Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de vraag of de gemeentelijke cultuurraad of een adviesorgaan voor culturele aangelegenheden verplicht is
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, minister, in januari 2019 is een nieuwe lokale bestuursperiode gestart. Dan heb je ook weer de hele cyclus van nieuwe samenstellingen van diverse geledingen, alsook van de adviesraden. Het decreet over het lokaal bestuur geeft extra mogelijkheden aan lokale besturen voor het organiseren van de participatie. Bij redelijk wat Vlaamse gemeenten heerst er momenteel onduidelijkheid over of een culturele adviesraad al dan niet verplicht is. Er was recent een brief van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie aan alle gemeenteraadsleden om het belang van de Cultuurpactwetgeving te duiden. Daarop volgde een eigen verduidelijking vanwege de federatie van het sociaal-cultureel middenveld. Later probeerde de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) dan ook aantal zaken te nuanceren. Daardoor krijg je dus bij de lokale besturen enige onduidelijkheid.
De analyse van de VVSG lijkt correct. Het is een verplichting om een adviesorgaan te organiseren voor culturele aangelegenheden, maar of dat een per se een cultuurraad moet zijn zoals wij die vroeger kenden, dat is natuurlijk een andere zaak. Minister, aangezien de Vlaamse overheid een coachende, stimulerende en regisserende rol heeft inzake het lokale cultuurbeleid, lijkt een finale verduidelijking door u wenselijk. Op die manier kan er voor de lokale besturen duidelijkheid worden geschapen en kunnen zij de juiste initiatieven nemen.
Daarom de volgende vragen. Kunt u verduidelijken in hoeverre een cultuurraad verplicht is? Wat zijn de minimale verplichtingen bij de organisatie van lokale participatie inzake culturele aangelegenheden? Zijn er ‘best practices’ van hoe men dat het best vorm kan geven bij lokale besturen, en kunnen die best practices dan ook eventueel worden gebracht door uw diensten?
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, er heerst bij lokale besturen dus verwarring over de inspraak en participatie in het gemeentelijk beleid, in het bijzonder dus over die al dan niet verplichte cultuurraad. Ik zal niet heel mijn vraag voorlezen, met alle brieven die erin worden geciteerd, want dan worden we allemaal hoorndol en dan ga ik over mijn tijd.
De tweede kwestie is natuurlijk wie eigenlijk bevoegd is om hierover de finale uitspraak te doen. Ik zal me dus vooral beperken tot wie wat heeft geschreven en vooral de onderstreepte gedeelten in mijn vraag voorlezen, want dat is drieënhalve pagina.
Eerst was er een brief van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie aan alle gemeenteraadsleden die opnieuw waren verkozen. Daarin verwijst die commissie naar het decreet inzake het lokaal beleid. Ze zegt: “Het participatiebeleid dat vervat is in het decreet Lokaal Bestuur kan immers niet los gezien worden van de Cultuurpactregels. Dit betekent dat elke gemeente nog steeds verplicht is om een adviesorgaan voor culturele aangelegenheden (bv. cultuurraad, jeugdraad) te hebben, zoals ook vastgelegd (...) in de decreten m.b.t. het Lokaal Jeugdbeleid/Cultuurbeleid en andere decretale bepalingen.” Dan wil ik graag even verwijzen naar het gedeelte dat nog rest van het decreet Lokaal Cultuurbeleid. In artikel 53 staat letterlijk: “De gemeente moet de volgende culturele actoren bij de organisatie van inspraak en participatie betrekken: 1° alle culturele organisaties en instellingen, zowel private als publieke (...); 2° deskundigen op het vlak van cultuur (...).” Verder wordt dat gespecifieerd, waarbij ook de mogelijkheid van sectorale deelraden wordt gegeven.
Dan is er het decreet over het lokaal bestuur. Artikel 304, §3, zegt: “Onder voorbehoud van de wettelijke en decretale bepalingen die op dit gebied gelden, kan alleen de gemeenteraad overgaan tot de organisatie van raden en overlegstructuren die als opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren.”
Op de website van De Federatie lazen we op maandag 18 februari dan die twijfel. Ik beperk me tot één citaat. Ze verwijzen naar de Cultuurpactregels en schrijven het volgende: “De gemeente moet culturele actoren betrekken bij de inspraak en participatie van haar cultuurbeleid. Het lokale bestuur is namelijk verplicht om een adviesorgaan op te richten bij de uitrol van het cultuurbeleid in de gemeente. Dit kan op meerdere manieren volgens het decreet lokaal cultuurbeleid, de cultuurpactwetgeving laat zelfs nog meer keuze: ofwel door de oprichting van één adviesorgaan voor alle culturele materies (vaak cultuurraad genaamd, soms vrijetijdsraad of raad voor cultuurbeleid); ofwel door de oprichting van deelraden voor sectorale materies (zoals de bibliotheekraad, cultuurcentrum, erfgoed (...)), met een overkoepelend adviesorgaan voor de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid.”
