Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, moet de VRT de vurigste verdediger van het Standaardnederlands blijven, nu de Taalunie een visietekst heeft geschreven over taalvariatie en taalvariatiebeleid? Niet als het van Stefan Grondelaers afhangt, zo lezen we in zijn opiniestuk in De Standaard van vrijdag 22 februari 2019. Het hangt gelukkig niet van mijnheer Grondelaers af, maar misschien wel van ons parlement, wie weet.
In de beheersovereenkomst met de VRT staat dat de VRT de standaardtaal moet hanteren. Via helder, correct en toegankelijk Nederlands taalgebruik bepaalt de VRT mee de norm ervan. Tussentaal en dialect kunnen enkel uitzonderlijk en in het belang van een breder concept van een programma of een andere mediadienst. De VRT speelt een actieve rol in het stimuleren van de taalbeleving van de Vlaamse mediagebruikers en werkt mee aan en/of neemt initiatieven rond onder meer taalverwerving en taal- en spreekvaardigheid.
In de visietekst op taalvariatie en taalvariatiebeleid van de Adviescommissie Taalvariatie, die recent werd gepubliceerd in opdracht van de Taalunie, lezen we dat de pioniers- en voortrekkersrol van de VRT moeilijk te verzoenen is met de huidige taalrealiteit in Vlaanderen.
Met het oog op de nieuwe beheersovereenkomst richting 2020 zou de VRT sinds het voorjaar van 2018 bezig zijn met een voorzichtige herziening van haar taalbeleid. Ze zouden de rol van normbepaler daarbij niet willen opgeven, maar de omroep onderzoekt toch hoe een inclusiever, dynamischer en constructiever taalbeleid kan worden vormgegeven. Het gaat met andere woorden om een taalbeleid dat in belangrijke mate aansluit bij de aanbevelingen van de visietekst van de Taalunie.
In 2018 werd volgens de Taalunie in dat verband een raadpleging gehouden onder omroepmedewerkers, academici, onderwijsexperts en politici. Daaruit blijkt dat er vooral bij de eerste twee groepen – omroepmedewerkers en academici – een breed draagvlak bestaat voor wat men noemt een dynamischer taalbeleid.
In de visietekst wordt ook de situatie In Nederland aangehaald. We weten dat er daar sprake is van een minder strikte norm voor de publieke omroep. Zo is er in Nederland geen sprake van een taalraadsman zoals bij de VRT, en hanteren ze daar geen vaste uitspraaknorm.
Minister, hoe kijkt u naar deze visietekst van de Taalunie? Hoever staat de VRT met de voorbereiding van een veranderd taalbeleid richting beheersovereenkomst? Hebt u daar bevindingen of conclusies bij? Welke verdere acties plant de VRT nog bij de hervorming van haar taalbeleid?
Bent u van mening dat er, met het oog op de nieuwe beheersovereenkomst, moet worden gesleuteld aan de opdracht van de VRT inzake het hanteren van de standaardtaal?
Minister Gatz heeft het woord.
Hoe kijk ik naar de visietekst van de Taalunie? Sta me toe om even de conclusie van de visietekst van de Taalunie te hernemen en hieruit de essentie te citeren:
“In de huidige diverse en complexe samenleving past een minder normatieve en een meer dynamische en inclusieve benadering van taal en taalvariatie. Taalvariatie is een onontkoombare werkelijkheid die niet alleen getolereerd moet worden, maar waardevol en functioneel kan zijn in de verschillende beleidsdomeinen. Tegelijkertijd blijven normen van belang, zij het dat die in de verschillende beleidsdomeinen een verschillende rol kunnen spelen.
Op basis van de uitgangspunten en de implicaties in de vorige paragrafen kunnen we de volgende overkoepelende beleidsaanbevelingen formuleren. Erken dat taal altijd intrinsiek variabel is. Erken de noodzaak van talige normativiteit in bepaalde domeinen. Ga uit van de taalgebruiker en zijn verbale repertoire en communicatieve behoeften. Ontmoedig taalvariëteiten niet, maar bevorder waardering, respect en registergevoeligheid.”
Dit is een document dat enkele maanden geleden ook op het Comité van Ministers van de Taalunie werd besproken. Daarbij hebben minister Crevits en ik – vanuit de Vlaamse gevoeligheid, en ook los van de aanvaarding van het spanningsveld – gezegd dat de nadruk op de standaardtaal moet kunnen blijven liggen. Dat is een interessant debat.
