Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, misschien stel ik deze vraag heel snel, want vorige week was u nog op het World Economic Forum dat jaarlijks bijeenkomt in het Zwitserse dorpje Davos, met ongeveer 2500 gasten. Er zijn niet alleen politici, maar ook CEO's van belangrijke ondernemingen, academici, intellectuelen en journalisten. De Zweedse jonge klimaatactiviste was daar ook. Vlaanderen dat lid is van het World Economic Forum sinds 1993, wordt daar ook vertegenwoordigd. Dit jaar, net zoals de voorbije jaren, was dat door uzelf, de minister-president.
In het licht van uw aanwezigheid maakte u ongeveer twee weken geleden de cijfers bekend van de buitenlandse investeringen in Vlaanderen. Vorig jaar liepen die op tot 4,42 miljard euro. Als ik het goed voorheb, was dit in 2017 ongeveer 2,08 miljard euro. Dat komt maar liefst overeen met 234 projecten, voornamelijk van investeerders uit de Verenigde Staten, Nederland en Frankrijk. Dit zou hebben geleid, zoals u bekendmaakte in uw persbericht, tot bijkomend 5339 jobs in Vlaanderen, en dit op een jaar tijd.
Minister-president, naar aanleiding van uw bezoek aan Davos heb ik enkele concrete vragen. Ik heb gezien dat u daar was met mevrouw Tillekaerts van Flanders Investment & Trade (FIT) en dat u werd begeleid door belangrijke bedrijfsleiders, CEO's, van Vlaamse ondernemingen. Op welke manier heeft Vlaanderen zich voorbereid om maximaal succes te hebben en terug te komen met contracten? Ik neem aan dat het voornamelijk gaat over contacten.
Welke concrete verwachtingen had u met betrekking tot deze bijeenkomst van het World Economic Forum?
Kunt u toelichting geven bij de delegatie vanuit Vlaanderen? Er was ook een Belgische delegatie. Premier Michel was er met enkele federale ministers. Kunt u duiding geven bij de contacten die u hebt gelegd? Wat stond er op het programma van de verschillende Vlaamse vertegenwoordigers aanwezig in Davos?
Het is misschien snel om te vragen wat de evaluatie is van dit World Economic Forum, maar kunt u toelichting geven bij hoe het vorig jaar is verlopen? Wat waren de resultaten? Wat is uw evaluatie van de deelname aan het World Economic Forum in 2018? Kunt u ook een directe of indirecte link leggen tussen de contacten die u in Davos hebt gelegd vorig jaar of de jaren daarvoor en de buitenlandse investeringen van de voorbije jaren waarover u hebt gecommuniceerd?
Ik stel deze vragen misschien heel snel, maar ik vind het dermate belangrijk. Dit is ook heel uitvoerig in de media aan bod gekomen, zowel op televisie als in de kranten. Het is ook enorm belangrijk voor Vlaanderen. Meer investeringen in onze regio en in onze havens zijn goed voor onze welvaart en voor private jobcreatie. Daarom vond ik het van belang om kort op de bal te spelen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, de voorbereiding van Davos is eigenlijk een continu werk. We zijn daar het hele jaar mee bezig. U kunt eigenlijk zeggen dat in september van het jaar Y de deelname van januari Y+1 voorbereid wordt. Het is een continu aandachtspunt. We screenen de mensen die inschrijven. Vanaf oktober komen de eerste inschrijvingen binnen van de bedrijven die deelnemen aan Davos. Die worden dan gescreend en aangeschreven. Er komen dan nieuwe in november en december. Dat leidt ertoe dat wij elk jaar een interessant aantal ontmoetingen hebben, en wat mij betreft jaar na jaar interessanter.
Het Departement Buitenlandse Zaken staat in voor de algemene coördinatie en voor het aanschrijven van de mensen die ik wil zien in een bilateraal onderhoud. Flanders Investment & Trade bereidt de gesprekken voor met de bedrijfsleiders en Buitenlandse Zaken de algemene maatschappelijke gesprekken. Met de terugkoppeling van Davos kan zowel FIT als Buitenlandse Zaken het hele jaar door aan de slag, zeker met het oog op het aantrekken van nieuwe investeringen. Straks geef ik daar nog meer uitleg over. Ik heb dat ook al gedaan in de media.
Mijn agenda is altijd heel goed gevuld: we voeren voortdurend bilaterale gesprekken van een halfuur. De focus ligt echt op het ontmoeten van internationale bedrijfsleiders, die ik daar met een relatief kleine inspanning kan ontmoeten, binnen een beperkte tijdsruimte. Dit zijn niet de CEO’s van multinationals met vestingen in Vlaanderen, maar CEO’s van bedrijven wereldwijd: India, Japan, Duitsland, de VS, Canada, enzovoort. Je kunt die mensen anders nooit op zo’n korte tijd ontmoeten, zelfs niet binnen de periode van een jaar. De agenda’s matchen dan meestal niet, en je zou de helft van de wereld moeten rondreizen om hetzelfde resultaat te hebben.
Op dat vlak is dat een enorme return on investment, omdat je een korte tijd heel interessante gesprekken kunt voeren. Die CEO’s zijn ook altijd erg goed voorbereid en goed gebrieft. Ze kennen Vlaanderen heel goed, en ze stellen de juiste vragen. Ik ervaar dat die persoonlijke gesprekken een enorme meerwaarde hebben. Dit is veel belangrijker dan het toesturen van documentatie. Ik zeg dit met alle respect voor onze medewerkers, die het voorbereidende werk doen en die mensen ontmoeten. Maar een gesprek met de minister-president – los van mijn persoon – heeft toch een grote meerwaarde.
Ik heb een tijdje terug beslist om een Flanders Room in te richten, waar we omringd kunnen zijn door een aantal mensen: de CEO van FIT, de directeur van Inward Investment, en een beleidsmedewerker inzake internationale handel en investeringen van het Departement Buitenlandse Zaken. Zij maken deel uit van deze delegatie. Ik voer uiteraard alle gesprekken zelf, zodat zij nota’s kunnen nemen en desgewenst toelichtingen kunnen geven vanuit hun eigen expertise.