Zo gaat het door. Dan krijg je ook een uitspraak van de VVSG, niet onbelangrijk in dezen, natuurlijk. De VVSG schrijft het volgende op haar website en in een bericht in de nieuwbrief: “Een adviesorgaan voor culturele aangelegenheden is niet hetzelfde als de cultuurraad.” Dan verwijzen ze naar de genoemde brief van de Cultuurpactcommissie, en die bestrijden ze. Ze schrijven dat het niet klopt dat er een cultuurraad moet zijn. Ik citeer: “Wat wel verplicht is, is een adviesorgaan voor culturele aangelegenheden. Het lijkt een spel van woorden en terminologie, maar dat is het niet.” Inzake culturele aangelegenheden verwijzen ze naar het Cultuurpact en geven ze diverse varianten van een adviesraad aan.
Minister, ik denk dat het voor het veld nodig is om klaarheid te scheppen. Ik weet niet of u die kunt geven, maar wil toch de volgende vragen stellen. Ervan uitgaande dat participatie en inspraak in het gemeentelijke cultuurbeleid verplicht zijn en blijven, is een gemeentelijke cultuurraad verplicht of niet? Mag dat een raad zijn die over alle culturele materies gaat, dus zo’n vrijetijdsraad? Zijn de artikelen 52 tot 58 van het decreet Lokaal Cultuurbeleid nog steeds verplichtend, of mag ervan worden afgeweken? Ik dacht eigenlijk van niet, maar goed, ik zou graag uw mening daarover horen. Is er een potentieel conflict tussen het decreet Lokaal Cultuurbeleid en het decreet over het lokaal bestuur? Wat verstaat men onder de term ‘cultuurraad’ in de zin van de Cultuurpactwetgeving, en wat is het verschil met een adviesorgaan voor culturele aangelegenheden? Ik wil hier de parenthesis maken dat het natuurlijk zo is dat het oude model van de cultuurraad in veel gemeenten aan stevige slijtage onderhevig is, en dat er wordt gedacht over en gezocht naar alternatieven. Gemeenten proberen dat. De vraag is dan eigenlijk hoe breed de beleidsruimte is voor lokale besturen om te experimenteren. In analogie met decretale bepalingen, zijn de bepalingen van Cultuurpactwet en -decreet nog steeds verplichtend? Mag daarvan worden afgeweken? Binnen welke termijn moet een gemeentelijke raad of moeten gemeentelijke raden geïnstalleerd zijn?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega's, we zullen met de hamvragen beginnen. In hoeverre is een cultuurraad zoals we die in het verleden hebben gekend, nog steeds verplicht? Volgens de artikelen 6 en 7 van de Cultuurpactwet en het Cultuurpactdecreet moet de overheid alle erkende representatieve verenigingen en alle ideologische en filosofische strekkingen betrekken bij het cultuurbeleid in de vorm van een adviesorgaan. Het aantal organen wordt niet bepaald. Het is ook niet noodzakelijk dat voor iedere culturele sector een apart adviserend orgaan wordt opgericht. De gezamenlijke culturele sectoren en aangelegenheden moeten echter worden gedekt door een adviesorgaan, bijvoorbeeld een cultuurraad, een vrijetijdsraad, een raad voor cultuurbeleid enzovoort.
De Vlaamse Gemeenschap heeft de basisregels van de Cultuurpactwet voor de Vlaamse gemeenten aangevuld via het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid. Overeenkomstig artikel 54 van dit decreet kan de gemeente de actoren op twee manieren betrekken in het cultuurbeleid. Ten eerste, door de oprichting van één gemeentelijke raad, met adviserende bevoegdheid over alle culturele materies voor de hele gemeente. Ten tweede, door de oprichting van sectorale deelraden, met adviserende bevoegdheid over hun sectorale materie voor de hele gemeente, bijvoorbeeld een bibliotheekraad, een cultuurcentrum, een erfgoedraad enzovoort. Vertegenwoordigers van elke deelraad vormen daarnaast een overkoepelende gemeentelijke raad, met adviserende bevoegdheid over de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid.