De visietekst en het artikel van Stefan Grondelaers waar u naar verwijst wijzen dus nog altijd op de noodzaak van bepaalde normen qua taalgebruik. Maar anderzijds vragen ze ook om meer oog te hebben voor de dynamiek, de variabiliteit en de taalvariëteit. Mijn mening hierover is dat we erover moeten waken dat er inderdaad gegarandeerd wordt dat de standaardtaal wordt gebruikt als norm, maar dat er, afhankelijk van de situatie, ruimte moet zijn voor taalvariatie en taalflexibiliteit. Ik geef enkele concrete voorbeelden.
Journaals en informatieprogramma’s lijken mij uitzendingen waarin de standaardtaal moet worden gehanteerd. Daarentegen moet een vorm van taalvariatie mogelijk blijven in programma’s die bijvoorbeeld gericht zijn op jongeren, kinderen of bepaalde doelgroepen. Dat zorgt er precies voor dat de VRT, in haar inclusief beleid om alle mogelijke Vlamingen te bereiken, ook deze groepen niet mist.
U had ook een specifiekere vraag over de VRT en de herziening van haar taalbeleid, haar raadpleging en haar conclusies. De VRT stelt dat er reeds enige tijd een breed debat bezig is en wordt gevoerd rond de taal op de openbare omroep.
Op een studiedag in het Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound (RITCS) op 26 oktober 2018 getuigden de BBC en de Zweedse publieke omroep dat zij jaren geleden al regionale variatie in de uitspraak hebben toegestaan. Doordat ze vasthielden aan één uitspraakvariëteit konden ze hun opdracht minder goed uitvoeren omdat delen van het publiek zich niet in de publieke omroep herkenden. De BBC laat alle accenten horen: van Engels, Schots, Welsh en Iers Engels tot Amerikaans, Australisch, Indiaas en Singaporees Engels. De Zweedse publieke omroep is afgestapt van het Stockholmse accent – dat blijkt ook te bestaan – en laat de vijf regionale variëteiten horen.
Zoals in de visietekst staat, is er ook in Nederland geen sprake van een gecodificeerde uitspraaknorm. Elke NOS-journalist laat in beperkte mate zijn regionale accent horen. Het is cruciaal dat iedereen zich in de publieke omroep kan herkennen.
De VRT heeft in mei 2018 – iets verderop ten opzichte van de presentatie uit Zweden en Groot-Brittannië – een taaldebat georganiseerd waarin omroepmedewerkers, academici, onderwijsexperts en politici over het taalgebruik bij de omroep hebben gediscussieerd. Dit toont aan dat de publieke omroep ook mee het taaldebat wil voeden.
Over de stand van zaken met betrekking tot de herziening van het taalbeleid stelt de VRT het volgende.
Ten eerste volgt de VRT het publieke debat over de rol van de standaardtaal in de samenleving en de rol van de publieke omroep in de verspreiding van de standaardtaal.
Ten tweede zal de publieke omroep in ieder geval zijn visie, zoals beschreven in het VRT-Taalcharter, behouden. De VRT ziet momenteel geen noodzaak om zich publiek uit te spreken over het al dan niet herzien van haar taalbeleid, in de zin van een verdere verfijning ervan bij concrete toepassingen.
De VRT heeft zelf ook een raadpleging gehouden. Ze is bij de nethoofden en programmamedewerkers nagegaan of volgens hen het huidige taalcharter fundamenteel moet worden aangepast. Fundamenteel hoeft er volgens hen niets aan te veranderen, maar, zoals ook in de visietekst van de Nederlandse Taalunie staat, vooral informele belevingsnetten als MNM en Studio Brussel proberen te voorkomen dat ze door een strakke of te strakke taalnorm – dat is dan uiteraard de discussie – de binding met hun vooral jongere doelgroep zouden verliezen.
Wat waren de conclusies uit de bevraging? Volgens de VRT is de vrees terecht dat met name het jongere publiek, waaronder heel wat nieuwkomers, zich niet in de publieke omroep en zijn taalgebruik zouden herkennen. Uit onderzoek bij jongeren blijkt dat de standaardtaal weinig of geen prestige meer heeft. Dat is een vaststelling zoals een andere, zullen we maar zeggen. Op een of andere manier zal de omroep rekening moeten houden met de taalattitudes bij jongeren, wil hij zijn informatieve en verbindende opdracht tegenover deze diverse doelgroep ten volle kunnen blijven uitvoeren. De omroep kan het variatiebeleid van de Nederlandse Taalunie ondersteunen door de conclusies van de visietekst te onderschrijven: erkennen dat taalvariatie bestaat, respect tonen voor alle taalvariëteiten en het publiek met variatie leren omgaan. Natuurlijk, als men omgaat met variatie is dat altijd ten opzichte van een bepaald ijkpunt, en dat is dan toch weer de standaardtaal.