Het zorgt er ook voor dat ik zelf geen nota’s moet nemen. Toen ik minister-president werd, ben ik begonnen met het nemen van nota’s van elk gesprek, die ik dan aan FIT en Buitenlandse Zaken bezorgde, met het oog op de nodige opvolging. Maar dat was niet gemakkelijk, omdat ik om het halfuur andere mensen ontmoette. Je moest dan heel snel nota’s nemen, en zorgen dat dat snel kon worden uitgetikt. Maar die opvolging is wel heel belangrijk. Als je omringd bent door andere mensen, dan biedt dat meer comfort.
Ik heb alle gesprekken in de Flanders Room gevoerd, op één gesprek na, toen er uitdrukkelijk werd gevraagd om in het congrescentrum af te spreken. Het ging om een ontmoeting met twee partijen, en die ontmoeting kon enkel daar plaatsvinden. Ik ben toen ook met veel plezier naar het congrescentrum gegaan om dat gesprek te voeren. Dat gebeurt dan wel in andere omstandigheden: je zit in een lounge, omringd door tientallen andere mensen. Het geeft niet dezelfde privacy en dezelfde mogelijkheden om te praten. Dat was ook een van de redenen om een Flanders Room in te richten.
Het eerste jaar dat ik er was had ik een vaste plaats, maar het tweede jaar gingen we van hot naar her. Je had geen vast lokaal meer. De organisatie van Davos eist dat, als je een lokaal vastlegt, je kan zeggen welke gesprekken je voert op welke dag en op welk tijdstip. Maar die ontmoetingen worden pas de laatste paar weken toegezegd, en je kunt anderhalve maand op voorhand niet zeggen wie je op woensdagmorgen zal spreken om negen uur, om half tien enzovoort. Zo werkt het niet.
Het gevolg is dat ik drie of vier verschillende lokaaltjes had: een lokaal op min twee of min een, een lokaal op de onderste verdieping, of een plek in een lounge of aan de bar. Dan zit je niet comfortabel om zulke gesprekken te voeren. Dat is enkel goed voor toevallige ontmoetingen en losse babbels, die er ook bij horen. Ik stel vast dat CEO’s het absoluut geen probleem vinden om naar onze eigen ruimte te komen.
Ik ben uiteraard ook gaan spreken op de ‘power reception’, die samen met het federaal niveau georganiseerd wordt. Ik spreek daar namens de drie gewesten, omdat Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen vertegenwoordiging hebben. Ik heb er een erezaak van gemaakt om ook hun troeven elk jaar opnieuw onder de aandacht te brengen. Al laat ik natuurlijk niet na om af en toe te wijzen op de bijzondere troeven die Vlaanderen heeft, zonder daar een steekspel van te maken. Want daar gaat het niet om.
Op die power reception stel ik vast dat er jaar na jaar minder potentiële buitenlandse investeerders aanwezig zijn. Ik denk dat drie vierden landgenoten zijn, en daarnaast zie je vooral buitenlandse bedrijven die al in België actief zijn. Men slaagt er niet in om andere bedrijven te lokken, en daar is die receptie ook niet de ideale gelegenheid voor. Je voert die diepgaande gesprekken niet op een staande receptie waar 120 mensen aanwezig zijn. Je moet daar echt een apart gesprek over kunnen voeren. Desalniettemin wonen we die receptie met veel plezier bij. Ook de media zijn aanwezig.
We hebben twee soorten contacten. Het gaat ten eerste over contacten met CEO’s van buitenlandse bedrijven die al in Vlaanderen actief zijn. We spreken dan over hun wensen en opmerkingen, en hun plannen voor bijkomende investeringen. Ik nodig ze ook uit om samen te werken met onze onderzoekscentra, voor zoverre ze dat nog niet of te weinig doen. Ten tweede gaat het over bedrijven die voor ons in aanmerking te komen om in Vlaanderen te komen investeren. Er zijn dus altijd twee soorten contacten, en dat maakt het wel boeiend.
Ik heb ook een gesprek gehad met de eerste minister van Québec, en met de CEO van de Zuid-Afrikaanse Industrial Development Corporation (IDC). Op de luchthaven had ik een ontmoeting met Simon Birmingham, de minister van buitenlandse handel van Australië. Maar we focussen daar niet op, omdat ik vaststel dat ik in Brussel heel gemakkelijk buitenlandse contacten kan leggen op ministerieel niveau. Ook op buitenlandse missies gaat dat gemakkelijk. Het is veel moeilijker om op zo’n korte tijd zoveel verschillende CEO’s te ontmoeten. Ik denk dat we dat goed doen.
U weet dat we vertrokken zijn met heel goede buitenlandse investeringscijfers voor het jaar 2018. Het gaat om 4,24 miljard euro. In de tekst van uw ingediende vraag staat verkeerdelijk 4,42 miljard euro. Dat is dus een klein tikfoutje. Hoe dan ook, uit de cijfers van FIT blijkt dat 1,85 miljard euro daarvan gelinkt is aan gesprekken die ik sinds in 2015 in Davos gevoerd heb. Dat is daarom niet altijd het determinerende gesprek, maar ik ervaar dat die ontmoeting vaak wel degelijk doorslaggevend is. Het gaat om 1,85 miljard euro, 39 projecten en 1265 directe jobs.
Bij de enorme investering van INEOS heb ik vastgesteld dat ons gesprek met de bedrijfsleiding, aan de regeringstafel op mijn kabinet, de doorslag gegeven heeft. Ook de grote baas van INEOS woonde dat gesprek bij; hij was speciaal uit het Verenigd Koninkrijk overgekomen. Tijdens zo’n gesprek kun je heel lang praten, en kun je op alle vragen ingaan. Dat wijst er ook op hoe belangrijk het is om daarmee bezig te zijn. Wat die investering van INEOS betreft, ging het tot in de laatste weken tussen Antwerpen en Rotterdam. Zij boden hun een volledig greenfield aan. Dat was in Antwerpen niet mogelijk, dus het was een beetje puzzelen en zoeken. Maar we hebben dat allemaal goed opgelost.
