Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, het thema van deze vraag heeft de laatste dagen niet aan actualiteitswaarde ingeboet. Op zaterdag 16 maart, maandag 18 maart en dinsdag 19 maart verschenen in de media berichten over de redenen waarom recent door u, de Zorginspectie en het agentschap vijftien woonzorgcentra onder verstrengd toezicht werden geplaatst. Dat was terecht, als ik in de media lees wat de redenen daarvoor waren. Zo zou bijvoorbeeld de zorg onbehoorlijk zijn, met afwezigheid van verplegend personeel op bepaalde uren, zou het eten onvoldoende kwalitatief zijn of zouden er infrastructurele problemen zijn.
Veertien van de vijftien woonzorgcentra die onder verhoogd toezicht zijn geplaatst, zijn commerciële woonzorgcentra. En zonder afbreuk te doen aan de inspanningen van de vele commerciële woon- en zorgcentra die goed werk leveren, lijkt in dit segment van de residentiële ouderenzorg toch een aandachtige kwaliteitscontrole wenselijk en opportuun.
Minister, u liet zich in een interview ontvallen dat er in het kader van minstens één bedrijf een onderzoek zou plaatsvinden rond het doorschuiven van gelden naar al dan niet direct aan de vzw gelinkte structuren en/of koepelstructuren, teneinde toch winstuitkeringen te kunnen doen.
Klopt de berichtgeving dat u vermoedens hebt dat sommige bedrijven achter de woonzorgcentra die nu onder verstrengd toezicht zijn geplaatst, via tussenconstructies of andere constructies onverantwoorde financiële operaties hebben opgezet, met het oog op winstuitkeringen, en zo de kwaliteit van de zorgverlening in het gedrang hebben gebracht, wat we absoluut niet kunnen toestaan? Zo ja, welke stappen hebt u of de inspectie ter zake genomen? Welke stappen zult u of de inspectie of het agentschap nog nemen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, er zijn veel persberichten verschenen in navolging van het vrijgeven van de lijst van woonzorgcentra die door het agentschap onder verscherpt toezicht zijn geplaatst. In geen enkel van die persberichten heb ik echter een uitspraak gedaan dat er volgens ons een vermoeden zou zijn in een dossier met betrekking tot het doorschuiven van gelden naar al dan niet direct aan een vzw gelinkte structuren teneinde winstuitkeringen te kunnen doen. In een Belgabericht van 19 maart jongsleden, met als titel ‘Vandeurzen gaat rusthuizen doorlichten’, werd wel een interpretatie van de journalist in die zin gegeven: “Vulpia staat ingeschreven als vzw en mag geen winst uitkeren, maar omzeilt dat door grote bedragen door te sluizen naar overkoepelende bedrijven.”
Ik kan u bevestigen dat daarvoor tot op vandaag geen enkel feitelijk bewijs werd bezorgd aan het kabinet, noch aan de administratie. Wel heb ik meer dan eens gezegd dat wie denkt in de sector van de woonzorgcentra grote winstmarges te vinden, zich vergist. En wie dat toch direct of indirect ambieert en daarbij rekent op hogere dagprijzen voor bewoners, zal ervaren dat de marktwerking ook in die richting haar werk doet.
Wat ook door mij gecommuniceerd werd, zijn de stappen die we gezet hebben in het kader van het ondertussen op 15 februari 2019 door de Vlaamse Regering afgekondigde decreet betreffende de woonzorg, met betrekking tot de financiële en bestuurlijke transparantie, die vervat zit in de artikelen 6, 7 en 8. Woonzorgvoorzieningen hebben een maatschappelijke functie, met name de gezondheid en het welzijn van de burgers te behouden, te ondersteunen of waar mogelijk te verbeteren. Om die taak uit te voeren, ontplooien zij werkzaamheden waarvoor zij deels door middel van collectieve middelen vergoed worden. Zowel hun maatschappelijke opdracht als de wijze waarop zij daarvoor gefinancierd worden, vereist een grote mate van openheid, transparantie en toegankelijkheid. De daarvoor ter beschikking gestelde publieke middelen moeten dan ook efficiënt en effectief aangewend worden.
