Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik wil u vooreerst bedanken dat u een uur en een kwartier hebt zitten wachten om mijn vraag te kunnen beantwoorden. Ik heb u en blijkbaar ook mevrouw Pira in spanning gelaten.
Dit is een heel belangrijk thema dat het wachten eigenlijk wel waard is. Herinner u de hoorzittingen die het parlement hier heeft georganiseerd in het kader van de Klimaatcommissie. Daarbij zei de heer Delbeke, autoriteit op het vlak van klimaat, dat ruimtelijke ordening het beleidsdomein bij uitstek is dat een impact heeft op klimaat. Er is eigenlijk geen enkel ander beleidsdomein dat zoveel impact heeft op klimaat als ruimtelijke ordening.
Het verbaasde me de laatste weken en maanden ook dat bij heel veel actiegroepen die ten goede hun bezorgdheden uiten, het thema ruimtelijke ordening zo weinig aan bod komt. Het gaat vaak over brandstoffen, over zaken die te maken hebben met vergroening en dergelijke maar ruimtelijke ordening als beleidsdomein komt daar eigenlijk weinig aan bod. Nochtans hebben we op het niveau met de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement een historische stap gezet met het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Dat is vandaag echter nog altijd een witboek dat zonder beleidskader heel weinig impact heeft of kan hebben.
Recent zag ik een artikel in de krant over een onderzoek van de cijfers voor vergunningen voor de bouw van appartementen. Uit dat onderzoek blijkt dat in 2018 een recordaantal vergunningen is verleend. Het gaat over 26.374 vergunningen. De bouwmeester, Leo Van Broeck, reageerde daarop dat we nu zoveel mogelijk moeten afbakenen waar verdichting wenselijk is en ongeoorloofde bouwrechten in open ruimte moeten wegnemen om die elders te compenseren.
De Bouwunie zelf gaf voor dit record een aantal verklaringen: men wil nu snel eieren voor zijn geld, er zijn zeer lage hypothecaire rentes, en de energienorm die is verstrengd sinds 1 januari 2018. Om die redenen zou men nog snel aanvragen hebben ingediend in 2017.
Voormalig minister van Omgeving, Joke Schauvliege, gaf aan dat de cijfers erop wijzen dat er echt al een bouwshift is. Er worden minder vrijstaande woningen vergund en meer appartementen. Wanneer we echter wat dieper graven in die cijfers, zien we dat van de 16.000 vergunde projecten in 2017 het slechts in 3666 gevallen ging om herbouw na sloop, wat betekent dat voor alle andere projecten nieuwe bouwgrond werd aangesneden.
We zitten op een belangrijk momentum, want we zitten met heel wat nieuwe lokale besturen die geïnstalleerd zijn. Ik ben zelf ook lid van een lokaal bestuur en ik kan getuigen dat er echt een wil is om na te gaan hoe die bouwshift kan worden ingevoerd. Maar naast die wil zijn er ook heel veel vragen. Wat gebeurt er met grond die waarde verliest? Wat betekent dat voor de gemeente? Wat zullen de planlasten zijn voor de gemeente? Hoever kan een gemeente gaan? Welke engagementen zal Vlaanderen aangaan wanneer de zaken op streekniveau worden bekeken? Het schrappen van gronden is ook inkomstenderving. Men kijkt dus echt wel uit naar die beleidskaders.
Minister, hoe kunnen we de lokale besturen, in afwachting van die beleidskaders, nu al heel concreet steunen in het uitwerken van de principes rond de bouwshift?
Minister Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Ronse, het is misschien goed om het begin van uw vraag, de teksten en de cijfers die u citeert, in een breder kader te plaatsen. U vermeldt het hoge aantal vergunningen dat in 2017 voor nieuwe appartementen werd afgeleverd. Aan de basis daarvan liggen verschillende aspecten. Het is zonder twijfel zo dat de combinatie van bevolkingsgroei en de verderzettende gezinsverdunning – het stijgend aantal alleenstaanden – zorgt voor een groeiende vraag naar woongelegenheden. Het is dan ook niet abnormaal dat het aantal vergunningen in een opwaartse trend zit.