We focussen dus op de ontmoetingen met bedrijven, en de klemtoon ligt op de troeven die Vlaanderen heeft: we zijn een van de innovatieleiders, met 2,7 procent van ons bnp dat naar onderzoek en ontwikkeling gaat – we gaan binnenkort naar 3 procent. We hebben ook verschillende strategische onderzoekscentra, en we hebben verschillende ‘spearhead clusters’. Heel wat buitenlandse bedrijven zijn daar enorm enthousiast over, en ze beseffen dat dat heel belangrijke troeven zijn, naast al onze andere troeven.
Ik blijf herhalen dat ik er, hoe langer hoe meer, van overtuigd ben dat onze investeringen in onderzoek en ontwikkeling een element van verankering zijn, ook voor bedrijven die in buitenlandse handen komen. Het grote voorbeeld is Ablynx, dat voor 3,9 miljard euro in handen van Sanofi gekomen is. Vorig jaar heb ik de topvrouw van Sanofi in Davos ontmoet, en ook dit jaar hebben we elkaar gesproken. Ze uitte opnieuw haar tevredenheid over de samenwerking en over de troeven die we hebben.
Het beslissingscentrum zit nu natuurlijk niet meer bij ons, dat weten we. Als het hier kan blijven, dan is dat des te beter. Maar als Sanofi 3,9 miljard euro biedt, dan weet je dat er in ons land weinig bedrijven zijn die de mogelijkheid hebben om zulke overnames te doen. Maar dan heb je wel nog altijd die troef in handen, ook om nieuwe bedrijven aan te trekken. Ik hoop dat Vlaanderen deze weg blijft volgen. De wereld staat niet stil. In andere landen is men ook bezig met onderzoek en ontwikkeling; dit blijft een heel sterke troef.
Uit de gesprekken die ik voerde met bedrijven die al in Vlaanderen gevestigd zijn, bleek dat er een hele grote tevredenheid heerst. Dat wil ik toch benadrukken.
We hebben heel veel troeven. We hebben hooggeschoolde mensen. We hebben meertalige mensen. Voorzitter, daar is daarnet een kanttekening bij gemaakt, maar we worden wel nog altijd zo gepercipieerd. We hebben een goede arbeidsethiek. We investeren veel in onderzoek en ontwikkeling. We hebben natuurlijk onze logistieke ligging, die fantastisch is. Er zijn ook grote fiscale voordelen voor onderzoek en ontwikkeling. Er is dus een symbiose op dat vlak tussen Vlaanderen en de federale overheid.
Een van die multinationals is tot mijn aangename verwondering zelfs komen zeggen dat wat hen betreft, en ze zitten op veel plaatsen in Europa, Vlaanderen de beste plaats is om te ondernemen. Als zulke lofbetuigingen, die niet moeten, worden gebracht, klinkt dat natuurlijk als muziek in de oren.
Een ander punt dat me bijzonder is opgevallen, is de zeer, zeer grote inzet van multinationale bedrijven voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, de bewaking van de keten, de strijd tegen de klimaatverandering. Ze zetten heel sterk in op innovatie, leveren grote inspanningen daarvoor, ook voor de circulaire economie. Dat is gewoon een zaak waar ze mee bezig zijn. Dat is een punt dat me nog meer dan de andere jaren is opgevallen.
Uiteraard is er de brexit. De brexit is een waanzinnige, onwaarschijnlijke bron van onzekerheid, en als er iets is dat bedrijven niet willen, dan is het natuurlijk onzekerheid. We zijn nu allemaal niet aan het luisteren naar het debat in het House of Commons. Ik zou graag horen wat de uitslag is, maar vandaag is, voor de zoveelste keer, een cruciale dag.
Wat uw vijfde vraag betreft, daar heb ik een antwoord op gegeven: 1,85 miljard euro aan investeringen heeft betrekking op ontmoetingen in Davos. Elk jaar wordt daar heel sterk op ingezet, wordt die selectie heel sterk gemaakt om bedrijfsleiders tot in Flanders Room te krijgen, naar mijn aanvoelen ook met goed gevolg, zoals ik zei.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik denk dat we inderdaad wel kunnen spreken van een succes keer op keer wat die initiatieven betreft van u, van de Vlaamse Regering, uiteraard ondersteund door het Departement Buitenlandse Zaken en Flanders Investment & Trade. U hebt inderdaad een kleine twee weken geleden de cijfers bekendgemaakt. Dat komt inderdaad neer op 4,24 miljard euro aan buitenlandse investeringen die er het voorbije jaar waren.
Ik vind het echter bijzonder interessant dat u ook daadwerkelijk de link kunt leggen met uw aanwezigheid, uw netwerken. Met netwerken is niets verkeerd. We proberen welvaart te brengen, we proberen te doen aan jobcreatie door contacten te leggen met buitenlandse investeerders, met buitenlandse politici, maar in dit geval dan voornamelijk met ondernemingen, om de troeven, de aantrekkelijkheid van Vlaanderen, van onze deelstaat in de kijker te zetten.
Er is dat cijfer van 1,85 miljard euro, met ongeveer 39 heel concrete projecten, dacht ik dat u had gezegd. Die 1,85 miljard euro aan investeringen ingevolge contacten de voorbije jaren in Davos en die 39 heel concrete projecten van investeringen in Vlaanderen kunnen dan toch worden omschreven als een groot succes.
