Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de achteruitgang van het aantal individuele beroepsopleidingen (IBO's)
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, een vraag over de IBO’s, die vorig jaar nog een aantal hervormingen hebben ondergaan. Minister, tegelijk had u begin vorig jaar nog de duidelijke en grote ambitie uitgesproken om het IBO-systeem verder te doen groeien, zelfs in de richting van een verdubbeling van het aantal IBO’s op jaarbasis. De voorbije jaren schommelden die altijd rond de 15.000. U had daar wel geen timing bij uitgesproken. Vandaar uw non-verbale communicatie.
Ik wil dat voor het verslag duidelijk stellen, want in uw vraagstelling stond dat wel, maar ik ben blij dat u nu zelf aangeeft dat dat niet het geval is.
Ja, voilà. Een verdubbeling van het aantal IBO’s is en blijft natuurlijk een ferme ambitie. Er zijn dus een aantal hervormingen doorgevoerd vorig jaar. De nieuwe K-IBO, gericht op kwetsbaren, werd opgericht, en de IBO-interim werd opgeheven. Een IBO is voortaan niet meer toegelaten indien de persoon in kwestie eerder reeds bij dezelfde werkgever of organisatie in eenzelfde functie heeft gewerkt. Uitzendwerk van maximaal vier weken mag wel nog, voorafgaand aan de start van de IBO.
We vernemen echter dat er ook een verminderd gebruik van de IBO’s kan worden vastgesteld, ondanks de oproep van de werkgeversorganisaties Voka en UNIZO en van uzelf om het instrument net meer en intensiever te gebruiken. Een van de verklaringen zou het vergoedingssysteem zijn, dat ook werd gewijzigd. Een IBO blijft uiteraard nog steeds een financieel aantrekkelijker systeem dan uitkeringsgerechtigd werkzoekende zijn en blijven, maar de vergoeding voor de cursist zou niet langer het toekomstige loon evenaren. Het wordt dus moeilijker om hen ervan te overtuigen in het systeem in te stappen. Ook zou men bij VDAB zelf, zo vernemen we in de wandelgangen, geen groot voorstander zijn geweest van die hervorming, wat zich nu zou vertalen in verminderde motivatie en promotie en dus gebruik van IBO’s door VDAB.
Minister, vandaar een aantal vragen. In hoeverre is er daadwerkelijk een verminderd gebruik van de IBO’s zichtbaar? Kunt u ons de recentste cijfers meegeven? Halen we de doelstelling die u hebt vooropgesteld, namelijk die 30.000 IBO’s? Ongetwijfeld nog niet, maar wanneer wenst u die te halen? Dat is misschien een betere vraag.
Hoe evalueert u het vernieuwde werkplekleren, met tijdelijke werkervaring, en in het bijzonder, uiteraard, de gewijzigde IBO-formules? Zal er in de nabije toekomst een evaluatie van en enig gesleutel aan de modaliteiten van het IBO-systeem zijn? Zo ja, welk?
Er zouden nog wat knelpunten zijn inzake de betaling van zieke IBO’ers. Zijn er ter zake al concrete wegen die u zou willen bewandelen? Zijn er nog zaken die bijschaafwerk vergen in het vernieuwde IBO-systeem? Hoe bepaalt VDAB of iemand kan of mag starten met een IBO? Hoe wordt dat met de eventuele werkgever afgetoetst? Zijn er daarvoor, behalve de algemene voorwaarden, concrete objectieve criteria? In hoeverre werd de IBO-maatregel concreet geëvalueerd doorheen de voorbije jaren, onder andere met het oog op het decreet betreffende de tijdelijke werkervaring en de recente wijzigingen, maar ook met oog op de praktische zijde van het gebruik van de maatregel?
Mevrouw Libert heeft het woord.
Aansluitend, uit cijfers die we ontvingen naar aanleiding van een schriftelijke vraag van voormalig collega Talpe over het aantal IBO’s, blijkt een opmerkelijke achteruitgang in het laatste kwartaal van vorig jaar. Er werden ‘maar’ 3028 IBO’s afgesloten, tegenover 3711 in het derde kwartaal. Aangezien de IBO-procedure in 2018 werd hervormd, wekken de cijfers van het laatste kwartaal op zijn minst de indruk dat er een oorzakelijk verband zou zijn tussen de hervorming en de daling van het aantal IBO’ers.