Voor de duidelijkheid, bij de VRT sluit niemand het gebruik van standaardtaal uit. In de visietekst wordt ook niet gezegd dat de VRT niet langer de vurigste verdediger van de standaardtaal mag zijn, wel dat de VRT niet alleen een virtuele variëteit van het Standaardnederlands mag verdedigen, waarmee Grondelaers het Nieuwsnederlands bedoelt, dat door vrijwel niemand constant wordt gesproken - maar dus dat de VRT ook oog moet hebben voor de variatie binnen de standaardtaal, en daarbuiten. De VRT probeert in dezen haar voorbeeldrol op te nemen.
Binnen de VRT wordt algemeen erkend, op alle niveaus, dat de standaardtaal als presentatietaal behouden moet blijven. Alleen moet ‘standaardtaal’ misschien ruimer worden gedefinieerd dan zogenaamd accentloos Nieuwsnederlands. Zoals het VRT-taalcharter sinds 2012 al stelt, behoort een lichte regionale of niet-moedertalige tongval volgens de VRT ook tot de standaardtaal, een taalvariëteit die voor de meeste mensen in de eerste plaats begrijpelijk, verzorgd en communicatief efficiënt moet zijn. De omroep laat die variatie misschien nog te weinig horen, waardoor sommige mensen zich mogelijkerwijze minder goed in hun publieke omroep herkennen. Ik doe ook mijn uiterste best om mijn Brusselse r enigszins onder controle te houden. Mocht ik dit antwoord voorlezen zoals Zwangere Guy, dan zou u me waarschijnlijk kunnen terechtwijzen, maar u zult natuurlijk wel horen waar ik vandaan kom.
Dat zegt u tegen een West-Vlaming.
De VRT is er wel van overtuigd dat ze een actieve rol moet spelen in het stimuleren van de taalbeleving van de Vlaamse mediagebruikers. Zoals uit het voornoemde onderzoek blijkt, beleven vele Vlaamse jongeren helemaal geen plezier aan het omgaan met taal. De VRT wil jongeren juist kunnen leren dat er niets mis is met dialect en omgangstaal, maar zeker ook niet met standaardtaal. Voor elke situatie is er een gepaste variëteit. Leren spelen met die variatie is dan ook belangrijk.
De VRT wijst er ook op dat de visietekst van de Nederlandse Taalunie veel aandacht heeft voor toegankelijke taal bij de overheid, bij de justitie en in de zorg. De omroep is er ook trots op dat hij met de actie Heerlijk Helder daar in Vlaanderen mee de aanzet toe heeft gegeven. Samen met Wablieft maakt de omroep zijn nieuwsbulletins ook steeds beter toegankelijk voor alle mensen die in Vlaanderen wonen.
Dan was er uw vraag welke verdere acties de VRT plant. De VRT spreekt zich over een hervorming op zich niet uit, zoals u hebt begrepen. Ze laat het publieke debat daarover spelen en probeert daarin een gidsfunctie te vervullen. In de beheersovereenkomst staat: “Tussentaal en dialect kunnen enkel per uitzondering en in het belang van een breder concept van een programma en/of andere mediadienst.” Met andere woorden, eigenlijk staat de Vlaamse overheid de VRT al een gevarieerd taalbeleid toe. Het lijkt de VRT wenselijk om in de aanloop naar een nieuwe beheersovereenkomst die variatie buiten de standaardtaal onder de loep te nemen. Ik geef een heel concreet voorbeeld. Mag een reporter als Dieter Coppens, die een sleutelrol speelt bij het programma ‘Down the road’, informele omgangstaal spreken als hij met downjongeren op reis gaat, of mag hij uitsluitend de Nieuwsnederlandse standaardtaal hanteren, die hij dan weer wel, zoals u zult hebben gemerkt, in de commentaartekst gebruikt?
Dan waren er uw vragen over de volgende beheersovereenkomst. Het antwoord op die vragen is uiteraard een voorafname op de toekomstige standpunten van de toekomstige Vlaamse Regering. Op zich kan de vraag natuurlijk worden gesteld. Er is zeker ruimte voor debat.