Tegelijk hebt u inderdaad gewezen op de troeven. Ik had eigenlijk nog de aanvullende vraag welke troeven Vlaanderen kan uitspelen, maar u hebt daar eigenlijk al op geantwoord. Er is onze centrale ligging. We hebben sterke havens, zoals Zeebrugge. We hebben uiteraard ook de Noordzeehaven Gent, die samenwerkt met Terneuzen. We hebben uiteraard de haven van Antwerpen. We hebben in Brussel een binnenhaven, die toch ook wel een bepaalde rol speelt. Er zijn inderdaad de fiscale maatregelen, het hoogopgeleid zijn, de meertaligheid, de arbeidsethiek: allemaal zaken waarmee we toch wel kunnen uitpakken in het buitenland.
Minister-president, u hebt heel kort gewezen op de brexit. Ik had daaromtrent toch ook nog een bijkomende vraag. U zegt dat investeerders, ondernemers vooral zekerheid willen. Onzekerheid is eigenlijk het slechtste dat een investeerder kan hebben. Het zal hem ervan weerhouden om ergens investeringen te doen. Kunt u misschien toch nog wat toelichting geven met betrekking tot die brexit? Crisissen zijn uitdagingen: dat is iets dat ik al meerdere keren heb gezegd in het hele brexitdebat. Kunnen we ook geen voordelen halen uit die brexit? Voor alle duidelijkheid, het blijft een slecht verhaal, maar we moeten dan proberen voorbereid te zijn, we moeten klaarstaan en we moeten bekijken of er niet bijkomend Engelse, Britse bedrijven, ondernemingen zijn die nu hun zetel in het Verenigd Koninkrijk, in Londen hebben en naar het vasteland komen. Ik heb al eens een lijstje van dergelijke bedrijven gezien die in ons land, in Brussel dan, hun hoofdzetel hebben geplaatst. Ik ken ze nu niet uit het hoofd. Waren er bij uw netwerking in Flanders Room ook Britse ondernemingen die te kennen hebben gegeven dat ze daadwerkelijk de intentie hebben om naar Vlaanderen te komen wegens de diverse troeven die door u werden aangehaald?
Ten slotte heb ik nog een kleine bijkomende vraag. U hebt meerdere cijfers gegeven. Ik herhaal het: er is die 1,85 miljard euro aan investeringen gebaseerd op contacten in Davos. Zijn er nog bepaalde cijfers die u of de Vlaamse Regering ertoe kunnen brengen om uw economisch beleid, uw investeringsbeleid nog te wijzigen? Kunnen we uit dat succesverhaal misschien nog bijkomende elementen halen om die investeringen ook in de toekomst verder te doen groeien?
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, u spreekt met veel enthousiasme over uw missie naar Davos. Ik zou graag een paar bijkomende vragen naar informatie willen stellen, en ook een bedenking willen formuleren waarop ik graag uw reactie zou weten.
Vlaanderen is een van de weinige regio’s die deel uitmaken van dat forum, als ik u goed heb begrepen. U neemt zelfs het woord voor Brussel en Wallonië, waarover ik mij alleen kan verheugen, en u daarin ondersteunen. Dat is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen de gewesten, zelfs misschien van samenwerkingsfederalisme, om een mooi woord te gebruiken. Graag zou ik willen weten welke andere regio’s daar vertegenwoordigd zijn. Kunt u ook een orde van grootte geven, gewoon voor de transparantie van het beleid, van onze jaarlijkse bijdrage aan dit forum? Misschien heb u het gezegd en heb ik het niet gehoord. Ik begrijp dat er heel veel return is, voor miljarden, maar wat kost onze deelname daaraan? Hoe groot is dus die investering? Ik zal niet vragen hoeveel vliegtuigtickets er waren. Wij zouden daarover een voorstel van resolutie maken in deze commissie, dus daar zal ik niet op terugkomen.
Volgens de meest recente mondiale concurrentie-index van het World Economic Forum is Nederland de zesde meest concurrentiële economie van de wereld. Hebt u er een zicht op wat de positie van Vlaanderen is, of wordt dat voor de regio’s misschien niet berekend en moet men naar België verwijzen? Hoe staan we op de ranking van Davos als we daar als regio op zouden staan? Ik vind het goed dat Vlaanderen naar daar gaat, maar worden wij als een van de weinige regio’s dan ook meegerekend in hun documenten en statistieken, of moeten we naar de nationale cijfers kijken?
Ik had dan nog een bedenking. Het doet natuurlijk deugd om te horen dat CEO’s wereldwijd van mening zijn dat Vlaanderen een goede plaats is om te ondernemen, dat ze merken dat ze hier welkom zijn en een goed klimaat vinden. Ik hoor u dat graag zeggen. Als ik het goed voorheb, hebt u vanuit Davos ook gereageerd op de recente jongerenmarsen, die daar in Davos trouwens ook op de agenda stonden of minstens in de wandelgangen aan de orde waren, zoals overal. (Opmerkingen van Karl Vanlouwe)
Wat zegt? U hebt daarnaar verwezen. Dat is zeer terecht.
Heb ik goed gehoord dat u vanuit Davos hebt gezegd dat Vlaanderen die hoge ambitie voorlopig niet ziet zitten, omdat u zich niet wilt engageren tot wat u niet kunt waarmaken? Ik herhaal uit het hoofd wat ik heb opgevangen via de media.
Hoe is die boodschap overgekomen in Davos? Ik zie wereldwijd heel veel belangrijke CEO's en zeer grote bedrijven – om nu van de economische actoren te spreken – zich engageren om de komende jaren beneden de grens van 1,5 graad Celsius te blijven. Ze vragen dat we ons daar met verenigde krachten voor zouden inzetten. Wij vragen dat natuurlijk ook. Dat is ook onze wens. Daartoe moeten we vanaf vandaag de inspanningen vergroten. Dat spreekt voor zich. Alle wetenschappelijke studies tonen aan dat we in Vlaanderen, en uiteraard ook België, niet op de gepaste kruissnelheid zijn. Er moeten dus duidelijk bijkomende inspanningen gebeuren. We zullen de middelen en strategie daartoe moeten vinden.