Goed bestuur betekent dat de overheid hier een proactief beleid voert. Er worden immers heel wat publieke middelen ter beschikking gesteld van organisaties die daarmee zorg en ondersteuning aan kwetsbare mensen aanbieden. De overheid mag verwachten dat de organisaties de toevertrouwde publieke middelen op een zorgvuldige manier inzetten en, gelet op het uitzonderlijke belang van de continuïteit van beschikbaarheid van goede zorg en hulp, ook op financieel vlak een duurzaam beleid voeren.
De overheid heeft met de in het Woonzorgdecreet ingevoegde artikelen uitdrukkelijk ingezet op transparantie en weerbaarheid van de gesubsidieerde voorzieningen op financieel en bestuurlijk vlak. Een financiële soliditeit én professionele organisatie zijn onontbeerlijk om de zorgcontinuïteit te kunnen verzekeren.
In het decreet wordt dan ook de koppeling gemaakt tussen de erkenning en bestaande verplichtingen en vervolgens een aantal bijkomende maatregelen opgelegd inzake bestuurlijke en financiële weerbaarheid en transparantie.
Inhoudelijk zijn de nieuwe maatregelen onder te brengen in vijf grote hoofdthema’s: een administratief basisdossier weerbaarheid, maatregelen rond boekhouding en ‘revisorale’ controle, maatregelen rond de structuur en de organisatie, maatregelen die zorgen voor de nodige bestuurlijke en financiële transparantie en maatregelen rond een goed beleid.
Het soort en het aantal van deze maatregelen die op een concrete woonzorgvoorziening of vereniging van toepassing zullen zijn, zijn afhankelijk van de grootte en of het verbonden zijn met andere rechtspersonen. De maatregelen ter bevordering van de financiële en bestuurlijke weerbaarheid en transparantie zullen van toepassing zijn op alle initiatiefnemers van woonzorgvoorzieningen en verenigingen. Zo worden zowel de social profit, de profit als de overheid gevat. Bij het van kracht worden van dit decreet zullen zij ook verplicht worden belangrijke strategische beslissingen tijdig mee te delen aan de overheid.
De woonzorgvoorzieningen, waaronder de woonzorgcentra, worden in de mogelijkheid gesteld om een eigen vermogen op te bouwen. Ze zijn daarom op het vlak van financieringsstromen van publieke middelen transparant naar alle betrokken actoren. In overleg met de sector zullen richtlijnen worden bepaald voor een transparante sectorspecifieke boekhouding, met respect voor de diversiteit in juridische organisatiestatuten en de hieraan gekoppelde wettelijke kaders. Daarnaast kan de Vlaamse Regering ook nog bepaalde rapporteringsverplichtingen opleggen. Dit kadert in de transparantie inzake financieringsstromen van publieke middelen. In het kader van de financiële benchmark tussen de woonzorgcentra wordt immers gestreefd naar maximale vergelijkbare cijfers die op het niveau van de voorziening beschikbaar zijn. Het gaat hier concreet over de rapporteringsverplichtingen die toelaten om de wooncomponent, de leefcomponent en de zorgcomponent boekhoudkundig te bepalen, over rapporteringsverplichtingen die gaan over de verantwoording van de aanwending van subsidies en over bepaalde aspecten van een analytische boekhouding binnen de bestaande wettelijke rapporteringssystemen. Aan de hand van deze analytische boekhouding zouden de kosten en opbrengsten bijvoorbeeld kunnen worden opgesplitst per activiteitencentrum en binnen deze activiteitencentra volgens de vanuit de Vlaamse overheid verleende subsidie en andere ontvangsten.
Zoals bekend voorziet de begroting 2019 een uitbreiding van de personele middelen voor de Zorginspectie met onder andere als doel om meer financiële expertise te verwerven op het vlak van transparante boekhouding en de controle ervan. Het Toezichtdecreet laat het toezicht toe op de correcte besteding van de financiële middelen.
Verder heb ik ook de opdracht gegeven om een wetenschappelijk onderzoek in te stellen, geleid door de Universiteit Gent, naar de transparante boekhouding voor de woonzorgcentra, zodat het onderscheid tussen zorgkost, meerkost en loonkost duidelijk blijkt. Het eindrapport van dit onderzoek wordt normaal gezien in de maand april opgeleverd.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Er zijn een aantal goede elementen in het Woonzorgdecreet met betrekking tot openbaarheid, transparantie van publieke financiën, zorggeld en financiële weerbaarheid. Daar moeten we verder mee gaan. Ook met het goed bestuur en het proactief beleid van de overheid, zoals u het genoemd hebt, moeten we verder gaan. Het is een goede zaak dat er bij de Zorginspectie een aantal financieel inspecteurs kunnen worden aangeworven om de transparantie van de boekhouding en het toezicht te kunnen intensifiëren. Ik hoop dat dat snel in de praktijk kan worden gebracht. Dat moeten we absoluut doen.
