Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Mijn allerlaatste vraag gaat over de contractstages in de bachelor Verpleegkunde. De onduidelijkheid rond de vergoedingen voor de contractstages in de vernieuwde vierjarige bachelor Verpleegkunde kwamen in deze commissie ruim aan bod begin dit jaar, op 17 januari. Minister, u zei toen dat studenten nauw betrokken waren bij de taskforce die uiteindelijk concludeerde dat een vergoeding of loon ongewenst is.
De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) vindt dat er wel dingen fout gelopen zijn bij het raadplegen van de studenten bij dit voor hen belangrijke dossier. U zou daarover met hen in gesprek gaan.
Het lijkt me niet onbelangrijk om dit dossier nauw op te volgen, want volgend academiejaar beginnen de eerste studenten aan hun contractstage. Hoe sneller er duidelijkheid bestaat, hoe beter, uiteraard. Er zijn een aantal zaken waarover ik van u nog graag wat toelichting gekregen had.
Hoe verliep het gesprek met de VVS? Werden afspraken gemaakt over het verdere verloop van studentenparticipatie in dit dossier? Hoe staat het met de vergoedingen? Kunnen de studenten op een onkostenvergoeding rekenen? Zo ja, werden er reeds bedragen bepaald en hoe plant u die te financieren?
De studenten ondervinden een comparatief nadeel van een vierjarige bacheloropleiding, omdat ze een jaar later op de arbeidsmarkt komen. Plant u het stagejaar nu te laten meetellen in de opgebouwde anciënniteit van de studenten? Dat was een van hun vragen.
De vergoedingsregeling is uiteraard niet het enige struikelblok bij de contractstages. Werd er reeds een regeling uitgewerkt omtrent de aansprakelijkheid van de student-stagiairs?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Soens, zoals we in de commissie van 17 januari besproken hebben in het kader van vragen om uitleg van uzelf en Jos De Meyer, zijn de studenten uiteraard betrokken partij. Ze hebben hun bezorgdheden uitgesproken en gevraagd om de modaliteiten voor de vierde opleidingsfase uit te werken. Ze beseffen dat het eventueel verkrijgen van een vergoeding gevolgen kan hebben voor hun statuut van student, wat uiteraard vermeden moet worden. De studenten vragen vooral een compensatie voor de extra onkosten die voortvloeien uit de intensieve stage in de vierde opleidingsfase van de bachelor Verpleegkunde. De studenten zijn verder betrokken via het adviescomité en de daarbinnen geïnstalleerde subwerkgroepen. De vier werkgroepen zijn al allemaal samengekomen. Aan de eerste drie hebben studenten ook actief geparticipeerd. Voor de vierde hebben de studenten zich laten verontschuldigen, maar waren ze wel uitgenodigd.
Hoe staat het met de vergoedingen? Het adviescomité en de beroepsorganisaties die zich in het bijzonder buigen over de modaliteiten rond de stage in de vierde opleidingsfase, zijn eind 2018 voor de eerste keer samengekomen. De pistes die bekeken worden in de schoot van het adviescomité, heb ik u ook al meegedeeld. Er zijn een aantal zaken, zoals de vrijwaring van het statuut van de student en het opleidingsbudget voor het vierde jaar. Maar de kern van de vraag van de student is natuurlijk die naar een onkostenvergoeding. Die gesprekken lopen nog volop, en de oplossingen laat ik nu eigenlijk eerst aan de raden van bestuur.
De opbouw van anciënniteit op de arbeidsmarkt behoort niet tot mijn bevoegdheden – dat weet u. Ik kan daarin ook geen initiatieven nemen. Er zijn in het verleden nog uitbreidingen van studieomvang geweest.
Wat de studenten-stagiairs en de aansprakelijkheid betreft, is de werkgroep die de medico-legale aspecten bekeek, samengekomen. Ze heeft besloten dat er geen specifieke nieuwe regeling uitgewerkt moet worden rond de aansprakelijkheid van de studenten-stagiairs tijdens de vierde opleidingsfase van de bachelor Verpleegkunde. De student moet te allen tijde een student-stagiair zijn, geen werknemer-stagiair. Ondanks het feit dat de student begeleid zal worden om meer verantwoordelijkheid te nemen, blijven dezelfde aansprakelijkheidsregelingen van kracht.
De contractstage omvat twee periodes van telkens vierhonderd uur. De student wordt een partner in het interdisciplinaire team. Zij of hij heeft nood aan een sterke begeleiding op de werkvloer, de stagementoren dragen een grote verantwoordelijkheid. Werkveld, hogescholen en studenten zijn het erover eens dat er kwalitatief en kwantitatief voldoende mentoren beschikbaar moeten zijn omdat het zorgen voor een goede professionalisering zeer belangrijk is.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik hoor u zeggen dat de gesprekken vandaag nog altijd lopen. Dat verontrust mij natuurlijk wel een beetje want we zijn eind maart en de eerste studenten starten in september met hun contractstages. Zij weten eigenlijk nog altijd niet hoe het nu precies zit met die onkostenvergoeding, hoe het nu precies zit met de begeleiding op de werkvloer, en nog een aantal andere zaken. Ik vind het eigenlijk redelijk problematisch dat zij nog altijd van niets weten. Ik hoop uiteraard dat de gesprekken nog voor de start van het academiejaar beëindigd kunnen worden, maar als ik voel hoe lastig het loopt om daar enig schot in de zaak te krijgen, vrees ik daar toch een beetje voor.
