Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
De provincie Antwerpen heeft de fuifbussen afgeschaft. Die bussen hebben eigenlijk gedurende negen jaar de jongeren gratis en veilig naar huis gebracht na een fuif. De reden voor die afschaffing is dat de provincies niet langer bevoegd zijn voor Jeugd. Zij verwijzen nu naar de lokale besturen om die taak over te nemen. Tot de afschaffing worden de fuifbussen deels gefinancierd door de provincies en deels door de gemeenten.
Begin februari maakte u samen met uw collega-minister Sven Gatz bekend dat goedkope bivakbussen voor jeugdbewegingen in het vaste aanbod van De Lijn komen. Zo krijgt het proefproject na twee jaar ook definitief vorm. De prijs voor die bivakbussen werd in het kader van het proefproject verlaagd naar 1,30 euro per reiziger. Dat is met succes, want meer dan tweehonderd jeugdbewegingen maakten hiervan gebruik tijdens de zomers van 2017 en 2018. Hiermee werden 15.000 jongeren vervoerd tijdens vierhonderd ritten.
De totale investering voor dit project bedraagt 70.000 euro, verdeeld over uw bevoegdheid en die van minister Gatz.
Ik vond dat van u beide een knap en inspirerend project, minister. Het heeft me aan het denken gezet. Waarom organiseren we geen gelijkaardig project voor die fuifbussen? U en uw collega, minister Gatz, zouden de handen in elkaar kunnen slaan om de jongeren niet alleen veilig en milieuvriendelijk naar hun kampplaats te brengen, maar ook van een fuif naar huis. Nu de provincie Antwerpen de steun voor de fuifbussen terugtrekt, zou het zeer jammer zijn indien dit project stopt. Men kan hiervoor ook een link leggen naar het Verkeersveiligheidsfonds en dit in het kader van de weekendongevallen.
Hoe staat u tegenover die stopzetting van provinciale steun aan de fuifbussen in de provincie Antwerpen?
Ligt hier een taak voor Vlaanderen, voor u en minister Gatz, weggelegd om jongeren veilig en milieuvriendelijk van een fuif naar huis te brengen?
Hoe ziet u dit ten slotte in het kader van het Verkeersveiligheidsfonds?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een spijtige vaststelling dat Antwerpen zich tekortgedaan voelt. Ik kan u geruststellen dat daar geen reden voor is, want dat aanbod werd nooit verzorgd door De Lijn, laat staan dat het tot het reguliere aanbod van De Lijn behoorde. Dit waren rechtstreekse initiatieven van de provincie en/of de lokale besturen met externe partners, dus met autocarbedrijven.
Wat mijn appreciatie voor die fuifbussen betreft, vond ik ze vanzelfsprekend een goed initiatief in functie van de verkeersveiligheid. Je collectief verplaatsen is ook altijd een goede zaak.
De Lijn doet dat ook, bijvoorbeeld op oudejaarsavond. Ook dat aanbod wordt door de lokale besturen betaald via een derdebetalersregeling. Het gaat dan over versterkingsritten bovenop de reguliere dienstverlening.
Aan de andere kant is het echter niet zo dat het stopzetten van de provinciale steun voor fuifbussen in de provincie Antwerpen moet betekenen dat de fuifbussen uit het straatbeeld zouden verdwijnen. Lokale besturen kunnen ook daar de keuze maken om, net zoals tijdens de eindejaarperiode, als derde betaler op te treden en in de plaats van de provincie te treden.
Op vele plaatsen wordt het fuiftransport nu al verzorgd door de stad of gemeente zelf. We zien trouwens ook dat de organisatoren van fuiven zelf het transport organiseren en dat al dan niet volledig financieren. Dat is een goede zaak.
Bivakvervoer valt binnen het reguliere vervoer. Dat gaat over vervoer op trajecten en uren waarop al voertuigen van De Lijn rijden. Eventueel, en wanneer aan de voorwaarden voldaan is, worden die aangevuld met versterkingsritten. Deze rit mag maximum 50 km lang zijn, en moet altijd tussen twee bushaltes op Vlaams grondgebied gebeuren. De kosten van het bivakvervoer worden betaald door de ontvangsten uit de verkoop van groepsbiljetten. Waar dat niet volstaat, krijgt De Lijn extra middelen via Mobiliteit en Jeugd.