Wanneer we het aantal vergunde appartementen over een termijn van twintig jaar bekijken, dan zien we dat er een piek was in 2006, net voor de financiële crisis, en dat het hoge aantal vergunde appartementen pas nu opnieuw die piek van 2006 evenaart. We moeten de zaken dan ook in perspectief bekijken. Zo is er de sociologisch-demografische trend van bevolkingsgroei en gezinsverdunning, en de economische crisis die de voorbije tien jaar toch een beetje op de economische activiteit heeft gewogen.
Het hoge aantal meergezinswoningen is trouwens geen slecht nieuws wanneer men gaat voor het maximaal beschermen van open ruimte. We zitten met de sociologisch-demografische uitdaging dat er meer woongelegenheden moeten komen en dat de open ruimte meer moet worden beschermd. Dat kan via verdichting wat kan worden geconcretiseerd met meergezinswoningen, cohousing en andere projecten.
Vandaar dat we niet mogen spreken over een bouwstop maar over een bouwshift. Mensen moeten worden aangemoedigd om te verdichten maar het is natuurlijk een stop op de inname van open ruimte. We streven – u kent de cijfers beter dan ik – op korte termijn naar 3 hectare en in 2040 naar 0 hectare, wat tien jaar sneller is dan wat Europa heeft vooropgesteld.
Soms krijgen we commentaar dat iedereen in Gent of Antwerpen moet gaan wonen, quod non. We zoeken vooral naar goede locaties en dat kan in de centrumsteden zijn, maar ook in kleinere gemeenten.
Wanneer we dichter bij elkaar gaan wonen en op goede locaties, dan zijn er minder verplaatsingen met de wagen nodig, zijn de diensten, scholen, winkels en het openbaar vervoer gemakkelijker bereikbaar, te voet of met de fiets. We zijn allemaal het klimaat, ik zeg dat nu tien dagen maar ik heb vandaag gezien dat dat ook een boekje is geworden: ‘ Wij zijn het klimaat’. Op die manier kunnen we samen de CO2-uitstoot terugschroeven.
U vraagt me nu hoe de lokale besturen kunnen worden ondersteund om de principes van de bouwshift uit te voeren. We hebben daar de beleidskaders en in afwachting van een doorbraak is het goed dat de Vlaamse overheid samen met de lokale besturen en andere partners aan de slag gaan. Beleidsfora en het lerend netwerk worden ingezet en de opmaak van lokale ruimtelijke beleidsplannen wordt gestimuleerd. De lokale besturen beginnen aan een nieuwe beleidscyclus van zes jaar, zij moeten een beleidsplan 2020-2025 opstellen. Heel wat lokale besturen zien die bouwshift als een te verwezenlijken doelstelling.
Ik denk wij op dat vlak via het lerend netwerk, via de atria, in elke provincie toch handvatten kunnen geven om het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) op een proactieve manier uit te rollen in de praktijk. Wij gaan dat dus ook ondersteunen via pilootprojecten voor gemeenten maar ook voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Collega Pira, we gaan hier geen discussie organiseren over de schaalgrootte van lokale besturen in Vlaanderen. Ik denk dat een ruimtelijk beleid op het niveau van een lokaal bestuur, op gemeentelijk niveau, kan worden aangepakt, maar absoluut ook op intergemeentelijk niveau, wanneer je een sociologische regio hebt die dat kan aanpakken. We willen dat ook ondersteunen, onder meer via subsidies voor de oprichting van intergemeentelijke gecoro’s. De gecoro’s kennen jullie: de gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening.
De call is gelanceerd waarmee, tot het einde van maart, gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zich kandidaat kunnen stellen om in aanmerking te komen voor subsidies voor een gemeentelijk of intergemeentelijk ruimtelijk beleidsplan. Gemeenten kunnen ook in aanmerking komen voor subsidies om een beleidsmatige aanpak uit te bouwen rond het omgaan met ruimtelijk rendement en de decretale afwijkingsmogelijkheden in dat kader, met de tien ruimtelijke kernkwaliteiten, of een slim ruimtelijk rendabel parkeren. Er zijn dus verschillende instrumenten waarmee de Vlaamse overheid deze geselecteerde pilootprojecten kan ondersteunen en op die manier met de opgebouwde kennis en ervaring een leertraject voor de andere gemeenten kan uitbouwen.