De gemeenten moeten advies vragen aan die adviesorganen, met uitzondering van jeugdbeleid en sport. U weet dat een afzonderlijke jeugdraad decretaal verplicht is overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid. Voor sportbeleid is er geen apart adviesorgaan meer nodig. Indien gemeenten geen sportraad meer hebben, moeten zij advies vragen aan het adviesorgaan voor culturele aangelegenheden. Dan spreken we natuurlijk meer over een soort ‘vrijetijdsraad’.
Kortom: uit de voornoemde teksten blijkt dat de gemeente verplicht is om minstens één adviesorgaan voor culturele aangelegenheden in te richten. Het blijkt ook dat de organisatie van een cultuurraad in zijn ‘traditionele vorm’ kan maar niet moet, maar het moet wel een ‘vorm van cultuurraad’ zijn. Belangrijk bij dit alles is om de organisatie van een bredere burgerparticipatie voor ogen te hebben en te zorgen voor een dynamische aanpak, weliswaar binnen de wettelijke krijtlijnen. De ‘som’ van de regeltjes uit het decreet Lokaal Bestuur, het decreet Lokaal Cultuurbeleid en het Cultuurpact laat nog heel wat ruimte voor initiatieven voor een bredere betrokkenheid en meer inhoudelijke diepgang.
Wat verstaat men onder de term ‘cultuurraad’? De term ‘cultuurraad’ is een term die door gemeenten vaak wordt gebruikt voor een gemeentelijke raad met adviserende bevoegdheid over alle culturele materies voor de hele gemeente, of voor een overkoepelende gemeentelijke raad met adviserende bevoegdheid over de grote lijnen van het gemeentelijk cultuurbeleid. Maar er is geen enkele verplichting om die raad zo te benoemen. Je kunt hem eveneens ‘adviesorgaan voor culturele aangelegenheden’ noemen.
Zijn er minimale verplichtingen? Ik verwijs hiervoor opnieuw naar de verplichtingen vervat in de artikelen 6 en 7 van de Cultuurpactwet en het Cultuurpactdecreet en naar de bepalingen met betrekking tot de organisatiemogelijkheden van het adviesorgaan of de adviesorganen voor culturele aangelegenheden zoals bepaald in het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid.
Dit laatste bevat enkele duidelijke richtlijnen over de organisatie van inspraak en participatie in de artikelen 52 tot 58. Ik geef enkele principes van richtlijnen. Met het oog op de voorbereiding en de evaluatie van het cultuurbeleid, organiseert de gemeente inspraak en participatie met alle lokale belanghebbenden. Ze toont aan dat ze de lokale belanghebbenden heeft betrokken bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning.
De gemeente moet de volgende culturele actoren bij de organisatie van inspraak en participatie betrekken: alle culturele organisaties en instellingen, zowel private als publieke, die het Nederlandstalige culturele leven bevorderen, die werken met vrijwilligers of met professionele beroepskrachten en die een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente; deskundigen op het vlak van cultuur die het Nederlandstalige culturele leven bevorderen en die in de gemeente wonen.
De adviesorganen kunnen ook op eigen initiatief advies uitbrengen. De gemeente moet bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen motiveren.
Bovendien bepaalt het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur in artikel 304, $3, dat onder voorbehoud van de wettelijke en decretale bepalingen die op dit gebied gelden, alleen de gemeenteraad kan overgaan tot de organisatie van raden en overlegstructuren die als opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren; ten hoogste twee derde van de leden van de raden en de overlegstructuren, vermeld in het eerste lid, van hetzelfde geslacht is. Als dat niet het geval is, kan niet op rechtsgeldige wijze advies worden uitgebracht; gemeenteraadsleden en leden van het college van burgemeester en schepenen kunnen geen stemgerechtigd lid zijn van de raden en de overlegstructuren.
Zijn afwijkingen mogelijk? Neen. De artikelen 52 tot 58 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid zijn verplichtend. Hier mag niet van worden afgeweken.
Daarnaast is het zo – dat is niet onbelangrijk – dat de bepalingen van de Cultuurpactwet en het Cultuurpactdecreet van openbare orde zijn. Hier mag dus zeker niet van worden afgeweken.
Is er een potentieel conflict tussen het decreet Lokaal Cultuurbeleid en het decreet over het lokale bestuur? De verplichtingen van artikel 304, §3, van het decreet over het lokaal bestuur gelden “onder voorbehoud van de wettelijke en decretale bepalingen die op dit gebied gelden”. Die zinsnede betekent dat de verplichtingen vervat in het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid en vervat in de Cultuurpactwet en het Cultuurpactdecreet, steeds voorrang hebben op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. Bijgevolg is er geen conflict mogelijk tussen deze twee decreten. Men zou zelfs de hiërarchische rechtsorde binnen wetten en decreten als volgt kunnen vastleggen: eerst is er de Cultuurpactwet en het Cultuurpactdecreet, uitloper daarvan is het decreet op het lokaal cultuurbeleid, en een specificatie is dan het decreet op het lokaal bestuur, zonder afbreuk te doen aan de twee vorige.
Binnen welke termijn moet dit allemaal gebeuren? De wet of het decreet leggen geen termijn op. Dit is binnen het publiek recht een normale aangelegenheid. Er zijn vaak geen sancties of termijnen bepaald. De gemeente bepaalt zelf een redelijke termijn. Tot zolang blijven de huidige adviesorganen functioneren.
Naast alle subvragen kwam er dan een vraag die alles weer openlegt, namelijk over de ‘best practices’. Zoals ik reeds zei, bieden de regels uit het decreet Lokaal Bestuur, het decreet Lokaal Cultuurbeleid en het Cultuurpact heel wat ruimte voor initiatieven richting bredere betrokkenheid en meer inhoudelijke diepgang. Flexibiliteit en openheid zijn hierbij onder andere belangrijke te hanteren principes, wil het lokaal bestuur die noodzakelijke brede betrokkenheid kunnen garanderen in onze diverse samenleving.
Interessante info hierover kunt u zeker vinden bij De Wakkere Burger op www.adviesraden.be en het Minderhedenforum op www.changemakers.be.
Ik hoop hiermee vanuit het principe heel duidelijk geweest te zijn. Anderzijds is er in de modaliteiten wel veel ruimte voor dynamische lokale besturen. Ik hoop we naast de klassieke cultuurraden nog veel nieuwe initiatieven in de komende jaren zullen zien ontstaan. We kunnen daar allemaal beter van worden.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het samenvat – u mag mij verbeteren als ik een fout maak –, betekent dit dat er verschillende mogelijkheden zijn om een adviesorgaan te organiseren, zij het met deelraden maar er moet steeds iets overkoepelend zijn. Dat kan men zelf invullen. Men kan het ook anders benoemen. Dat is geen enkel probleem.
Maar als ik het goed voorheb, gaat de cultuurpactwetgeving boven het decreet. Dat betekent dus voor gemeenten dat de verschillende ideologische geledingen aanwezig moeten zijn. Dat is wel essentieel. Iedereen gaat ervan uit dat we moeten proberen om te moderniseren en op een andere manier aan cultuuradvies te doen en dat we moeten loskomen van de rigide structuur van vroeger. Dit betekent echter wel dat alle ideologische en filosofische strekkingen die aanwezig zijn binnen de gemeente, aan bod moeten komen. Dat is belangrijk omdat het betekent dat om een adviesorgaan te organiseren, men ervoor moet zorgen dat wel degelijk alle strekkingen aanwezig zijn. Dat lijkt mij duidelijk.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, vorige week mailde De Wakkere Burger mij nog met de vraag wanneer er duidelijkheid zou komen. Het is grappig dat u nu zelf naar De Wakkere Burger verwijst.
Uw antwoord was verhelderend en sluit nauw aan bij de manier waarop ik mijn vraag had opgebouwd. Er is in feite een grote beleidsruimte voor de lokale besturen om dit in te richten. Er is maar één echte beperking, namelijk de zin in het decreet Lokaal Cultuurbeleid die stelt dat alle culturele organisaties en instellingen op een of andere manier moeten worden betrokken. De wijze waarop ze worden betrokken, verplicht hen niet om in het klassieke verenigingscultuurraadmodel te stappen, maar laat allerlei varianten toe.
Er zijn vandaag trouwens veel steden waar kunstenorganisaties of erfgoedorganisaties apart samenwerken. Maar er moet wel altijd op een of andere manier een systeem zijn waarbij elke organisatie kan participeren. Want dat zit natuurlijk in de trapsgewijze orde van de regelgeving, het komt dan na het Cultuurpact. Dat is een strikte bepaling van het decreet Lokaal Cultuurbeleid. Ik zou daarvan graag nog uw bevestiging krijgen.
Ik deel helemaal het pleidooi dat er openheid moet zijn voor bredere betrokkenheid en burgerparticipatie. Ik denk dat het ook het moment is, zoals altijd bij wissels van lokale besturen, om dat adviesstelsel eens goed te herdenken en bij te werken. Maar de sleutel van die burgerparticipatie en van die betrokkenheid is toch dat er een intentie moet zijn, zowel bij de lokale overheid als bij de burgers, om op een volwassen manier dat samenspel met elkaar te spelen. Ik bedoel daarmee het volgende. Er worden adviezen gegeven en er wordt op adviezen geantwoord, al dan niet gemotiveerd, bijvoorbeeld over waarom ervan wordt afgeweken. Er wordt ook advies gevraagd. Er zijn ook veel lokale besturen die in de loop der jaren de gewoonte kwijtgeraakt zijn om advies te vragen. Maar cultuurraden en adviesorganen onder welke vorm dan ook, mogen op eigen initiatief adviezen uitbrengen. Je zou dan van de gemeenten verwachten dat daar antwoorden op komen, dat de gemeenten die raden goed ondersteunen.