Minister, ik heb nog een heel concrete vraag naar aanleiding van wat u zei over proactief beleid. We worden nu spijtig genoeg geconfronteerd met een rusthuis in Grimbergen dat failliet gegaan is, waarbij er nu heel positieve acties zijn van de werknemers, het agentschap Zorg en Gezondheid en zelfs het OCMW, om te proberen de bewoners die binnen de week weg moeten, nog even te helpen. Dat is een heel goede zaak. Die uitbaters zijn blijkbaar met de noorderzon vertrokken. Wordt er in dergelijke situaties nog toegekeken op wat er met de publieke financiën in het recente verleden gebeurd is en hoe het zorggeld besteed is?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil aansluiten op dat laatste punt. Als je in een marktwerking zit, kunnen er faillissementen gebeuren. Hier krijgen ouderen dan de boodschap dat ze binnen tien dagen moeten verhuizen, wat heel onmenselijk lijkt. Ik vraag me af wat er is voorzien vanuit de Vlaamse overheid in dergelijke situaties.
Zijn er draaiboeken of afspraken om te zorgen dat die ouderen niet op straat komen te staan, maar dat er op een zo menswaardig mogelijke manier een overdracht kan gebeuren, waarbij ook wordt geprobeerd bepaalde ouderen samen te houden?
Ik heb gelezen dat er geen verband zou zijn tussen de sluiting en het verscherpt toezicht. Ik vind het wel opmerkelijk dat het faillissement net na de bekendmaking van het verscherpt toezicht is aangevraagd. Misschien is er juridisch geen een-op-eenverband, maar ik vermoed dat er wel een relatie tussen de twee feiten is. Ik zou willen weten vanaf wanneer een voorziening onder verscherpt toezicht met een potentiële sluiting tot gevolg komt te staan. Dit kan het gevolg zijn indien de gebreken niet worden bijgestuurd. Welke procedure volgt de Vlaamse overheid ten aanzien van de bewoners nog voor er eventueel een beslissing over een sluiting komt? Wordt nagegaan of die mensen geïnformeerd zijn, hierbij worden betrokken, hun rechten kennen en dergelijke?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het buiten kijf staat dat wie ondermaatse zorg verleent, moet worden aangepakt. Ik denk dat de overheid volledig de taak heeft over die kwaliteit te waken. Zoals daarnet al is aangehaald, is dit echter niet eigen aan de commerciële sector. We hebben al verhalen gehoord over het filmen en opsluiten van dementerenden in openbare voorzieningen. We mogen ons niet altijd toespitsen op de problemen in de commerciële woonzorgcentra.
De heer Persyn heeft het woord.
Mijnheer Bertels, ik dank u voor uw vraag om uitleg. Ik heb vorige week een actuele vraag in dezelfde richting ingediend, maar die is ten gevolge van de twee actualiteitsdebatten weggevallen.
Minister, ik zou dit een beetje breder willen opentrekken. Ik heb die vijftien rusthuizen eens tegen het licht gehouden op basis van de informatie die tot onze beschikking is gesteld. Ik heb de artikels gelezen, maar het gaat om veel meer dan enkel de mogelijke doorsluizing van winst. U hebt dit ondertussen rechtgezet en u hebt dat ook nooit zelf gesuggereerd. Het gaat om gebrekkige hygiëne en gebrekkig toezicht. Sommige mensen bleven daar uren of halve dagen verstoken van zorgtoezicht. Er waren ook infrastructuurproblemen.
Ik heb de indruk dat we soms nog te reactief optreden. Blijkbaar staan op die lijst een aantal recidivisten die eigenlijk al heel lang op een grijze of zwarte lijst staan, maar er toch langdurig mee wegkomen. Ik heb al eerder gesteld dat het niet volstaat te wachten tot er echt ongelukken gebeuren. Misschien moeten we niet enkel naar ‘naming and shaming’ gaan, maar naar de bredere cultuur kijken.