Het spijtige van die daling is dat dit ook is gekoppeld aan een pact dat vorig jaar werd gesloten om de krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Minister, daarbij hebben de werkgeversorganisaties en u wat afspraken gemaakt. Een van de speerpunten was de verdubbeling van het aantal IBO’s, om via die groep dan de knelpuntvacatures te kunnen invullen, maar een van de elementen van die afspraken was ook het verbeteren van competentiegerichte matching en sollicitatiefeedback door werkgevers.
Het is net al gezegd: de verdubbeling van het aantal IBO’s werd vooropgesteld zonder een expliciete richtdatum. De daling van het aantal IBO’s komt dan toch wel wat ongelukkig in de vooropgestelde planning van de verdubbeling.
Vandaar mijn concrete vragen. Hoe schat u de daling van het aantal IBO’s in het vierde kwartaal van vorig jaar in? Kan dat te wijten zijn aan de hervorming en vereenvoudiging van het IBO-systeem die vorig jaar werden doorgevoerd? Aansluitend op de vraag van de collega, hebt u dit al kunnen bespreken met VDAB, om hen ook aan te moedigen om het systeem toch wel meer te promoten in plaats van het af te remmen? Plant u opnieuw een hervorming, en zo ja, op welke termijn? Hoe verloopt de uitvoering van de andere maatregelen die werden afgesproken in het pact met de werkgevers?
Minister Muyters heeft het woord.
Om zeker te zijn dat ik alle vragen beantwoord, zal ik de acht en de vijf vragen naast elkaar behandelen, hoewel ik bij de vragen van de ene vraagsteller dan een paar keer moet verwijzen naar het vorige antwoord. Dan heb ik echter zeker alles behandeld.
En ja, er is een daling. In 2018 werden 13. 674 IBO’s opgestart, in 2017 waren dat er 15.120. Wanneer we de absolute cijfers bekijken, zien we effectief een daling. Als we dat bekijken in percentages van het aantal werklozen, dat blijft dat aantal ongeveer constant. Dat is echter geen antwoord, want de bedoeling was dat het aantal zou stijgen.
Ik heb eerder al in december 2018 en gisteren opnieuw in de beleidsraad Werk gevraagd om de mogelijke oorzaken daarvan in kaart te brengen. Het zou kunnen dat bedrijven geen risico willen nemen om iemand eerst met een IBO aan te werven die dan tijdens die IBO bij een ander bedrijf vast in dienst wordt genomen, en die persoon dan ook onmiddellijk een contract van onbepaalde duur geven. In dat geval is dat voor mij een prima zaak en mogen er nog minder IBO’s komen. Wanneer er andere oorzaken zijn, zou ik die graag kennen.
VDAB heeft vanaf december daarover al wat informatie verzameld uit gesprekken met de werkgevers en plant in de loop van de komende maanden nog een meer uitgebreide en systematische bevraging. Er zijn al een aantal redenen opgesomd waarop eventueel een antwoord kan worden geboden, dat aan de raad van bestuur zal worden voorgelegd.
Het vernieuwde werkplekleren staat los van tijdelijke werkervaring en houdt in principe enkel een hervorming in van de financiële incentives gekoppeld aan het werkplekleren Zoals u weet, is de hervorming van de IBO er gekomen op vraag van de stakeholders en vooral van de werkgeversorganisaties. Daar is heel lang over onderhandeld. Ik ben van mening dat we zijn tegemoetgekomen aan de vraag om het systeem eenvoudiger en transparanter te maken, van zowel de werkgever als de werkzoekende. Ik zou willen weten waarom bedrijven die waren gestart met IBO’s en dat elk jaar deden, dat nu niet meer doen. We moeten daar meer zicht op krijgen om te weten wat we beleidsmatig moeten doen.
De pijnpunten die we hier en daar hebben gedetecteerd, worden nu al opgenomen en besproken met de sociale partners in de technische werkgroep van VDAB. Op dit moment zijn er vier pijnpunten aan bod gekomen. Ik kan op dit moment moeilijk inschatten wanneer of welke informatie hierover voorgelegd zal worden aan de raad van bestuur van VDAB en of dit zal resulteren in gesleutel en bijschaafwerk, zoals u het zelf noemt, mijnheer Bothuyne.
U verwijst naar de betaling van zieke IBO’ers. Dit is, naar ik verneem, een van de punten die momenteel onderwerp van bespreking zijn. Ik zou ze hier liever niet allemaal opsommen omdat ik vind dat de technische werkgroep en de sociale partners de mogelijkheid moeten krijgen om de pijnpunten te bekijken en te zoeken naar oplossingen.
