Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
We zijn het er allemaal over eens dat iedereen, zowel de overheid als de bedrijven en de gezinnen, zijn steentje moet bijdragen om de doelstellingen te halen. Er is nog een groot potentieel om te investeren in duurzame energie en in te zetten op energie-efficiëntie.
Investeren in energiebesparing loont en is zichtbaar op de energiefactuur. We stellen echter vast dat kmo’s op dat vlak nog heel wat kansen laten liggen. Vanzelfsprekend gaat het gros van de investeringen van kmo’s naar de corebusiness van de onderneming en minder naar energiebesparing, terwijl dat laatste een interessante besparing zou kunnen opleveren.
Het is belangrijk dat intenties ook effectief worden omgezet in actie. In dat opzicht zijn er sinds 2014 de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) voor grote bedrijven. Deze focussen op energie-efficiëntie. In 2017 werd een eerste sectorale energiebeleidsovereenkomst of mini-EBO afgesloten met Horeca Vlaanderen. Daarbij geeft het Vlaams Energieagentschap (VEA) ondersteuning aan de horecasector om gedurende twee jaar duizend horecazaken te begeleiden om energie-efficiënter te worden. Er werd ook een mini-EBO afgesloten met de Federatie Voedingsindustrie (Fevia) en Agoria en ten slotte zijn er gesprekken met Boerenbond en Comeos. De pilootprojecten hebben een looptijd van achttien maanden tot twee jaar. Het gemiddelde budget bedraagt 150.000 euro. In de beleidsbrief Energie 2018-2019 werden deze projecten als een succes omschreven.
Minister, de eerste mini-EBO met Horeca Vlaanderen gaat de laatste maanden in. Op welke manier wordt deze mini-EBO geëvalueerd? Wat zijn mogelijk al de resultaten? Hoe zal het een vervolg krijgen? De monitoring van de aanvragen en het besparingspotentieel is belangrijk voor een demonstratieproject. Tijdens de bespreking in de commissie van 24 mei 2017 gaf uw voorganger aan dat hij dat zou opnemen met het VEA.
Ik verklaar mij nader aan de hand van een sector die hier niet in werd opgenomen, maar het wel duidelijk maakt: de wellnesssector. Er zijn daar een paar types van investeringen die superinteressant zouden kunnen zijn. Bijvoorbeeld: hoe maak je op een energievriendelijke manier het sanitair warm water aan of het warm water voor je wellnessbeleving? Je zou een pilootproject kunnen opstarten bij een aantal wellnesscentra. Achteraf zou dat dan gemakkelijk kunnen worden gekopieerd door anderen, zodat die studie niet telkens opnieuw moet worden gemaakt. Want die wellnesscentra lijken uiteindelijk allemaal een beetje op elkaar. Minister, wat is de stand van zaken daarvan? Op welke manier zullen die projecten worden gemonitord?
Hoe worden de goede praktijken gedeeld bij de lopende mini-EBO’s?
Op welke manier zal er worden samengewerkt met de andere sectoren? Welke andere sectoren komen eveneens in aanmerking voor een mini-EBO?
Wat is het totale budget dat daarvoor zal of kan worden uitgetrokken?
Minister Peeters heeft het woord.
Wat Horeca Vlaanderen betreft, lag het zwaartepunt tijdens het eerste jaar op het afsluiten van raamcontracten en op het uitrollen van de mini-EBO via lokale communicatiecampagnes. Uit de rapportage van oktober 2018 bleek dat de infosessie alvast op veel belangstelling kon rekenen. Het tweede jaar van de mini-EBO, dat loopt van oktober 2018 tot oktober 2019, staat in het teken van het realiseren van de doelstelling om in duizend horecaondernemingen energiebesparende maatregelen te implementeren.
De volgende rapportage omtrent het project van Horeca Vlaanderen staat begin april gepland. Op dat moment wordt een duidelijk beeld verwacht over het aantal uitgevoerde investeringen en de bijhorende gerealiseerde energiebesparing.