Lokale besturen kunnen ook zelf aan de slag gaan. Stijgende vastgoedprijzen op goede locaties geven nu al aan dat de vraag op die plekken toeneemt. We stimuleren lokale besturen nu al meer en meer via verdichtingsprojecten op goede locaties.
Zoals ik daarnet al zei, verwijzen vele lokale bestuursakkoorden naar de uitdagingen en de principes van het BRV en geven ze heel wat beperkingen aan om open ruimte niet langer aan te snijden en daar echt een prioriteit van te maken. Ze kunnen hier al heel wat instrumenten voor inzetten, zoals u weet. Een voorbeeld is een richtlijn voor meergezinswoningen, waarmee een lokaal bestuur dus goede locaties kan afbakenen waar meergezinswoningen kunnen komen. Ook de welstand van die meergezinswoningen. Men kan een verordening opstellen. Men kan zelfs specifieke RUP’s opmaken voor bepaalde hoogpotentiële sites. Dergelijke instrumenten worden ook gebruikt om het aanbod aan appartementen te differentiëren: groot/klein. Het aantal alleenstaanden stijgt. Als ik de wachtlijsten bij sociale huisvestingsmaatschappijen zie, in mijn regio toch, zijn er heel wat wachtenden voor kleine appartementen, voor alleenstaanden. Ik denk dat ook op dat vlak lokale besturen initiatieven kunnen nemen om op een meer normatieve manier het aanbod van appartementen te differentiëren om in lijn te blijven met de vraag ter plaatse.
Met de door ons samen goedgekeurde wijzigingen aan de Vlaamse codex, bekend als de Codextreinen, kunnen anderzijds ook meergezinswoningen worden toegelaten waar dat vroeger niet kon, op voorwaarde dat dit een uitvoering is van de strategische visie van het BRV.
Ik stel ook vast dat zeer veel juridische vragen worden gesteld, in het bijzonder rond het omgaan met afwijkingsmogelijkheden die de Codextrein eind 2017 heeft ingevoerd ter bevordering van het ruimtelijk rendement. Hierover maakte mijn administratie een FAQ-lijst om gemeenten in deze uitdaging verder op weg te helpen.
Om de principes van de bouwshift met heel wat concrete voorbeelden duidelijk te maken, werken we momenteel aan een webtool met goedepraktijkvoorbeelden.
Ik denk ook dat het nodig is. Zoals ik woensdag al zei, is het het beleid om mensen te sensibiliseren en te stimuleren. We kunnen dat via andere manieren doen en wat sturend optreden. Maar een goedepraktijkvoorbeeld, zodat we van elkaar kunnen leren, via een lerend netwerk, is denk ik ook een heel goed middel. We hopen dat we deze webtool kunnen lanceren in de loop van de maand maart, zodat lokale besturen kunnen leren van interessante projecten over heel Vlaanderen, waar nu al heel wat werk voor geleverd is.
Maar het blijft niet alleen bij sensibiliseren en adviseren. We gaan ook proberen sturend en normerend op te treden. U weet beter dan ik dat er ook op decretaal vlak deze legislatuur nog een aantal uitdagingen op de plank liggen. Ik hoop dat we daar de volgende weken samen met u en samen met iedereen in deze commissie werk van kunnen maken. Er zijn een aantal ontwerpdecreten waarvan ik hoop dat ze nog goedgekeurd kunnen worden voor het einde van de legislatuur: het decreet rond de woonuitbreidingsgebieden, het Instrumentendecreet, het Bosdecreet. Dat zijn dus heel wat uitdagingen die op ons liggen te wachten. Ik hoop dat we hier samen de volgende weken nog concreet werk van kunnen maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel, minister. U hebt een aantal zaken, zeker omtrent cijfers, in een duidelijk perspectief gesteld. Er zijn een aantal aangevingen waar ik het ook mee eens ben. Maar de kern van de zaak is natuurlijk dat we zitten met een verlies aan open ruimte, dat zich in sneltempo doorzet. Er is hier in het parlement een uitgesproken politieke wil, over bijna alle partijgrenzen heen, om te gaan voor dat verhaal, waarbij we tegen 2040 45.000 hectare harde bestemming omzetten in zachte bestemming. Er is, ook bij de lokale besturen, een voluntarisme om dat te doen.
Het is goed dat u investeert in lerende netwerken en in de webtool. Al de zaken die u opgesomd hebt, baden in een zekere sfeer van vrijblijvendheid, van goede wil. Ondanks die vrijblijvendheid en goede wil stellen we vast dat die lokale besturen ook echt wel nood hebben aan duidelijke beleidskaders waarin ze kunnen werken. Als de decreten die u opgesomd hebt, er deze legislatuur door raken, is dat goed. Die beleidskaders vormen toch wel het sluitstuk. U hebt onlangs het kader van het klimaat een aantal engagementen uitgesproken, onder meer over vergroening. De kroon op het werk zou echt gevormd worden door die beleidskaders. Als die erdoor komen, kunnen we onze visie op ruimtelijke ordening echt doorvoeren.
Mijn vraag is dus: hoe ziet u de uitwerking van die beleidskaders? Ziet u daar nog perspectief in deze legislatuur?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik wil me hier even bij aansluiten. Minister, u hebt regelmatig verwezen naar de lokale besturen. Collega Ronse: u zegt dat het een beetje afhangt van de goede wil. Ik denk dat ik dan toch met enige trots kan zeggen dat mijn goede liberale collega, onze fractievoorzitter Bart Somers, hier wel een heel goed voorbeeld is om aan te halen in de praktijkvoorbeelden. U weet, minister, dat collega Somers, Mechels burgemeester, een prijs behaald heeft, de Gouden Baksteen. Dat gebeurde vanwege zijn aanpak in Mechelen: volledig in de kaart van het klimaat, slim verdichten, het groene vooropstellen enzovoort. Dat was ook een beetje in het kader van het BRV. Ik denk dus: waar een wil is, is een weg. U ziet dat er inderdaad al wat mooie praktijkvoorbeelden zijn. Ik denk dat Mechelen zeker bij die praktijkvoorbeelden aangehaald mag worden wat betreft goede voorbeelden van de bouwshift.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Collega Ronse zei in het begin dat Jos Delbeke had gezegd: ruimtelijke ordening is het belangrijkste om de klimaatdoelstellingen te halen. We hebben zelfs een eigen minister-president gehad die – drie jaar geleden, denk ik, in 2016 – gezegd heeft dat het cruciaal is om die ruimtelijke ordening, na de rommel die er sinds de jaren 70 van gemaakt is, opnieuw in orde te zetten om onze klimaatdoelstellingen te halen.
– Tinne Rombouts treedt als voorzitter op.
Minister, ik heb uw antwoord beluisterd. De door u geschetste evolutie, met gezinsverdunning, veroudering en appartementisering, is er natuurlijk al jaren. Dat neemt niet weg dat de open ruimte ondertussen almaar meer wordt ingenomen. Zodra voormalig minister Schauvliege de betonstop of bouwshift heeft afgekondigd, heb ik van in het begin gezegd dat we moeten opletten. Als iets wordt afgekondigd, duurt het natuurlijk een tijd eer alle wetgeving rond is en alles operationeel is. Ondertussen gebeurt iets heel menselijk. De eigenaars van onbebouwde bouwgronden proberen nog snel die gronde te kunnen bebouwen. We horen dat al lang op het terrein, niet enkel van lokale besturen, maar ook van advocaten, stedenbouwkundigen en architecten. Er zijn op het terrein allerlei zaken aan de gang en indien niet snel iets gebeurt, zullen de doelstellingen al achterhaald zijn voor we eraan kunnen beginnen.
Mijnheer Ronse, u hebt cijfers aangehaald in verband met de stijging in sneltempo van het aantal vergunningen in 2017 en 2018. Dit wijst op een fenomeen dat wij de betonnen golf noemen. Deze zeer verontrustende evolutie is nu aan de gang.
Minister, wat zult u daaraan doen? Zelfs indien u snel werk kan maken van de decreten, zal het altijd lang duren voor alles klaar is. Wat kunt u ondertussen doen om die golf onder controle te houden? Verder sluit ik me aan bij de vraag hoe het met het BRV zit. Zult dat er deze legislatuur nog komen?