Er zijn een aantal criteria waaraan voldaan moet worden voor een IBO kan worden overwogen. Die zijn terug te vinden op internet. De werkzoekende moet ingeschreven zijn bij VDAB, mag zijn job niet opgezegd hebben om met een IBO te kunnen starten en mag niet eerder in het bedrijf gewerkt hebben. Het is de bemiddelaar die op basis van alle beschikbare informatie de competentiekloof zal bepalen en de werkgever, indien gewenst, bij de opmaak van het opleidingsplan zal adviseren en ondersteunen.
Er wordt jaarlijks een rapportering opgemaakt van het werkplekleren, waaronder de IBO, los van tijdelijke werkervaring. Deze regelmatige evaluatie van de inzet en toepassing van de IBO gaf een beeld van de knelpunten, en dat heeft uiteindelijk geleid tot de hervorming die we vorig jaar hebben doorgevoerd.
Mevrouw Libert, bij vergelijking van het laatste kwartaal van 2017 en 2018 zien we eenzelfde tendens, namelijk een daling in het aantal nieuw opgestarte IBO’s. Vanaf oktober is er zowel in 2017 als in 2018 een vergelijkbare daling in het aantal opgestarte IBO’s. Het aantal opgestarte IBO’s in december maakt zowel in 2017 als in 2018 geen 5 procent van het totaal aantal opgestarte IBO’s uit.
Mogelijke oorzaken van deze daling in het vierde kwartaal zullen worden meegenomen in de systematische bevraging van de werkgevers. Ik heb daar dus geen verklaring voor.
Of de daling enkel te wijten is aan de hervorming, lijkt me een brug te ver. Er is een daling geweest in augustus/september 2018. Er was een enorme stijging in augustus en een daling in september, wat betekent dat een aantal mensen het oude systeem absoluut nog wilden gebruiken. Inzake tendens is er echter geen verschil met vorig jaar.
Dit onderwerp is nog niet geagendeerd op de raad van bestuur van VDAB maar wel bij de technische werkgroep.
Wat de uitvoering van de overige maatregelen betreft, van het pact tegen de krapte, zal ik kort zijn.
Het eerste is de sollicitatiefeedback. Nu hebben we twee prototypes van applicaties in ontwikkeling. Die moeten beide voldoen aan de voorwaarden dat ze zeer laagdrempelig en gebruiksvriendelijk zijn voor de werkgever. Op basis van de evaluatie van deze prototypes van applicaties, zal een beslissing worden genomen over de verdere ontwikkeling en op lange termijn ook de integratie ervan in het systeem van VDAB. Ik heb altijd gezegd dat we er veel meer moeten hebben maar het moet eenvoudig zijn en mag geen administratieve last zijn. We hebben dan een wedstrijd uitgeschreven en hebben er twee in onderzoek.
Wat betreft het beter screenen van langdurig werkzoekenden verwijs ik voor cijfers naar de schriftelijke vraag nummer 65 van 29 november 2018 van collega Ronse. Eind 2017 telde de doelgroep voor het versnellingsplan 17.914 werkzoekenden. Van deze doelgroep stroomden tussen januari 2018 en oktober 2018 er 5779 uit de werkloosheid. 70 procent van hen vond een job, namelijk 3971.
Wat ik zelf belangrijker vind, is dat we in september de Tender Activering Langdurig werkzoekenden (TAL) hebben opgestart. Ik heb dat vorige week in de plenaire nog herhaald. Half januari 2019 waren al 3000 werkzoekenden toegewezen aan de TAL. We zijn vanaf september begonnen met de systematische screening van de langdurig werklozen.
In het verbeteren van het competentiegericht matchen, zijn er twee luiken. De voorbije twee jaar werd de competentietaal Competent geüpdatet – met als voornaamste resultaat een hogere gebruiksvriendelijkheid – en werd ze beter aangepast aan de huidige arbeidsmarktrealiteit. We hebben de tool op zich beter gemaakt.
De filosofie van denken in competenties en niet in diploma's en cv’s moet bij de werkgevers nog altijd verder ingang vinden. Steeds meer zien we dat gebeuren. Het is een blijvende noodzaak, waarbij VDAB gelukkig samenwerkt met de werkgeversorganisaties en ook met steeds meer bedrijven. Het is echter een werk van lange adem. We zien dat het steeds meer ingang vindt, maar als u me vraagt of dat gerealiseerd is, dan zeg ik: ‘Neen, dat is een werk van lange adem.’
