet-lineaire televisieomroeporganisaties en er bestaat de mogelijkheid om investeringsverplichtingen op te leggen aan niet-lineaire televisieomroeporganisaties die uitzenden vanuit een andere lidstaat. Dat hebben we met het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering al gecoverd.
De regels voor commerciële communicatie, televisiereclame, sponsoring en product placement zijn gewijzigd. De videoplatformen komen gedeeltelijk onder het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn. De mediaregulatoren moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen met betrekking tot onpartijdigheid en onafhankelijkheid. De lidstaten moeten ten slotte aandacht hebben voor mediawijsheid.
De richtlijn bevat naast wijzigingsartikelen ook verschillende nieuwe bepalingen. Die nieuwe bepalingen zullen moeten worden omgezet door nieuwe artikelen in het bestaande Mediadecreet. Het is niet uitgesloten dat, naast de decretale omzetting, ook een aantal uitvoeringsbesluiten zullen moeten worden gewijzigd. Het is ook niet uitgesloten dat er na de decretale omzetting ook nog nieuwe uitvoeringsbesluiten nodig zullen zijn.
Het departement heeft een overzicht gemaakt met drie tabellen die de bepalingen bevatten uit de nieuwe richtlijn, de huidige richtlijn en het huidige Mediadecreet.
Ik ga deze items nu niet artikelsgewijs overlopen, dit zou ons te ver leiden. Ik bezorg u het overzicht van de administratie. Dat is vooral een dashboard, een map waarmee we verder aan de slag kunnen.
Zullen de aanbevelingen die de VRM formuleerde in het rapport Mediaconcentratie in dit verband ook worden bestudeerd?
De richtlijn bevat een aantal nieuwe bepalingen met betrekking tot de bevordering van Europese en onafhankelijke producties door niet-lineaire televisieomroeporganisaties. Zo zal de catalogus van de VOD-diensten (video on demand) minstens 30 procent Europese producties moeten bevatten en de producties moeten bovendien een prominente plaats krijgen in het aanbod.
Met het decreet van 29 juni 2018 speelde het Vlaams Parlement hier op in door artikel 157 van het Mediadecreet aan te passen. Zo dienen de niet-lineaire televisieomroeporganisaties vanaf 1 januari 2019 in hun programmacatalogus minstens 30 procent Europese producties aan te bieden waarvan een aanzienlijk deel Nederlandstalige Europese producties zijn.
Ik stel voor dat de andere aanbevelingen in het rapport Mediaconcentratie zullen worden besproken in de plannen die de volgende regering aan het Vlaams Parlement zal voorstellen met betrekking tot de omzetting.
Er zijn zeker raakpunten, maar ik denk niet dat door de omzetting van de AVMD-richtlijn as such de mediaconcentratie actief of rechtstreeks beïnvloed zal worden. Misschien wel onrechtstreeks, dat kan dan bekeken worden.
Ook het debat over de evaluatie van de stimuleringsregels voor de audiovisuele sector en de bestaande regels voor de dienstverdelers kan daar zeker aan gekoppeld worden. Dat hebben we vorige week of twee weken geleden in deze commissie nog kort besproken.
Een andere vraag: komt er een facilitator voor de mediasector? Op dit ogenblik is het antwoord: neen, nog niet. Ik moet eerlijk zeggen dat, hoewel ik het niet uitsluit, de kans me heel klein lijkt. Een facilitator heeft immers pas nut als er voldoende draagvlak gevonden kan worden bij de stakeholders. Hier is op dit moment eigenlijk geen vooruitgang geboekt. We hebben contacten met de stakeholders. Ik kan ook niet iemand zomaar het bos insturen wanneer de bedrijfsbelangen – want daar gaat het over – zo uiteenlopend zijn dat ze misschien moeilijk overbrugbaar zijn en wanneer we ook geen enkele hefboom hebben. We hebben zelfs geen hefboom om ‘zachte verplichtingen’ – wat eigenlijk een contradictio in terminis is – mogelijk te maken.