Ik wil hier nog verwijzen naar het Vlaamse model. Het is niet perfect, ik weet het. Ik heb het er al vaak over gehad. Maar ons systeem van strategische adviesraden, zoals de SARC, is een interessant model. De reflectie die we van daaruit krijgen, is interessant. Het zou wat vroeger in het beleidsproces moeten kunnen. U hebt dat ook in de praktijk toegepast. Dat zou ook wettelijk verankerd moeten worden. Maar het feit dat zij adviezen moeten geven over decreten en besluiten, dat u daar in nota’s van de regering al dan niet op ingaat en dat ook motiveert, dat is een interessant, verrijkend model voor goede regelgeving en voor goed beleid. Ik kan de gemeentebesturen en de lokale cultuurraden aanraden om eens te bekijken hoe het in Vlaanderen werkt.
Dus ik begrijp: er zijn brede mogelijkheden, maar toch ook een aantal beperkingen, in de volgorde van Cultuurpact, lokaal cultuurbeleid, lokaal bestuur, regelgevingen. En iedereen moet er op een of andere manier bij betrokken worden, maar toch moet er grote ruimte zijn om het lokaal te organiseren.
Minister Gatz heeft het woord.
Zeer eenvoudig: ik kan de stellingen ontwikkeld door de heer Meremans en de heer Caron als repliek op mijn antwoord, waarvan gevraagd werd om ze te bevestigen, inderdaad bevestigen. Zonder meer. U moet het evenwel als volgt zien. Ik heb u een coherent antwoord proberen te geven op basis van een goed voorbereide juridische analyse van mijn administratie. Ik neem graag de rol op mij om dat dan urbi et orbi te zeggen. Iemand moet het blijkbaar zeggen. Dat neemt niet weg dat het enige orgaan dat nog bevoegder is dan ikzelf om zijn eigen decreten te interpreteren natuurlijk het parlement zelf blijft, zowel het Federale Parlement met betrekking tot de Cultuurpactwet als het Vlaams Parlement met betrekking tot het Cultuurpactdecreet en beide decreten die hier genoemd zijn.
Ik denk dat de opbouw van de redeneringen en de uitwisseling van gedachten die we gehad hebben interessant was en dat die op zichzelf ook duidelijk genoeg is voor alle gemeenten om ermee aan de slag te gaan. En wij kijken inderdaad met belangstelling uit naar hoe zij dit zullen doen. In dat verband, los van de rol die de Vlaamse overheid hier nog kan spelen, is er zeker ook in voorkomend geval ook nog altijd een rol weggelegd voor de Cultuurpactcommissie, niet alleen met betrekking tot de evenwichten van de verschillende filosofische en ideologische strekkingen, maar ook met betrekking tot de representativiteit als geheel, wat dus verder gaat dan ideologische en filosofische strekkingen. Ik denk dus dat we vertrokken zijn voor interessante maanden en jaren.
Ik denk dat de grondslag van de vragen een goede was, namelijk: hoe proberen wij het lokaal cultuurbeleid zoveel mogelijk te verankeren in ‘lokale klei’, zoals het ooit bedoeld was en zoals het eigenlijk niet de bedoeling is dat dat principe op zich ter discussie staat.
De heer Meremans heeft het woord.
Dat was duidelijk.
De heer Caron heeft het woord.
Ik denk dat we een boeiende tijd tegemoet gaan. Ik hoop vooral dat de vaste Nationale Cultuurpactcommissie ook weer kan functioneren. Want dat is natuurlijk ook een pijnpunt. Het moet werken. We hebben het daar maandag op het einde van het overleg met uw collega en met onze collega’s van de Franse Gemeenschap – de Fédération Wallonie-Bruxelles – ook even over gehad.
Ik hoop dat er aan Franstalige kant ook wel wat coöperatie is om die commissie opnieuw samen te stellen en haar werk te laten doen. Dat lijkt me wel belangrijk, ook al hebben ze geen echt sanctionerende bevoegdheden. Het zijn bemiddelaars, en ze kunnen alleszins uitspraken doen. Maar het is toch belangrijk dat er op het niveau van het land een orgaan bestaat dat over die interpretaties een uitspraak doet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.