Het signaal dat u naar onze jeugd hebt uitgezonden, vind ik teleurstellend. Het geeft ons geen moed. In een strijd waarin we alle krachten moeten verzamelen, is het jammer dat wij als politici, beleidsmensen dat perspectief niet kunnen openen. Ik denk dat het wél op zijn plaats zou zijn. Hoe komt dat over op alle economische actoren, de CEO’s in het bijzonder, die u daar hebt ontmoet? Ik hoor dat sommige CEO’s ook in ons land grote campagnes voeren en zullen voeren. We zullen zien wat er de komende maanden zal gebeuren. Hoe moeten we dat dan interpreteren? Bondskanselier Merkel zou een oproep hebben gedaan aan de industrielanden om hun verantwoordelijkheid inzake het wereldklimaat op te nemen en die bijkomende inspanningen te doen.
We moeten efficiënt zijn en ons beleid heel concreet uitvoeren. Daarin volg ik u volledig. Maar wanneer de nood zich stelt, moeten we ook hogere eisen stellen. Als beleidsmakers zijn we ertoe verplicht tot resultaten te komen.
Ik koppel even terug naar Davos. Ik geloof u wanneer u zegt dat we een goed imago hebben en wil u daarmee gelukwensen. Maar die positieve perceptie zou wel eens heel vlug voorbij kunnen zijn. Want wanneer wij er niet in slagen om bij de voorvechters te zijn in de strijd tegen de klimaatopwarming, vrees ik dat ons positief imago wel eens heel snel naar beneden zou kunnen tuimelen.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister, ik heb hierbij twee vragen.
Ten eerste, u bent naar Davos gegaan om economische contacten te leggen en internationale investeringen naar hier te krijgen. Die contacten met de bedrijfsleiders vinden plaats in de Flanders Room, samen met mensen van Flanders Investment & Trade en van Buitenlandse Zaken. Er worden daarvan verslagen gemaakt. Het is een goede zaak dat die dingen transparant op die manier worden opgevolgd. Het blijft niet bij toevallige politieke contacten, die eventueel later verdwijnen, maar het wordt ook in databanken opgenomen, zodat het kan worden opgevolgd.
Mijn vraag is – het zit in het debat dat ik op het Antwerpse niveau heb – of die bedrijfsleiders daar op een of andere manier door worden afgeschrikt of niet? Mij lijkt dit alvast een goede manier van werken. Mijnheer Daems, ik zie u vragend kijken. (Opmerkingen van Rik Daems)
Ik verwijs naar het Antwerpse debat, met de Antwerpse verantwoordelijken, met de Antwerpse burgemeester, contacten met bedrijfsleiders kunnen niet zomaar samen met mensen van diensten of ambtenaren gebeuren, omdat dat het informeel karakter schaadt en op die manier een afschrikkingseffect heeft op die bedrijfsleiders. Uit dit verhaal begrijp ik dat het wel op een goede manier kan, aangezien het zeer succesvolle resultaten heeft.
Ten tweede, Davos is inderdaad meer dan enkel een bijeenkomst van bedrijfsleiders en economische machten. Er worden ook wereldproblemen besproken. Zo was onder meer Greta Thunberg daar. Ze zei: ‘Ik wil niet dat jullie wanhopen, ik wil dat jullie panikeren’. Daarmee wees ze op de urgentie van het klimaatbeleid dat moet worden gevoerd.
Minister-president, u hebt zelf verwezen naar bedrijfsleiders die vanuit eigen inzichten en motivatie werken rond klimaatoplossingen en circulaire economie. Maar in hoeverre is er ook het beleidsdebat gevoerd – dus niet wat de verantwoordelijkheid is van de bedrijfsleiders en wat van de politici en de wereldleiders – om onder meer ambitieuzer te zijn wat betreft klimaatbeleid en meer maatregelen te nemen? In hoeverre hebt u zich als minister-president in dat debat gemengd?
De deelname aan Davos in de formule die het forum vandaag kent, is naar mijn inschatting essentieel, niet alleen om te proberen investeringen aan te trekken, maar vaak nog meer om bestaande vestigingen te behouden. Men vergeet dat vaak.
Ik heb een master in ‘industrial location and development’, een specialisatie om de locatie van een investering te bepalen. Uit alle casestudy's en de praktijk die ik daarin heb opgedaan, blijkt dat het op het laatste ogenblik wel degelijk de CEO is die beslist. Dat persoonlijke contact is essentieel. Vaak gaat dat over irrelevante dingen. Ook daarmee moet je rekening houden. Indertijd was er een klassieke casestudy, van een bandenproducent die drie, vier mogelijke locaties had. Uiteindelijk was het de echtgenote van de CEO die besliste, want de locatie kwam dan op een plaats waar het in de zomer goed weer was. Dat bijna om te lachen, maar soms komt het op zoiets aan.
Ons klimaat is misschien niet meteen het meest voordelige, maar ook de context van Vlaanderen, het goede leven als dusdanig, kan daarin zeker meespelen. Vergis u niet: veel van die grote bedrijfsleiders weten dat wel. Dat persoonlijke contact, op het laatste moment, dat vertrouwen dat je kunt geven, is vaak essentieel in het houden van bepaalde investeringen en ook in het aantrekken ervan. Vanuit de praktijk wilde ik even meegeven dat bijeenkomsten zoals Davos echt wel een enorme meerwaarde hebben wanneer je die goed benadert – en ik denk dat we dat doen.
Men zegt nogal vaak dat bedrijven niet van onzekerheid houden. Maar dat is niet het juiste woord. Bedrijven vragen voorspelbaarheid, dat is iets heel anders. Een bedrijf vraagt: ‘Kan ik binnen een bepaalde bandbreedte van zekerheid voorspellen wat er zal komen aan externe elementen die mij zullen beïnvloeden?’ Daarover gaat het. In die zin denk ik dat voor de Vlaamse Regering en zelfs voor de Federale Regering – in de hefbomen die zij bezit – die voorspelbaarheid vrij groot is. Dat is ook de reden waarom we vrij goed in de markt liggen.
Minister-president, ik haal dit niet voor het eerst aan: een van de moeilijkheden is dat er heel vaak filters zitten tussen de beslissing op het einde en de voorbereiding van het dossier. Die filters zijn vaak van die grote ‘consulting companies’. Want die grote bedrijven kunnen of willen dat natuurlijk niet allemaal zelf doen en besteden dat uit. Uit de praktijk blijft mij bij dat wij als Vlaanderen voor een stuk nog onvoldoende aan boord zijn bij de grote ‘consulting companies’. Er is daar echt nog wel werk aan de winkel om een positionering bij die grote ‘consulting companies’ te versterken. Het is niet zo dat we daar slecht zitten. Maar als men een investeringsbeslissing neemt, in de zeer ruwe zin, dan gaat dat door die filter, vooraleer het op het niveau van bijvoorbeeld een directiecomité komt. Dat element wil ik zeker meegeven.
Ik heb nog twee bijkomende bedenkingen. Eén, in Vlaanderen hebben wij natuurlijk niet alle hefbomen in handen.
Dat is nu eenmaal een van de aspecten waar je je goed rekenschap van moet geven. Als het gaat over export, dan hebben we die hefbomen in grote mate wel in handen. Als het gaat over het aantrekken van investeringen en de economische context, zitten er veel hefbomen federaal: de vennootschapsbelasting, de arbeidswetgeving, noem het allemaal maar op. In die zin denk ik dat, wat ik in de praktijk in het buitenland zie, die samenwerking goed gaat. Alleen stel ik mij de vraag in welke mate er vanuit Vlaanderen misschien een soort pushbeleid kan worden gevoerd om een aantal elementen op regeringsniveau van al dan niet stabilisering of wijzigen van die federale hefbomen, meer impulsen te geven. Nu gebeurt dat eigenlijk een beetje via een omweg. Dat vind ik te weinig efficiënt.
Een laatste bedenking. U spreekt over Corporate Social Responsibility (CSR) die opgang kent. Ik wil dat niet minimaliseren maar ik wil dat ook niet overschatten. Ik zal misschien vloeken in de kerk, maar wanneer men ziet dat een bedrijf geïnteresseerd is in ‘general intrest’ zal ik het maar noemen, in een soort algemeen belang, in dit geval klimaat, dan is dat omdat de bevolking aan het evolueren is en dat absoluut wil. Dat bedrijf maakt dan de berekening: ‘Als ik daar niet in meega, dan gaat mij dat kosten.’ In die zin is het wel een positieve evolutie dat dat gebeurt. Het is wel een heel duidelijke aanwijzing dat die evolutie goed zit.
Ik geef er een heel praktisch voorbeeld van. Wanneer je in een hotel komt en je vindt op de spiegel een klevertje waarop staat: ‘Denk aan het klimaat. Laat uw handdoek op de grond liggen als hij moet gewassen worden en hang hem op als u hem nog een keer wil gebruiken.’ Je denkt toch niet dat je een korting op je rekening krijgt als je die handdoek hebt laten hangen en dat bedrijf minder kosten heeft gehad? Dat betekent dat er een win-win is in enerzijds de gevoeligheid van de mensen voor die thematiek en anderzijds het bedrijf dat daar goed op inspeelt. Dat is een hard voorbeeld maar je moet toch in je achterhoofd houden dat dat in grote mate meespeelt. Het is niet alleen maar de grote overtuiging voor het algemeen belang die speelt, neen, het is die onderstroom die bedrijven duwt om daarin mee te gaan. Er zijn er natuurlijk die het voortouw nemen, en dat is positief wat mij betreft. De politiek moet zeker het voortouw nemen in die dingen, maar dat is een ander verhaal.
Minister-president, dat zijn een aantal bemerkingen die ik in algemene zin wilde meegeven. Mijn eindconclusie is de volgende over gelegenheden zoals het World Economic Forum, wat eigenlijk een private organisatie is, waar een professor gewoon mee begonnen is en dat is helemaal uitgegroeid. Hij heeft dat geweldig goed gedaan want iedereen wil daar nu zijn. Als je daar niet geweest bent, ben je niet echt belangrijk, weet u wel. Dat speelt mee. Minister-president, u bent belangrijk. Bij dezen is dat ‘bestätigt’, om ook eens een Duits woord te gebruiken. Het is essentieel dat u daar bent en dat u daar die one-on-one-relaties kunt hebben want dat is wat het verschil maakt. Dit waren gewoon bedenkingen, niet noodzakelijk om daar een antwoord op te krijgen, maar die ik gewoon wilde meegeven in dit gesprek.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil toch op een aantal zaken ingaan, ook wat u gezegd hebt. Wel een kleine nuance met betrekking tot het goede weer: als ik buitenlandse delegaties ontmoet en het is goed weer, dan zeg ik dat het weer een Vlaamse bevoegdheid is, en als het regent, zeg ik dat het helaas een federale bevoegdheid is. (Opmerkingen van Rik Daems. Gelach)
Zijn er voordelen aan de brexit? Collega Vanlouwe, er zijn een aantal voordelen in die zin dat FIT op dit ogenblik een tachtigtal leads heeft van bedrijven wereldwijd die nu in het Verenigd Koninkrijk gevestigd zijn, die overwegen om naar het continent te komen en die geen beslissing nemen zolang er onduidelijkheid is over wat zal gebeuren met die brexit. Die maken dus voorwerp uit van opvolging en contacten door FIT. Maar ook als ze die beslissing nemen, komen ze daarom niet naar Vlaanderen. Dat zijn leads die overwegen om naar het continent te komen en waarvan we hopen er een aantal binnen te halen wanneer het zou komen tot een brexit.
Ik heb in alle contacten die ik had in Davos, één bedrijf ontmoet, een zeer groot Brits bedrijf, dat zei dat het jobs zou verschuiven vanuit het Verenigd Koninkrijk naar vestigingen in Vlaanderen. Dat was nu al beslist. Maar dat ging niet over een nieuwe investering of over een grote verschuiving.
Kunnen we nog meer doen voor het aantrekken van investeringen? Ik sta open voor alle suggesties. Als we op nog meer plaatsen wereldwijd actief zouden zijn – we zijn nu op ongeveer honderd plaatsen actief – dan ga je ongetwijfeld nog meer potentiële investeerders ontmoeten en aantrekken.
Wat wij wel heel goed doen en wat ik wil beklemtonen, is het begeleiden van die mensen vanaf het begin tot het einde. U hebt terecht gewezen op de grote rol van consultants. FIT heeft ook op geregelde basis contact met die consultants, die ook veel leren van ons natuurlijk. Wij hebben een welkomteam. Dat wordt telkens uitgespeeld bij die bedrijven. Als ze nog maar overwegen om te investeren, begeleiden we ze al, ook al komt daar niets van. Als ze die beslissing nemen, dan is er begeleiding tot op het einde, tot en met het verkrijgen van de vergunning, en tot na de vergunning is er nazorg. Dat is een van onze hele, hele grote troeven. Ik kan u zeggen dat INEOS bijzonder tevreden was, ook over het welkomteam van FIT. Zij hebben geen beroep gedaan op consultants, zij hebben dat zelf gedaan met hun eigen staf. Dat was een uitgebreide staf die bij mij aan de regeringstafel zat.
Het welkomteam geeft niet alleen uitleg bij de Vlaamse maar ook bij alle federale implicaties: fiscale wetgeving, vennootschapsbelasting enzovoort. Ik wil niet opscheppen, maar ik denk dat we al heel veel in lijn gebracht hebben met FIT om ervoor te zorgen dat we daar op de best mogelijke manier mee omgaan. Maar het kan natuurlijk altijd beter. Niets is perfect, hoewel FIT een enorm grote tevredenheidsscore krijgt bij bedrijven. Er is geen enkele overheidsinstelling die dat cijfer haalt. Als we op nog meer plaatsen aanwezig zouden kunnen zijn, dan zou dat nog helpen. We hebben bijvoorbeeld de technologieattachés die bijzonder goed werk doen. We hebben er nu vier wereldwijd, bijvoorbeeld in Silicon Valley. Het is belangrijk dat je daar echt specialisten hebt die daar echte gesprekken kunnen voeren, niet alleen commercieel maar ook op technisch niveau.
Dat zit wat ons betreft goed. Ik moet zeggen dat andere deelstaten maar ook andere landen vaak niet dergelijke grote doordachte beleidsmaatregelen hebben als die wij hebben. Ik heb de nieuwe premier van Québec ontmoet. Hij zei dat ze op heel veel plaatsen in het buitenland aanwezig zijn. Québec zit met zijn diplomatieke vertegenwoordiging op nog meer plaatsen dan Vlaanderen maar zet veel minder in op die economische activiteiten. Dat was zijn boodschap. Het is een voormalig ondernemer. Zijn conclusie was, ook na kennismaking met ons, dat hij daar meer werk van zal maken.
Collega de Bethune en collega Vanbesien, over klimaat: het thema was de globalisatie. Mijn speech ging ook over globalisatie 4.0. Uiteraard zijn er ook klimaatactivisten geweest en is dat voorwerp geweest van discussie, zoals elk jaar, ook in een aantal seminaries. Maar ik zeg u: ik was niet gevraagd in een panel en ik heb echt de focus gelegd op datgene wat mijn hoofdtaak is daar, namelijk gaan spreken met de twee soorten bedrijfsleiders van bedrijven, bedrijven die er al zijn, over retentie van die bedrijven, ook heel belangrijk, en het aantrekken van nieuwe bedrijven. Ik weet ook dat ze er achteraf op terugkomen als ze mensen van FIT ontmoeten en zeggen: ‘We hebben nog eens een gesprek gehad met de minister-president.’ Het gaat niet over mijn persoon, het is om het even wie die minister-president is. Maar dit is belangrijk. Zeker als de CEO van een multinational, met omzetten van hier tot ginder, een gesprek krijgt met de regeringsleider, dan is dat belangrijk. Ik doe niets af van de waarde van FIT, integendeel, of van andere mensen, want zonder hen zou het helemaal niet lukken. Maar de vaak initiële gesprekken of laatste gesprekken zijn belangrijk. Met INEOS ben ik ervan overtuigd dat de gesprekken op die ene dag, 10 september denk ik, decisief geweest zijn.
Wij betalen daarvoor 53.000 euro lidgeld, als ik het goed heb. Wij betalen zoals een bedrijf. Vlaanderen is daar indertijd bij gegaan als een bedrijf. Toen was het nog mogelijk. Québec is daar ook als een bedrijf. Bij mijn weten mag geen enkele andere deelstaat daar binnen. Je kunt gewoon niet binnen in het congrescentrum. Ze laten er ook geen nieuwe meer toe.
Ik weet dat Wallonië onder Magnette er niet naartoe wou gaan, maar dat Willy Borsu er graag naartoe zou gaan. Hij heeft me erover aangesproken. Ik heb hem het allerbeste gewenst want hij heeft er een heel andere kijk op dan zijn voorganger. Ik heb vastgesteld dat het hem niet gelukt is want hij was er niet. Mijn punt is dat in lengte van jaren, tenzij Davos plots een steile duik zou maken, wij daar aanwezig moeten blijven, gewoon omdat de opportuniteit zo groot is. Ik blijf erbij dat de totale kostprijs zeer gering is in functie van de output. Het is ook zeer intens: drie volle dagen niets anders doen dan telkens opnieuw met andere mensen, andere bedrijven, andere continenten in gesprek gaan. De input-output is zeer groot. Ik hoop dat er geen misplaatste discussie over ontstaat want het is echt wel zeer belangrijk.