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Wat betreft de IBO’s is de achteruitgang in 2018 substantieel. Ik leid af uit uw antwoord dat u vooral aan werkgeverszijde zoekt naar verklaringen. U gaat een bevraging doen bij werkgevers, ik denk met de juiste focus, om te weten wie nu geen beroep meer doet op de maatregel en dat voorheen wel deed. IBO is een driehoeksverhouding tussen VDAB, de werkzoekenden en de werkgevers. Gaat u ook die twee andere hoeken ondervragen in dezen? Ik denk dat zeker bij de mensen die actief zijn bij VDAB, bij bemiddelaars en anderen, ongetwijfeld ook nuttige informatie kan worden gehaald.
Wat betreft het aspect van de verloning van de IBO’ers: is daar een element te vinden voor de eventueel gedaalde populariteit? Wordt dat in ogenschouw genomen bij de evaluatie?
Wat is de timing van die evaluatie? Zo moeten we u niet nodeloos vragen stellen en kunnen we ons richten op effectieve resultaten.
Mevrouw Libert heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het IBO-principe blijft een spanningsveld tussen enerzijds het opleidingskarakter voor de IBO’er zelf maar natuurlijk ook de maatregel die gebruikt wordt om de krapte op de arbeidsmarkt in te vullen. Dat spanningsveld is aanwezig. Ik zou erop willen aandringen om daar met VDAB initiatieven te nemen zodat er een match komt. Bedrijven zijn echt wel bereid om mensen zelf op te leiden, en steeds meer. Als mensen handen, ‘poten’ en ‘goesting’ hebben om te werken, dan zullen de bedrijfsleiders er wel voor zorgen dat ze echt kunnen worden ingezet, maar dan moet het natuurlijk ook mogelijk zijn. In dat spanningsveld moeten deze dingen naar elkaar toe gebracht worden.
Minister, bij de cijfers die we uit het antwoord op de schriftelijke vraag konden halen, zien we dat het aantal hooggeschoolden gevoelig is gedaald in het IBO-traject. Hebt u een idee hoe het komt dat minder hooggeschoolden via de IBO bij bedrijven terechtkomen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de bijkomende vragen van de collega's, eerst en vooral bij de vraag van de heer Bothuyne naar timing. Daaraan gekoppeld heb ik de vraag of en in welke mate de vastgestelde daling en de timing van het vervolgonderzoek al dan niet budgettaire consequenties hebben. Hebt u die vandaag ingeschat? Hoe groot of hoe klein zijn die ten opzichte van de begroting die we hebben goedgekeurd?
Mevrouw Libert maaide mij een beetje het gras voor de voeten weg inzake de rol en het aandeel van de hooggeschoolden binnen de IBO. Minister, het zou natuurlijk ook kunnen zijn dat door bestaande krapte op de arbeidsmarkt – die is voor bepaalde profielen groter dan voor andere, denk maar aan ICT – men vandaag geneigd is mensen vast in dienst te nemen eerder dan ze in een IBO te steken. Sta mij toe te zeggen dat er in het verleden een beetje oneigenlijk gebruik van is gemaakt. Want als je gaat kijken naar wat intrinsieke kwaliteiten en tekortkomingen zijn ten opzichte van een specifiek profiel, dan zijn die er, ongeacht de krapte op de arbeidsmarkt.
Als iemand vandaag echt tekorten heeft, die moeten worden geremedieerd door opbouw van ervaring en interne opleiding via IBO, dan heeft die dat als er tekorten zijn op de arbeidsmarkt, maar evengoed als er overschot is op die arbeidsmarkt. Dan is het raar dat op het moment dat de krapte kleiner is en je zou kunnen veronderstellen dat er een arbeidsreserve is, men net dan meer IBO’s heeft ingeschakeld dan vandaag. Ik vind dat heel raar. Het lijkt mij aangewezen om daar eens in de diepte naar te kijken. De piek op het einde van het oude systeem, voor de hervorming, steunt mij in die benadering. Als het zo gemakkelijk was, waarom doet men dat dan snel snel nog als men kijkt naar intrinsieke kwaliteiten en tekorten? Ik denk dat dat de benadering moet zijn die we hanteren.
Ik heb nog twee vraagjes over hangende problemen. Ten eerste: de indexering van de tegemoetkomingen. U hebt gezegd dat u niet het volledige lijstje zou geven, omdat u aan de sociale partners de ruimte wilt geven om erover te spreken, maar sta me toe dat we toch een deel van de elementen kennen. Is er over indexering ondertussen vooruitgang geboekt? Staat dat op de agenda?