Fuifbussen daarentegen vallen niet binnen het reguliere vervoer, omdat ze buiten de normale dienstregelingen en vaak ook buiten de normale verbindingen van De Lijn vallen. De fuifbussen, zoals in Antwerpen, hebben dan ook voornamelijk een privékarakter.
De middelen van het Verkeersveiligheidsfonds wil ik toch in eerste instantie inzetten op efficiënt en effectief verkeersveiligheidsbeleid, gericht op de uitvoering van de maatregelen die in het verkeersveiligheidsplan werden geformuleerd. Dat is een rechtstreekse relatie. Dat gaat dan over het aanpakken van zwarte punten, het creëren van veilige schoolomgevingen en specifieke sensibiliseringsacties. Het bieden van financiële steun voor fuifbussen past volgens mij niet in dat kader. Dat is ook absoluut niet voorzien in het fonds. Het is ook niet de bedoeling om het fonds te gaan gebruiken als financiële steun voor allerlei mobiliteitsinitiatieven, die ook vanuit andere actoren kunnen of al worden georganiseerd.
Ik wil daar toch bij de corebusiness blijven op het vlak van verkeersveiligheid. Uit eerdere debatten is gebleken dat de noden daar toch nog altijd groot blijven.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik had natuurlijk liever een ander antwoord gezien. Ik ben ervan overtuigd dat het in het kader van de verkeersveiligheid wenselijk is dat we mogelijkheden van gemeenschappelijk vervoer zouden kunnen aanbieden aan jongeren die ’s avonds fuiven. Ik zag een gelijkaardig initiatief in verband met de bivak. Daarom vroeg ik me af waarom we daar vanuit Vlaanderen niet op zouden kunnen inspelen. U maakt een onderscheid tussen het gewone geregelde vervoer en het bijzondere geregelde vervoer. Vroeger zegden we dat we de rol van de provincies gingen inperken. Vroeger konden de provincies die rol vervullen. Nu merk ik dat we er vanuit Vlaanderen blijkbaar op dat vlak minder creatief mee omspringen. Ik ben ervan overtuigd dat we, waar we vandaag misschien de juiste oplossing niet hebben, die misschien morgen wel zullen hebben. Misschien kunt u in uw bespreking met de taxisector op een andere manier een antwoord geven zodat u dat probleem kunt oplossen. Misschien bestaat de mogelijkheid om samen met die sector een oplossing uit te werken.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is niet zo dat de middelen van de provincies zijn overgedragen naar het mobiliteitsbudget.
De grootste opportuniteit ligt in wat we van plan zijn met het Taxidecreet: het democratiseren van de taxi. Ik hoop dat mijn kinderen – de oudste is nu elf – binnenkort, of niet binnenkort, wanneer ze naar een fuif gaan, met de taxi naar huis zullen komen. Dat moet de doelstelling zijn. Ik woon op het platteland. Bij ons is een taxi een rariteit. Ik heb het al gezegd: als er bij ons een taxi wordt gezien, is het ofwel omdat iemand te veel geld heeft of omdat hij op een BOB-campagne gestoten is, zodat hij met dat voertuig naar huis moet komen. Dat moet gedemocratiseerd worden. Dat kan door de plafonds te schrappen, door de vaste prijzen te schrappen, door taxi’s toe te laten om door heel Vlaanderen te rijden en niet enkel op het grondgebied van één gemeente. We moeten het leeg rijden volledig tegengaan. Daar ligt vooral de grootste opportuniteit.
In het kader van de basisbereikbaarheid laten we lokale besturen het initiatief om, in dialoog met alle lokale mobiliteitsspelers, binnen de vervoersregio zelf het vervoer op maat te organiseren. Dat is daar ook een concreet mogelijk voorbeeld van.
De vraag om uitleg is afgehandeld.