Ik vind dat zeer jammer omdat er van in het begin, toen de opleiding Verpleegkunde verlengd werd naar vier jaar, altijd heel duidelijk gesteld is dat daar duidelijkheid over moest zijn – en iedereen was het daar ook over eens. We zijn verdorie bijna vier jaar later en het is er nog altijd niet. Ik vind het dus echt wel zeer problematisch dat die studenten nog altijd van niets weten.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik sluit mij graag heel kort aan bij de vraagstelling van collega Soens. Ik heb dat ook gedaan op 17 januari. Minister, na de vergadering heb ik toch wel wat mails gekregen van studenten die enerzijds de blijvende zorg uitdrukten om voldoende bij deze besluitvorming betrokken te worden, en anderzijds vonden niet alle studenten dat ze vertegenwoordigd waren bij die besluitvorming. Ik wil u dit nogmaals meegeven.
Ik wil hier nog even bij aansluiten. Rond verpleegkunde zitten we met twee problemen.
Ten eerste hebben we verlengd, en dat is niet zo evident. Er waren bepaalde beloftes gedaan dat het in orde ging komen. Dan is er een pingpong ontstaan tussen het federale en het Vlaamse niveau over wie dat zou moeten voorzien. We zitten nu waar we zitten. Ik begrijp dus absoluut de vraag, en ook het gevoel dat bij de studenten leeft.
Maar er is uiteraard een tweede dossier. Ik wil toch van de gelegenheid gebruikmaken om daar nog eens op te wijzen. De mensen die HBO5 Verpleegkunde doen, de zogenaamde vroegere vierde graad, zweven nog altijd in een vorm van onwetendheid. Ik vind dat zeer jammer voor de studenten. Het is immers een belangrijke opleiding. Als we morgen alle HBO5-studenten – er zijn er die vroeger bij mij op school afgestudeerd zijn – uit onze ziekenhuizen weghalen, moeten we geen afdelingen maar vleugels van ziekenhuizen sluiten.
Moet die opleiding hbo5 kwaliteitsvol gebeuren? Ja, collega’s. Moeten we goed kijken wat we die studenten laten doen en wat niet? Ook ja. Absoluut, daar ben ik het 100 procent mee eens. Maar hbo5 Verpleegkunde is ook de opstap naar die leerlingen die later een niveau 6 Verpleegkunde gaan doen. Omdat niveau 6 nu vier jaar is geworden, is dat voor veel studenten uit gezondheids- en welzijnswetenschappen, uit sociaal- technische wetenschappen en uit verzorging, een te grote stap en dus is die hbo5 absoluut nodig. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om die oproep nog eens te doen, ook naar de overkant van de straat en de bevoegde mensen daar om dat alstublieft ter harte te willen nemen en niet in een strategie te komen waar we nu zitten, waar onduidelijkheid is, studenten niet inschrijven, er bijgevolg minder middelen naar die scholen gaan en docenten vertrekken. Op het einde van de rit moeten we niets meer oplossen, want dan zijn er geen studenten en geen instellingen meer. Ik wilde dat graag nog eens onder de aandacht brengen naar aanleiding van deze vraag.
Het is vooral een oproep naar de overkant, naar de bevoegde federale minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Soens, u weet dat bij een vorige vraag van u er ook wat commotie was bij de studenten die zeiden dat ze niet gehoord waren en dat men altijd zei dat ze wel gehoord waren in de ‘white paper’ of een andere paper die er toen was. Ik heb toen aan mijn kabinetschef gevraagd om de vertegenwoordigers van de studenten te ontvangen, samen met Lon Holtzer, onze zorgambassadeur. Dat was een goed gesprek, waarin gesteld werd dat men naar oplossingen moest komen. Ondertussen is de werkgroep samengekomen. Men werkt aan een oplossing. Er is ook even aan gedacht om dat federaal te regelen, maar dat leidde tot discussies tussen de regio's. Daarom zullen we het toch maar zelf doen. Ik heb er wel vertrouwen in dat dat in orde zal komen.
Het tweede probleem, dat collega Daniëls aanhaalt, is minstens even ernstig omdat jullie wellicht weten dat men in de Franse Gemeenschap ervoor gekozen heeft om de hbo5-opleiding met zes maanden praktijk te verlengen. Sommigen zeggen dat we dat ook in Vlaanderen moeten doen. Ik heb ondertussen al twee keer samengezeten met mijn Franstalige collega, die zeer goed weet dat het een tijdelijke oplossing is. Voor hem is de ideale oplossing ook om niveau 5 Verpleegkunde een statuut te geven in de leerladder, wat trouwens ook onze vraag is. Ik hoop echt dat dit de komende periode in orde kan komen. De jongeren die starten aan de opleiding halen normaal wel een diploma. Ze volgen ook een opleiding die wij in Vlaanderen volledig erkend hebben. Tot daar is er dus geen probleem. Maar de vraag die we in de Vlaamse Regering al hebben geformuleerd, ligt op tafel en kan enkel federaal tot een oplossing leiden.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik hoor u zeggen dat er wordt gewerkt aan een oplossing. Daar twijfel ik niet aan, maar ik hoor al vier jaar zeggen dat er wordt gekeken naar een oplossing voor die contractstages want die contractstages zaten al meteen in die verlenging van de Verpleegkunde. Dat is al een hele tijd geleden beslist. Ik vind het jammer dat we nu maart 2019 zijn, binnen een aantal maanden de eerste studenten aan het contractstages starten en ze nog altijd van niets weten. Dat vind ik heel spijtig. Jongeren hebben er geen duidelijkheid over of ze zullen worden vergoed of niet, of ze een onkostenvergoeding zullen krijgen of niet. Het is voor veel studenten van belang om aan die stages deel te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld