Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, de volledige kernuitstap van ons land in de periode 2023-2025 is wettelijk vastgelegd. In 2023 worden de eerste kernreactoren uitgeschakeld, en in principe in 2025 de overige. De bevoorradingszekerheid garanderen in combinatie met een volledige kernuitstap kan alleen maar als er in die periode ook voldoende alternatieve productiecapaciteit operationeel is. Daarvoor wordt in de eerste plaats aan bijkomende thermische gascentrales gedacht. De federale minister van Energie heeft eindelijk een ondersteuningsmechanisme uitgewerkt dat noodzakelijk is om de elektriciteitsproducenten te overtuigen die centrales te bouwen. Zonder dit mechanisme zouden de centrales niet of niet voldoende rendabel zijn om binnen de geplande tijd te worden gebouwd.
Daaromtrent is uiteraard al heel wat studiewerk gebeurd. In maart 2018 nog publiceerde PwC een studie over het capaciteitsmechanisme voor België ter voorbereiding van een wettelijk kader. Daarin staat de zin: “Zo bestaat het risico dat het CRM een impact heeft op de werkwijze van de systemen ter ondersteuning van hernieuwbare energie. Het systeem van groenestroomcertificaten in stand houden en tegelijkertijd de beschikbare capaciteit vergoeden, zou aanzien kunnen worden als dubbel gebruik.” Met die zin lijkt men te stellen dat een capaciteitsmechanisme in combinatie met het ondersteunen van de productie van groene stroom niet mogelijk is.
Minister, vandaar een aantal vragen. Hebt u er een zicht op op welke informatie PwC zijn besluit baseert dat een capaciteitsmechanisme een impact zou hebben op de ondersteuning van hernieuwbare energie?
Is de invoering van het capaciteitsmechanisme ter sprake gebracht op het Overlegcomité met de bedoeling een eventuele impact op de gewestelijke regelgeving voor de ondersteuning van de productie van groene stroom te voorkomen?
Hebt u er zicht op of het ondersteuningsmechanisme voor groene stroom zoals wij dat nu hebben, kan blijven bestaan in combinatie met het capaciteitsmechanisme zoals de Federale Regering het heeft uitgewerkt? Zo niet, op welke manier kan het Vlaamse ondersteuningsmechanisme dan worden bijgestuurd?
Minister Peeters heeft het woord.
De gewesten werden niet betrokken bij de opmaak van deze studie over de capaciteitsmechanismen. In de studie is er over het algemeen weinig aandacht voor mogelijke interacties met de gewestelijke bevoegdheden.
In de aanbevelingen van de Europese Commissie wordt er in elk geval sterk op aangedrongen om technologieneutraliteit in te bouwen als principe bij het ontwikkelen van capaciteitsvergoedingsmechanismen. Dit betekent dat alle types van installaties in principe zouden moeten kunnen inschrijven op dit ondersteuningssysteem, mits ze natuurlijk voldoen aan alle modaliteiten.
Het voorstel van de federale minister van Energie tot invoering van een capaciteitsmechanisme werd ter sprake gebracht op het Overlegcomité van 19 december laatstleden, waar er akte werd genomen dat het overleg heeft plaatsgevonden. Mijn kabinet heeft evenwel tijdens een interkabinettenwerkgroep (IKW) die het Overlegcomité voorafging, vragen gesteld over bijvoorbeeld de mogelijke interactie met warmte-krachtkoppelingen (wkk’s). Het voorstel behoeft dus wat ons betreft nog verdere verduidelijking om de mogelijke impact op gewestmateries uit te klaren.
De impact op het gewestelijk ondersteuningsmechanisme zal afhankelijk zijn van de modaliteiten voor deelname aan het systeem. Deze moeten nog verder verduidelijkt worden. Ook daar zal de toekomst meer opheldering brengen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Bedankt voor uw kort antwoord, minister. Wat positief is, is dat u een aantal zaken bekijkt en onderzoekt, dat u al vragen gesteld hebt. Ik begrijp dat u nog geen antwoorden gekregen hebt. Kunt u ons zeggen welke concrete vragen u gesteld hebt en welke bezorgdheden u geuit hebt? Wat zijn de verdere afspraken voor overleg met uw federale collega? Dat is toch niet onbelangrijk, gezien de mogelijke impact op het Vlaamse beleid.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de vraag van de heer Bothuyne, omdat wat in het federaal parlement goedgekeurd zou kunnen worden, wel degelijk een invloed heeft op het gewestelijke niveau. Omgekeerd is mijn vraag de volgende. Hebben wij invloed op wat er in het federale parlement ter stemming voorgelegd zou worden? Dat moet nog naar de Raad van State, maar kunnen ook de gewesten een input leveren om dat bij te sturen? Als het negatief uitdraait voor de gewesten, zijn we wel, zoals we dat zeggen, ‘gejost’.
De heer Danen heeft het woord.
Ik vind het eigenaardig dat de studie van PWC weinig aandacht had voor de interactie tussen de federale mechanismen en die van het gewest, want dat is toch iets fundamenteels.
Ik zou graag willen weten wat het tijdspad is voor de volgende stappen die gezet moeten worden. Dat lijkt me cruciaal, want we kunnen echt niet langer wachten.
Minister Peeters heeft het woord.
Bij het voorontwerp dat op tafel lag tijdens het Overlegcomité, was het vooral de vraag of zowel nieuwe als bestaande gewestelijke installaties zouden kunnen deelnemen aan de veiling. Dat was namelijk erg onduidelijk.
De modaliteiten voor deelname aan het vergoedingsmechanisme, zoals de minimumdrempel, werden allemaal per KB bepaald. In de memorie van toelichting werd enkel gesproken over het federale, technische reglement. Het ziet ernaar uit dat enkel installaties van meer dan 20 megawatt zullen kunnen deelnemen aan die veiling. Dat was ook een van de aandachtspunten waarop het Vlaams Energieagentschap (VEA) hamerde. We zijn op dit ogenblik aan het bekijken hoe dat verder verloopt. Dat is allemaal ter sprake gekomen bij de voorbereidende IKW’s. De vragen werden overgemaakt aan minister Marghem. Zodra we daar een antwoord op krijgen, zullen we dat uiteraard meedelen.
Wat het tijdspad betreft, hebben we begrepen dat de Federale Regering een voorstel heeft uitgewerkt dat op dit ogenblik voor advies bij de Raad van State ligt. Ook daarover kan ik vandaag nog niet heel veel zeggen, maar zal de toekomst meer verduidelijking brengen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat u inderdaad de juiste vragen hebt gesteld: op welke manier kunnen die installaties, die door Vlaanderen ondersteund worden, ingeschakeld worden in het federale systeem? Welke impact dat heeft, is een vraag die u dan weer zult moeten beantwoorden.
U zegt dat u de antwoorden, zodra u ze hebt, zult meedelen. Misschien kan afgesproken worden dat die ter beschikking gesteld worden van de commissie, zodat we dat samen kunnen opvolgen en ervoor zorgen dat we een efficiënt ondersteuningssysteem hebben. Enerzijds mag dat geen dubbel ondersteuningssysteem zijn en anderzijds moeten ook de installaties vanuit Vlaanderen maximaal meegenomen kunnen worden bij de berekening van de capaciteit die nodig is om de bevoorradingszekerheid te garanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.