Tijdens het hele traject in verband met het Woonzorgdecreet hebt u goede overlegmomenten met de koepels gehad. De sector moet die cultuur van kwaliteitsborging heel hoog in het vaandel dragen. Voor mijn part moeten de verschillende koepels hun leden daar voortdurend op aanspreken. Als we moeten wachten tot individuele instellingen zo zwaar over de schreef gaan dat het in de kranten komt, is het eigenlijk al veel te laat.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheid om de recente casus. Mensen dreigen in de kou te staan en dat zijn zaken die de koepels als organisaties van tientallen en soms honderden instellingen zouden moeten kunnen opvangen. Ze zouden een buffersysteem moeten hebben en ze zouden heel snel tot pragmatische oplossingen moeten kunnen komen. Dit is een pleidooi om, samen met de koepels en met het belangrijk instrument van het Woonzorgdecreet dat u nu in handen hebt, voor een sectorbrede verantwoordelijkheid te gaan. U moet gaan voor een cultuur die er, zoals in andere zorgsectoren meer en meer ingang vindt, voor zorgt dat de hele sector goed naar buiten kan komen en niet het slachtoffer wordt van een paar rotte appels die de reputatie van de hele mand dreigen te bederven.
Tot slot kijk ik uit naar de studie, want voor mijn fractie is het heel belangrijk dat de middelen die we in zorg investeren, een-op-een naar zorg gaan. Ik heb hierover al eerder vragen gesteld. Ik heb begrepen dat de studie eind april 2019 zal worden opgeleverd en ik kijk uit naar de resultaten.
Dit is een fundamenteel en breed debat, maar ik wil nog enkele observaties maken.
Mijnheer Persyn, ik kan u volgen. Er staan nu een aantal instellingen onder verhoogd toezicht. Die actie is er maar gekomen nadat we dat duidelijk met de koepels hadden afgesproken. Zij steunen het initiatief. Ik heb daar ook naar verwezen in mijn communiqué. We moeten ons wel realiseren dat de koepels niet representatief zijn voor alle woonzorgcentra in Vlaanderen. Een aantal grote groepen zijn lid van de commerciële koepel, maar een aantal kleinere commerciële initiatieven zijn nog niet aangesloten. Dat is een van de moeilijkheden. Er is geen gebrek aan goede wil bij de koepels, maar ze kunnen ook niet zeggen dat ze in contact staan met alle erkende woonzorgcentra in Vlaanderen. Dat is een observatie.
Het verhaal van de koepels is er een van het creëren van goodwill, van het aanscherpen en het stimuleren om te gaan voor kwaliteit. Dat doet natuurlijk geen afbreuk aan het feit dat we ook optreden.
Mevrouw Van den Brandt, er bestaat regelgeving die de mechanismes bepaalt bij een faillissement. Die dateert niet van deze legislatuur, maar bestaat al vrij lang. (Opmerkingen van Elke Van den Brandt)
Dat zou goed kunnen.
In die regelgeving is voorzien dat een rechtbank of curator ervoor moet zorgen dat er contact is met het agentschap Zorg en Gezondheid. Het is ook opgenomen dat de lokale overheid, het OCMW, wordt gevraagd om mee te zorgen voor de continuïteit van de zorg. Dat gebeurt in Grimbergen zeer actief door het OCMW. Onze administratie heeft hen daarvoor uitdrukkelijk bedankt.
Ik ben het ermee eens dat het bij diegene die op de lijst staan, niet gaat over financiële kwesties op zich maar over de kwaliteit. Dat is de indicatie die aanleiding geeft tot het plaatsen op de lijst. Ons nieuw Woonzorgdecreet heeft meer expliciete verwachtingen met betrekking tot zorgcontinuïteit en financiële weerbaarheid. Dat decreet is nog niet in werking. Onze Zorginspectie kijkt naar RSZ-achterstanden en dergelijke om na te gaan wat er zich afspeelt. Wat u zegt, is wel delicaat. Wat gebeurt er als er echte problemen zijn met de kwaliteit of als er knipperlichten aangaan? Een voorziening wordt dan uitgenodigd om remediëringsplannen te maken. Woonzorgcentra die in financiële groepen zitten, zullen over financiële kwesties vaak zeggen dat ze in een groter geheel zitten en dat we dus niet zo ongerust moeten zijn over de individuele cijfers. Als u zegt dat we daar de bewoners over moeten informeren, dan is dat zeer delicaat. We moeten alles op alles zetten dat aan de zorgcontinuïteit, financiële weerbaarheid en kwaliteitseisen wordt voldaan door de erkende organisaties. Ik vind het niet zo evident om op een bepaald moment rechtstreeks naar de bewoners te gaan, terwijl de organisatie zelf al het mogelijke doet om bijvoorbeeld mee te werken aan remediëringsplannen. Er zitten zeker zaken in die te maken hebben met consultatie van de bewonersraad. De verslagen van de Zorginspectie zijn ook publiek. We gaan geleidelijk aan naar een actieve openbaarheid van bestuur. Er zijn dus zeker initiatieven, maar ik vind niet dat we ons zomaar rechtstreeks tot de bewoners kunnen richten.