Ik ben van mening dat de VRT de standaardtaal moet hanteren in de uitoefening van haar kernopdrachten, zijnde het brengen van informatie en nieuws. Taal moet duidelijk en uniform zijn en de VRT heeft een voorbeeldfunctie te vervullen. Maar tegelijkertijd moet in bepaalde programma’s een taalvariatie of taalflexibiliteit mogelijk zijn die aansluit bij de realiteit, de sfeer en het doelpubliek van het programma in kwestie.
Er is niet alleen de Nederlandse taal, er zijn evenzeer de mogelijkheden die een publieke omroep heeft inzake de kennis van vreemde talen. We gaan het debat hier nu niet te ver openen, maar het maakt er wel voor een stuk deel van uit. Het advies van de Vlaamse Onderwijsraad van vorige jaar ‘Sterker Frans in het basisonderwijs’ kan perifeer mee worden vernoemd.
Taalonderricht moet uiteraard een hoofdaccent doorheen het basis- en het secundair onderwijs blijven. Maar het is het onderzoeken waard of initiatieven rond andere talen in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst van de VRT aan bod kunnen komen. Ik zeg dit in alle voorzichtigheid.
Uiteraard behoort dit tot de prerogatieven van de volgende Vlaamse Regering.
Ik hoop dat ik, net zoals bij de vorige vraag, over het principe zeer duidelijk ben geweest, maar er is ook ruimte voor experiment en variatie, zullen we maar zeggen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, laat het me dan wat scherp stellen: voor mij en mijn partij is het eigenlijk behoorlijk eenvoudig. We hebben het niet over een accentje hier of daar – wie ben ik als West-Vlaming? We weten natuurlijk ook allemaal dat er taalregisters bestaan en dat die worden gebruikt, maar er moet dus wel één standaardtaal zijn en daar moeten we niet op beknibbelen. Het is belangrijk voor onze eigen mensen in Vlaanderen en in Nederland, voor een duidelijke communicatie binnen Vlaanderen en Nederland. We merken dagelijks dat het er niet op verbetert, integendeel. Het is ook belangrijk voor mensen die Nederlands leren, buiten onze grenzen, en voor nieuwkomers hier bij ons. Uit de contacten die ik met die mensen heb, blijkt dat ze schijt hebben aan al die variatie. Ze willen gewoon weten hoe het zit en wat ze moeten gebruiken, zodat ze zeker weten dat het in orde is.
Wat dat betreft, zou ik toch graag een norm hebben. We weten dat de Taalunie het al jaren moeilijk heeft met normering. Dat komt ervan als men sociolinguïsten en academici binnenhaalt. Dan ben je natuurlijk verloren want die willen beschrijven, registreren, en absoluut geen richting aangeven. Ik denk dat wij dat als beleidsmakers wel moeten doen en dat het onze job is. Als de openbare omroep niet meer het voorbeeld geeft, dan vraag ik mij af wie dat dan wel nog moet doen. Stel dat de openbare omroep die taak in de toekomst zwakker gaat invullen dan in het verleden, dan vrees ik dat die openbare omroep opnieuw een poot wegzaagt onder de eigen bestaansreden. Ook de Taalunie is er flink mee bezig met die poten weg te zagen. We hebben geen behoefte aan een of ander contemplatief orgaan Nederlands-Vlaams, maar wij hebben behoefte aan een orgaan dat vorm geeft aan beleid en actie voert. Dat is in elk geval mijn mening.
Vorig jaar was ik in Leuven aanwezig op een avond van de VRT over de standaardtaal. Ik was er als enige politicus. Ik heb daar de hele avond moeten aanhoren dat wie voor een standaardtaal pleit, eigenlijk ideologiseert en ideologisch bezig is. Dat is ook wat we lezen bij die mijnheer Grondelaers. Ik citeer uit De Standaard: “Nochtans is de VRT een voor de hand liggende partner in de de-ideologisering die dringend nodig is om het Vlaamse denken over standaardtaal te genezen.” Wat voor onzin kraamt die man uit. Dit is echt van de pot gerukt. Als ik dat lees, stel ik me echt de vraag wie taal en taalbeleid aan het ideologiseren is. Ik denk dat die ideologen duidelijk aan de andere kant zitten.
Dit is mijn visie, minister. Ik zou er nog meer over kunnen zeggen, maar we gaan dat nu niet doen.