Ten tweede: het probleem van overuren. Collega Bothuyne had het over de driehoeksverhouding die bestaat. Dat lijkt mij ook wel een issue te zijn. In principe mag het niet, maar men stelt vast dat op het moment dat IBO’s stopgezet worden, ongeacht op wiens vraag, er toch heel vaak een discussie over overuren ontstaat. Daar is geen kader rond. Het mag niet, maar ze zijn wel gepresteerd. Het wordt stopgezet, ze kunnen niet gerecupereerd worden en ze kunnen ook niet uitbetaald worden. Is daar enig issue en enige vooruitgang rond?
Minister, ik wil ook nog een bijkomende vraag stellen namens mijn fractie. U zei vorig jaar in de commissie dat een van de oorzaken van de stagnering van de IBO’s de stijging van de beroepsinlevingsovereenkomsten was. Die stijging was groter dan de daling bij IBO. Is die evolutie nog altijd merkbaar? Is daar nog een verband te merken?
Minister Muyters heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: het is duidelijk een ander instrument. Ik heb daar nu niet direct cijfers van bij. Misschien kunt u daarover een schriftelijke vraag stellen.
Collega Van Malderen, die twee zitten bij de vier punten. Ik zal het laatste punt ook nog geven, dan hebt u alle vier de punten die besproken worden: de overschrijding van de spilindex, de perceptie van de K-IBO, die een negatieve connotatie zou hebben, de overuren tijdens de IBO en de impact van de periodes van afwezigheid door ziekte of collectieve sluiting. Dat zijn de vier punten die bekeken worden.
Dan kom ik bij de opmerking over de hooggeschoolden. Als werkgevers denken vanuit een diploma, wat veel werkgevers nog altijd doen, dan is het logisch dat men zegt: ‘Nu, tijdens de krapte, nemen we ze zo wel binnen.’ Maar ieder van u kent ook wel hooggeschoolden waar je op de werkvloer eigenlijk niet veel mee kunt doen, omdat ze qua attitude en qua teamgeest niet de juiste mentaliteit hebben. Als bedrijf kun je een laaggeschoolde hebben voor wie je wel iets vindt, en een hooggeschoolde die misschien briljant is, maar van wie je je afvraagt wat je ermee moet aanvangen. Het onderzoek zal het verder uitwijzen, maar mijn aanvoelen is dat bedrijven bij hooggeschoolden nog gemakkelijker zeggen: ‘Ik heb nu nog een hooggeschoolde, ik haal hem binnen en ik zal wel zien.’ Is dat misbruik in het verleden geweest? Neen, omdat ik denk dat daar vaak ook een afstand tot de arbeidsmarkt was, die in die periode wel mee opgelost werd. Dat kan zeker zijn. Ik durf niet te zeggen dat hooggeschoolden geen afstand hebben tot de arbeidsmarkt en dat laaggeschoolden altijd een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Ik denk dat er bij beiden andere categorieën zijn. Het zou natuurlijk kunnen, als er volk genoeg was, dat men van het systeem gebruikmaakte, maar dat is de ‘deadweight’ die je dan meeneemt.
Ik zie niet direct veel budgettaire consequenties, of we nu veel of weinig IBO hebben. Buiten de begeleiding die door VDAB gebeurt, is het vooral begeleiding op de werkvloer door de werkgever, het blijven uitbetalen van de werkloosheidsuitkering en het forfait erbovenop dat door de werkgever wordt betaald. In dat totaalplaatje zit niet zoveel qua kostenverschuiving voor VDAB. Ze moeten wat minder begeleiding doen, maar dan zullen ze op een andere manier de werklozen moeten begeleiden. Ik denk dus dat dat een interne verschuiving is. Ik zie niet direct een probleem voor de door u goedgekeurde budgetten.
Ik verwacht dat ik tegen eind volgende maand de eerste indicaties kan krijgen van de bevraging en dat we dan ook in de beleidsraad kunnen bekijken wat we wel of niet kunnen doen. Als u mij nu vraagt wat ik ga doen, ga ik zeggen: we hebben gedaan wat moest worden gedaan, maar het heeft het gevolg niet. Nu moeten we eerst zien wat de oorzaken zijn. We mogen niet blind varen. Ik hoop dat ik eind volgende maand een beter zicht heb.
Zullen we ook de werkzoekende en de bemiddelaars meenemen bij bevragingen? Ja, dat gaan we zeker doen.
Het verlonen is een van de elementen die we zullen onderzoeken.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. U zult de drie hoeken van de verhouding onderzoeken en wat er beter kan. Het is goed dat u niet blind gaat varen, maar tegelijk hebt u ook de ambitie voor de verdubbeling nog niet laten varen. Er is zeker nog ruimte tot verbetering. We zullen het met veel plezier opvolgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.