Wat eerder een element zal zijn – en dan zitten we bij de volgende regering – zijn een aantal aflopende contracten in de sector in de loop van dit jaar, wat de druk op de verschillende partijen zal verhogen. Ofwel zullen ze dan bilateraal tot akkoorden komen die invloed zullen hebben op de rest van de sector, ofwel kan er dan misschien een facilitator het veld in gestuurd worden. Maar op dit ogenblik zou dat – ik zal het maar zeggen zoals het is – een zelfmoordmissie zijn. Ik denk dat het geen zin heeft om dat op dit ogenblik te doen.
Dan de Vlaamse Netflix. Tijdens de gedachtewisseling hierover heb ik gezegd dat ik een Vlaamse Netflix niet uitsluit. Het is natuurlijk een uitdagender economisch gegeven, gezien de schaalgrootte van onze gemeenschap, die niet meteen kan concurreren met andere grote staten of lidstaten binnen de Europese Unie en het effect daarop op de rendabiliteitstermijn. Ik herhaal even wat ik daarover al gezegd heb. Ik heb wel begrepen dat er nog een parlementair initiatief zou kunnen zijn om ervoor te zorgen dat, als er een Vlaamse speler is, mensen – bedrijven dus – toegang zouden krijgen tot een dergelijk platform. Dat is op zich iets wat ik toejuich. Zowel vanuit maatschappelijk als cultureel belang is het verzekeren van de toegang tot kwaliteitsvolle Vlaamse programma’s immers verantwoordbaar. Maar ook daar zijn er geen wezenlijke nieuwe ontwikkelingen te melden op dit ogenblik.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is goed dat we nog eens een overzicht krijgen en ook dat we de tabellen met al die vergelijkingen toegestuurd zullen krijgen. Ik heb wel een vraag over de stakeholdersbevraging. Het is heel goed dat die toch al opgestart wordt, zodat we daar in de komende legislatuur met kennis van zaken verder over kunnen beslissen. Maar u bent er heel snel doorgegaan en u hebt dan op het einde gezegd: ik denk dat ze dat wel ongeveer allemaal zijn. Maar voor alle zekerheid: is er eventueel ook een vertegenwoordiging van de Niet-Openbare Regionale Televisieverenigingen Vlaanderen (NORTV), dus de regionale tv’s, en eventueel ook van de lokale radio’s? Ik dacht dat ik u die niet heb horen vermelden. Kunnen die eventueel nog toegevoegd worden?
Voor de rest is het ook een beetje afwachten. We hebben in de commissie regelmatig gezegd, naar aanleiding van vragen en besprekingen: dit element of dat element zouden we eens moeten regelen in een volgend mediadecreet. Ik denk dat het nuttig is dat de administratie de elementen die door het parlement geopperd werden de afgelopen legislatuur meeneemt, niet alleen de omzetting van de richtlijn as such. Het Mediadecreet is een tiental jaar oud, het is misschien goed om daar eens met een fijne kam door te gaan. Dan is het wel goed dat we een stevige basis hebben om van te vertrekken in een volgende legislatuur, met het volgende parlement. Dank u wel alleszins. Ik heb verder geen vragen.
Minister Gatz heeft het woord.
Inderdaad, ik heb de regionale televisies en de lokale radio’s niet genoemd, maar ik ga zeker graag in op uw suggestie om aan de administratie te vragen om die ook mee te nemen. Er kunnen zeker ook nog andere stakeholders mee geconsulteerd worden, mochten er zich aandienen. Dat is dus een goede suggestie.
En dan kan ik de administratie ook vragen om een aantal issues die in de voorbije legislatuur parlementair aan bod zijn gekomen, volledigheidshalve mee te nemen. Maar dat is dan meer uit voorzorg, want als goede democraten zijn we het er natuurlijk over eens dat het volgende parlement in volle vrijheid zal doen wat het zal doen. Maar het lijkt mij wel een nuttige oefening, om te vermijden dat we bepaalde dingen misschien over het hoofd zouden zien.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het is goed dat we geen tijd verliezen. Het is uiteraard niet de bedoeling om de volgende legislatuur al te binden aan gelijk wat. Maar eens het nieuwe parlement goed is opgestart, hebben we eigenlijk maar een jaar de tijd. En we weten dat we gemiddeld wel een jaar nodig hebben om een goed decreet rond te krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.