Op basis van de resultaten zal het Vlaams Energieagentschap (VEA) de komende maanden in overleg met Horeca Vlaanderen het proefproject waar nodig bijsturen en evalueren. Bij een gunstige evaluatie zal worden bekeken of het wenselijk is om het huidige traject door te zetten of te vernieuwen. Er worden gelijkaardige evaluaties gepland met Fevia en Agoria, en met Comeos en de Boerenbond. Dat zijn trajecten van drie tot vier jaar, die lopen tot december 2022. De eindevaluatie volgt dan ook pas in 2022.
Alle mini-EBO’s rapporteren per semester over de vooruitgang binnen het proeftraject. Om de voortgang van de mini-EBO’s te kunnen monitoren, worden in deze rapportage minstens de volgende zaken opgenomen: ten eerste, het aantal gecontacteerde ondernemingen; ten tweede, de afgesloten raamcontracten; ten derde, het aantal begeleide ondernemingen bij de implementatie van een energiebesparende investering; ten vierde, een monitoring van de uitgevoerde investeringen. Dat laatste gaat specifiek over het type, de energiebesparing, het aantal en de investeringskosten.
De resultaten van de pilootprojecten zullen worden gedeeld zodra er voldoende relevante resultaten beschikbaar zijn. Momenteel is dat nog niet het geval. De pilootprojecten zitten daarvoor nog niet in een ver genoeg gevorderd uitvoeringsstadium.
De mini-EBO’s worden telkens met een sectorfederatie afgesloten. Er worden geen sectoren op voorhand uitgesloten voor het afsluiten van een mini-EBO. Op dit moment lopen er proeftrajecten met Horeca Vlaanderen, Fevia, Agoria, de Boerenbond en Comeos. De projectsubsidies bedragen voor Horeca Vlaanderen 144.900 euro, voor Fevia 150.000 euro, voor Agoria 158.444 euro, voor de Boerenbond 150.000 euro en voor Comeos 160.000 euro.
De omvang van het totale budget dat zal worden uitgetrokken voor een verdere uitrol van de mini-EBO’s zal na de evaluatiefase van de pilootprojecten worden bepaald en is op dit ogenblik nog niet vastgelegd. Dat kan ten vroegste gebeuren in het kader van de begrotingsopmaak 2020.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik blijf wat op mijn honger zitten wat betreft die monitoring. U kunt blijkbaar wel te weten komen welke investeringen er gebeuren en wat daarvan de besparingen zijn. Maar ik had indertijd een heel specifieke vraag gesteld. Ik had toen het voorbeeld gegeven van een EFRO-project (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling).
Het ging om een project in de schrijnwerkerijsector, waarbij er ondersteuning was om een aantal projecten uit te voeren en waarbij het energieverbruik voor en na de investering gemeten werd, om de gegevens achteraf binnen de federatie publiek toegankelijk te maken. Gelijkaardige bedrijven konden zo nagaan of een bepaalde investering ook voor hen nuttig zou zijn.
Mijn vraag is of het niet mogelijk is om de resultaten van de monitoring voor en na de installatie in de cloud te plaatsen, want uiteindelijk krijgen zij indirect geld van de overheid. Die resultaten zouden ter beschikking moeten staan voor bedrijven die met een gelijkaardig probleem kampen en willen nagaan of een bepaald type investering rendabel kan zijn. Uw voorganger vond dat een goed idee en ging dat overwegen, maar uit uw antwoord kan ik niet afleiden of dat nu effectief zo opgevolgd wordt.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, wat dit betreft heb ik denk ik al gezegd dat alles over die proefprojecten gaat en dat we alles verder zullen moeten evalueren. Het verhaal van dat EFRO-project is mij nog niet volledig duidelijk en ik zal het dus moeten navragen, maar ik denk in elk geval dat we de proefprojecten een kans moeten geven.
Recent heb ik ook gehoord dat men inzake energiebesparing zeer goede resultaten verwacht van het innovatief proefproject Easy Food Energy Savers (EFES), dat hier in de commissie ook al ter sprake is gekomen. Ik denk dat we de monitoring en evaluatie moeten afwachten en ik hoop dat we daaromtrent in april bijkomende informatie zullen krijgen. Uw suggestie rond dat EFRO-project neem ik zeker in overweging en dat bekijken we later opnieuw.
De vraag om uitleg is afgehandeld.