De heer Bajart heeft het woord.
Het is gezond dat de VRT haar taalbeleid regelmatig evalueert en dat de openbare omroep zich begint voor te bereiden met het oog op de nieuwe beheersovereenkomst. Ik ga ervan uit dat niet enkel het taalbeleid wordt geëvalueerd, maar ook andere aspecten. Het loutere feit dat hier naar gekeken wordt, hoeft geen paniek te veroorzaken. Het past voor een moderne publieke omroep dat er pragmatisch gekeken wordt naar het taalbeleid, gezien de VRT als opdracht heeft er voor iedereen te zijn, voor iedereen relevant te zijn en te blijven, en alle Vlamingen te bereiken. Er moet ook naar het taalbeleid worden gekeken om die opdracht naar behoren te vervullen.
Ik zie dan ook geen probleem in een iets flexibeler beleid ten opzichte van Studio Brussel en MNM. Jongerentaal is niets nieuws en kan als middel worden gebruikt om die taalgroep te bereiken. Zolang er een evenwicht wordt gezocht en voor ogen wordt gehouden dat dit een middel is tot een zeker doel, zie ik er niet noodzakelijk problemen in. Op die manier kan dit ook passen binnen de regels van de beheersovereenkomst, namelijk dat tussentaal en dialect enkel per uitzondering in het belang van een breder concept, een breder programma of een mediadienst kunnen.
Daarnaast hoop ik ook dat er bij de evaluatie van het taalbeleid van de VRT aandacht wordt besteed aan nauwkeurig taalgebruik op de websites van de VRT. Dat is een oud zeer. De VRT belooft telkens om daar beter op toe te zien, maar ik stel op VRT NWS toch met een zekere regelmaat schrijffouten, grammaticale fouten en hier en daar zelfs onafgewerkte zinnen vast. In de resolutie over de beheersovereenkomst die we in 2015 hebben goedgekeurd, hebben we gewezen op het belang van de juistheid en kwaliteit van de berichtgeving. Daaraan moet steeds de voorkeur worden gegeven boven snelheid. Dat is voor mij ook een belangrijk onderdeel van het taalbeleid.
Tot slot wil ik ook wijzen op de kritiek die we blijven horen van Doof Vlaanderen omtrent het gebruik van de Vlaamse gebarentaal. Zij vinden de kwaliteit daarvan bij de VRT niet hoogstaand genoeg. Er is ook kritiek op de overlegmomenten met de VRT, waarbij het gevoel gecreëerd wordt dat de VRT deze niet altijd even serieus neemt en ze vaak pro forma organiseert. Ook dit lijkt mij een zeer belangrijk onderdeel van een goed taalbeleid, van een compleet taalbeleid.
Ik hoop dat de VRT zich bij de evaluatie van het taalbeleid niet enkel beperkt of blijft beperken tot de standaardtaal en mogelijke uitzonderingen daarop, maar dat het taalbeleid in zijn totaliteit wordt geëvalueerd.
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben helemaal opgelucht dat er in ons taalbeleid geen normen voor uitspraak zijn. (Gelach)
De vraag is hoe gevarieerd ‘gevarieerd’ is en hoe breed men kan gaan. Er zijn ook programma's op de Nederlandse televisie waarvan je je zou durven af te vragen welke taal ze spreken. Ook soms in informatieve programma's wijkt het Noord-Nederlands heel sterk af van de wijze waarop wij het Nederlands op de VRT gebruiken in informatie-uitzendingen.
Minister, ik ben het eens met uw basisuitgangspunten en uw stellingen. In de kerntaken van de VRT is de standaardtaal eigenlijk het principe en naargelang de formats kan daarin gevarieerd worden. Ik wil ook verwijzen naar de BBC, waar een mix van uitspraken ook courant is.
Mijnheer Vandaele, dat is overigens ook een realiteit in het theater. Vandaag heb je daar dezelfde variatie, allemaal rond de kern van een bestaande en genormeerde taal, zeker in de geschreven vorm.
Ik denk dat het cruciaal is dat we minstens in de geschreven vormen wel degelijk normerend blijven denken. Dus daar ben ik het mee eens. Als we niet meer op dezelfde manier schrijven, dan gaan we elkaar zeker al niet meer kunnen lezen. Dat zou dramatisch zijn. Ik denk ook dat de variatie in de breedte – dat bedoelde ik daarnet – altijd afgeperkt wordt door de verstaanbaarheid. Op het moment dat dat niet meer kan, is dat jammer. Langs de andere kant: ik vind dat we in fictie en zelfs op de radio, in allerlei typische doelgroepenprogramma’s, van alles moet kunnen zien en horen. Stel u eens voor dat we ‘Eigen Kweek’ en ‘Bevergem’ zouden moeten missen.