In het concrete geval in Grimbergen is het verschijnen op de lijst niet de oorzaak van het probleem. Er zit een financieel debacle achter, als ik dat zo mag zeggen. Het is natuurlijk ook geen toeval dat er bij wie in financieel moeilijk vaarwater zit, knipperlichten komen op het vlak van kwaliteit van de dienstverlening. Daar zal allicht een verband tussen zijn. Het is echter niet zo dat het verschijnen op de lijst als gevolg heeft dat men in de problemen geraakt.
Dat lijkt mij in dit geval niet juist te zijn. Het is in ieder geval niet de informatie waarover ik beschik.
Het voorval zegt ons wel dat we daar zeer alert voor moeten zijn en dat we ons daarop moeten organiseren. Ik ben de eerste om te zeggen dat we niet iedereen over dezelfde kam moeten scheren. Maar je kunt er niet omheen dat er toch aanleiding toe is om verscherpt toezicht uit te oefenen. Dat is ook de reden waarom ik het heb gedaan. De overheid moet duidelijk zijn. Als de kwaliteit en de integriteit van de bewoners in gevaar komen, zal de overheid niet aarzelen om op te treden.
Ik ga ervan uit dat het een zeer preventieve werking heeft, dat iedereen dat weet, en dat, mocht men denken dat men daaraan kan ontsnappen, dat niet zal lukken.
Ik denk dat ik met u het gevoel deel dat we hierin kort op de bal moeten spelen en alert moeten zijn. Waar we kunnen, moeten we proactief signalen capteren en mensen dan ook uitnodigen om duidelijkheid te geven over de remediëringsplannen die zij voorstellen.
Minister, één, ik denk effectief dat het draaiboek in Grimbergen goed heeft gewerkt. Chapeau voor de medewerkers die daar zorg verlenen. Het OCMW en het agentschap werken daaraan mee. Het werkt goed. Dat mag ook worden gezegd. Het draaiboek is er en het werkt. Het is spijtig dat het moet werken, maar in dit geval werkt het.
Twee, de zorg moet overal goed zijn, welke bestuursvorm er ook is. De zorg moet goed zijn en de kwaliteit moet worden geleverd. Minister, ik ben het volledig met u eens: als de kwaliteit in het gevaar komt of niet wordt geleverd, dan moet er toezicht zijn, desnoods verhoogd toezicht, zodat de kwaliteitsnormen worden afgedwongen. We mogen daar niet op toegeven.
Drie, u hebt het al gezegd in uw eerste antwoord: de ouderenzorgsector mag geen winstsector zijn. U zei dat men moet beseffen dat er daar niet veel winstmarges te rapen zijn. We moeten erop blijven toezien dat de zorg kwalitatief wordt verleend en dat het zorggeld, de publieke financiën, naar zorg gaan. We moeten daarbij kijken naar de opsplitsing tussen vastgoed en zorg, in verschillende bestuursvormen. Die marktwerking moet, als die er al moet zijn, een gecontroleerde marktwerking zijn. Vanuit de overheid moeten we absoluut controle blijven houden op de publieke financiën en ook op de rest.
Minister, u hebt het even aangehaald: we moeten dat soms proactief doen. We moeten dat installeren, bijvoorbeeld met betrekking tot het vastgoed in de zorg. Ik verwijs daarbij naar de studie. We moeten dat ook doen om te vermijden dat sommige minder bonafide of malafide uitbaters proberen, naar aanleiding van het verhoogd toezicht en de verstrengde kwaliteitscontrole, nog snel hun vergunningen of de bedden die vergund zijn te verkopen aan anderen om daar geld uit te slaan ten koste van de zorgbehoevende ouderen. Dat kunnen we niet toestaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.