Ik wil heel duidelijk stellen dat ik blij ben met de urgentie waarmee de vragen zijn gesteld. Ik denk dat de commissie de vier ontwerpen van decreet die hier de komende weken op ons bord zullen terechtkomen dan ook snel zal afhandelen. We hebben geen tijd te verliezen en ik reken op een quasi-unanimiteit om snel te kunnen landen met het ontwerp van decreet met betrekking tot de woonuitbreidingen, het ontwerp van instrumentendecreet en het ontwerp van Bosdecreet. Ik dank iedereen voor de steun die we krijgen om de afgeklopte strategische visie te vertalen. Ik begrijp het ongeduld. Om die reden hebben we van in het begin gesteld dat het pakket van vier ontwerpen van decreet, ook het ontwerp van decreet met betrekking tot de bestemmingsneutraliteit, hier zal worden neergelegd. We weten dat we nog op een advies van de Raad van State wachten, maar zodra we daar meer over weten, zullen we, op urgente vraag van het Vlaams Parlement, snel naar hier komen om die concrete stappen voorwaarts decretaal te verankeren.
Het gaat er om de strategische visie heel duidelijk te stellen. De EU heeft het over 2050, maar wij hebben het over 2040.
Er wordt een beetje meewarig over de sensibilisering gesproken. Ik begrijp dat dit in decreten moet worden verankerd, maar we mogen die sensibilisering niet onderschatten. Zoals ik al heb gezegd, begint een goed beleid met sensibilisering. We moeten natuurlijk sturende en uiteindelijk ook normerende instrumenten hebben om een beleid volop te kunnen uitrollen, maar we mogen die mentale shift niet onderschatten als middel. Dat lerend netwerk en die webtool zijn zaadjes die worden gezaaid om het draagvlak mogelijk te maken.
Een andere vraag is of het ritme van het aansnijden van de open ruimte al dan niet stijgt. Er zijn allerlei buikgevoelens, maar we moeten opletten dat we op de objectieve cijfers wachten. Ik heb de voorbije dagen de grafiek van de inname en het gebruik van de ruimte gezien. Ik zie dat dit de voorbije jaren rond zes hectare schommelt. Het ene jaar is het zeven, het volgende jaar is het vijf en dan gaat het weer naar zes. We wachten nu op de cijfers voor 2017. Het kan opnieuw naar zeven gaan, maar we hebben nog geen objectieve, harde cijfers in verband met een doorgroei of een verscherpte toename.
De conclusie is duidelijk. We investeren in de mentale shift voor de bouwshift. Het is heel belangrijk dat de Vlamingen hiervan overtuigd geraken en dat de lokale besturen er volop op inzetten dat dit ook bij hen kan. Indien mensen zien dat dit in een buurgemeente succes heeft en dat de mensen er daar enthousiast over zijn, zullen de bereidheid en de durf groter worden om dat ook in de eigen gemeente te doen.
We hopen de decretale verankering van de strategische visie in vier ontwerpen van decreet zo snel mogelijk hier te krijgen. Ik reken erop dat het Vlaams Parlement die ontwerpen van decreet snel en constructief zal willen behandelen. Op die manier zullen we deze legislatuur op dat vlak nog een aantal decretale stappen voorwaarts kunnen zetten.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik heb een beetje een dubbel gevoel. Enerzijds ben ik het uiteraard volmondig eens met de visie die u naar voren brengt. Anderzijds blijf ik wat op mijn honger.
Komen die uitgewerkte beleidskaders er al dan niet? Die vier ontwerpen van decreet zijn gekend, maar die beleidskaders vormen het sluitstuk. Zonder die kaders zijn de hele bouwshift en het witboek leuk op papier, maar hebben ze weinig echte daadkracht. Goed uitgewerkte beleidskaders zijn nodig om de lokale besturen daadwerkelijk mee te krijgen om dit uit te voeren. Ik hoop dat er duidelijkheid komt over de vraag of die kaders er al dan niet nog deze legislatuur zullen komen.
Ik hoop dat de partij die daarnet over de Gouden Baksteen sprak de komende maanden in de Vlaamse Regering vooral de Mechelse vleugel en niet de stem uit Limburg laat spreken. Als we met betrekking tot het klimaat nog ernstige zaken willen ondernemen, is het belangrijk dat u de volle gedragenheid krijgt.
Ik zou alle jongeren die op dit moment op straat komen voor het klimaat willen suggereren vooral naar die beleidskaders uit te kijken. Ik weet dat het technisch is en saai klinkt, maar indien we daarin slagen, zullen we deze legislatuur de grootste doorbraak voor het klimaat hebben gerealiseerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.