Minister Gatz heeft het laatste woord. Neen, niet het laatste woord, het voorlaatste woord.
In deze discussie is het heel moeilijk om het laatste woord te hebben. Ik ga dat dus zeker niet proberen. Ik wil gewoon aangeven dat de VRT met het oog op de volgende beheersovereenkomst in elk geval van oordeel is dat de bepalingen die nu in de beheersovereenkomst staan, zeker gehandhaafd kunnen blijven. Ik lees ze u nog even voor. Daarna geef ik nog een persoonlijke appreciatie. Ik doe het ook voor de volledigheid van het parlementaire verslag. Het is ook niet slecht om sommige dingen te herhalen.
Vandaag staat er in de beheersovereenkomst: “De VRT hanteert de standaardtaal. Via helder, correct en toegankelijk Nederlands taalgebruik bepaalt de VRT mee de norm ervan. Tussentaal en dialect kunnen enkel per uitzondering en in het belang van een breder concept van het programma en/of andere mediadienst. De VRT speelt een actieve rol in het stimuleren van de taalbeleving van de Vlaamse mediagebruikers en werkt mee aan en/of neemt initiatieven rond onder meer taalverwerving en taal- en spreekvaardigheid.”
Er staan dus eigenlijk drie dingen. Het principe wordt gehandhaafd. De uitzondering wordt benoemd. En natuurlijk, het debat zal in de volgende beheersovereenkomst vermoedelijk vooral gaan over hoe groot de uitzondering wordt ten opzichte van het principe. Want daar kunnen we ons inderdaad wel vragen over stellen. En daar begrijp ik ook wel de gevoeligheden, en soms zelfs het ongenoegen, geuit vanop de banken van het parlement.
Het derde element, over de actieve rol in het stimuleren van taalbeleving, taalverwerving, taal- en spreekvaardigheid, vind ik anderzijds wel iets dat misschien wel een interessante versterking kan gebruiken, te bekijken in de volgende beheersovereenkomst.
Ik wil ook nog even aangeven, u zal dat gemerkt hebben, dat naast de ombudsfunctie, waarbij de VRT via de VRT-nieuwsapp actief gebruikers oproept om opmerkingen te laten geworden in verband met problemen die men heeft met de kwaliteit van de verslaggeving, er nu ook actief wordt opgeroepen om taalfouten te melden. Ik wil dus zeggen dat de VRT daarmee ook aangeeft dat zij door de snelheid van de nieuwsgaring niet altijd foutloos is op taalgebied. Men kan dit betreuren, maar op zichzelf is het niet slecht om – dat vind ik dan toch – publiekelijk aan de Vlaming te vragen om, wanneer er zorgen zijn, ook met betrekking tot de juiste taal in programma’s of, in dit geval, in nieuws, die ook mee te geven.
Tot daar de stand van zaken. Het debat zal in de toekomst vooral gaan over hoe zwaar de norm weegt ten opzichte van de uitzondering.
De heer Vandaele heeft het woord.
Inderdaad, minister. Daarnet zei u dat standaardtaal geen prestige meer heeft of steeds minder prestige. U citeerde dat uit een van uw teksten. Maar dat is natuurlijk de discussie van de kip en het ei. Meer zelfs: het is eigenlijk een ‘self fulfilling prophecy’. Hoe minder je de standaardtaal gebruikt, hoe meer prestigeverlies we zullen vaststellen. Vandaar dat wat mij en mijn partij betreft die uitzonderingen inderdaad uitzonderingen moeten blijven. Ik heb het ook al in het verleden gezegd. Men zegt soms: ‘Ja maar, bijvoorbeeld in fictie of om een bepaalde sfeer te creëren, moet je toch afwijken van die norm.’ Ik ga ervan uit dat een goed acteur perfect alle nodige nuances en gevoelens en dergelijke kan overbrengen in de standaardtaal.
De N-VA heeft bij het tot stand komen van de huidige beheersovereenkomst erg aangedrongen op het verscherpen van de passages over taal en de openbare omroep. Ik ga ervan uit, als wij er nog aan te pas komen in de toekomst, minister, dat wij dat zeker opnieuw zullen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.