Wat de rankings betreft, zijn het de deelnemende staten die gelden maar het World Economic Forum maakt bijvoorbeeld wel studies over de kwaliteit van onderwijs. De laatste ranking was dat Vlaanderen wereldwijd – als ik het goed heb – in hun ranking tweede staat voor ‘mathematics’ en derde in ‘science’. Wij worden wel apart als Vlaanderen bekeken omdat ze weten, net zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), dat je moet kijken naar de deelstaten en niet naar België als dusdanig.
Ik weet niet waar u op alludeert, maar ik heb daar geen jongeren over het klimaat ontmoet. Ik heb ze al zeker niet te woord gestaan of van antwoord gediend. Ik heb er ook geen enkele uitspraak over gedaan. Wat is gebeurd, is dat een delegatie van die jonge mensen is ontvangen door een delegatie van de Vlaamse Regering: collega Homans, collega Schauvliege en collega Peeters. Ikzelf heb geen contact gehad. We gaan er morgen een debat over voeren.
Nog eens, er is een groot verschil tussen ambities en maatregelen. Ik begrijp dat u verwijst naar de uitspraken van bondskanselier Merkel. De CO2-uitstoot van Duitsland is enorm gestegen sinds de sluiting van de kerncentrales. Ze sluiten nu hun eigen steenkoolmijnen maar ze blijven wel op die manier elektriciteit maken. Ze importeren ze nu. Je moet daar rekening mee houden. Het was Duitsland dat zich heeft verzet tegen de verstrenging tot 40 procent reductie van de CO2-uitstoot van de wagens en contact heeft opgenomen met premier Michel om ons op één lijn te krijgen. Wij wilden wel meegaan in die 40 procent reductie. Transport is een van de grootste factoren van CO2-uitstoot. Je moet dus een zeer groot onderscheid maakt tussen ambities formuleren en maatregelen nemen.
Duitsland heeft enorm veel alternatieve energie, dat is waar. Ze hebben ook heel veel ruimte en ze hebben er heel veel in geïnvesteerd. Ik ken het procent groene hernieuwbare energie versus fossiele energie niet in Duitsland maar ik weet dat het enorm hoog is. Met de sluiting van de kerncentrales stijgt dat aandeel van fossiele energie enorm.
In Duitsland is de lobby van de auto-industrie zo groot dat het heeft ‘afgeremd op de vier wielen’, om die uitdrukking eens te gebruiken, en Frankrijk op één lijn heeft gekregen. Ze wilden maximaal tot 30 procent gaan en de rest van de Europese Unie wou 40 procent. Het is uiteindelijk 35 procent geworden, denk ik, als compromis. Ik wil dus niets afdoen van de goede intenties en van de grote ambities van Angela Merkel. Ik weet dat ze het menen, maar waar het vooral op aankomt, zijn doordachte maatregelen.
Er is gewezen op de invloed van de publieke opinie en van de samenleving, maar het is al jaren, ook in Vlaanderen, dat ik bedrijfsleiders tegenkom die daarmee bezig zijn en die het als een prioriteit zien. Ik heb in Davos bedrijven gehoord die over circulariteit enorm boeiende dingen zijn komen zeggen, waar mijn ogen van opengingen, ook uit industriële sectoren waarvan je het niet zou verwachten. Het is geen pose, het is omdat die mensen ook maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen en nastreven wat wij voor ogen hebben: duurzame groei gecombineerd met een koolstofarme samenleving.
Er zijn bepaalde uitspraken gedaan, ook door jonge betogers, om de chemische industrie in Antwerpen te sluiten. Wel, ik wil dat dus niet doen. We hebben een ‘state of the art’, de best presterende van heel de wereld. Sluit je ze hier, dan gaat ze naar China of Zuidoost-Azië waar de normen veel soepeler zijn en dan heeft de wereld niets gewonnen. Ze zijn bezig met hele mooie projecten af te leggen. Ik voel het bij veel van die bedrijven niet aan als een pose of een druk om mee te zijn, maar echt wel als doorleefd. Ook bij mijn vele bezoeken aan Vlaamse bedrijven zie ik dat dit al heel lang een thema is. Maar we gaan dus morgen het debat voeren.
Deelname is inderdaad essentieel. Persoonlijke contacten zijn heel belangrijk.
Een aantal hefbomen hebben we niet in handen. Als je het hebt over logistieke bedrijven, dan weten ze dat de nacht in Vlaanderen om 20 uur begint, in Nederland om middernacht en in Duitsland om middernacht. De mensen van Schoenen Torfs hebben de vakbonden bij elkaar geroepen en gezegd dat men akkoord moest gaan met die regeling of dat men anders weg zou gaan. Ze zijn dus wel akkoord gegaan, maar je moet een ‘level playing field’ hebben. Dat is belangrijk.
Ik ga me niet uitspreken over de manier waarop de burgemeester van Antwerpen persoonlijke contacten heeft. Er zijn ook bedrijfsleiders die met Vlaamse ministers persoonlijk contact willen hebben. Of ik in Davos die gesprekken alleen voer of met anderen erbij, maakt voor mij geen verschil. Ook de mensen die bij mij zijn, zijn gebonden door vertrouwelijkheid. Ze moeten zorgen dat er niets naar buiten gaat, zeker met beursgenoteerde bedrijven. Ik was zo ontevreden dat er over de mogelijke Ineos-vestiging al iets was uitgelekt in de media vooraleer er een beslissing was genomen. Dat kan dodelijk zijn. Er zijn voorbeelden uit het verleden.
Er zijn ook politici die hiermee naar buiten zijn gekomen op momenten dat dit niet zeker was, met alle gevolgen van dien.
Mijnheer Vanlouwe, wat Wallonië en Brussel betreft, gaat het niet om samenwerkingsfederalisme. Dat is gewoon ‘courtesy’ van mijnentwege. Ik bel en vraag welke klemtonen zij willen leggen. Ik heb de ministers-presidenten van andere deelstaten op fora namens de drie deelstaten horen spreken zonder een woord over Vlaanderen te zeggen. Ik moet op dat vlak van niemand lessen krijgen, maar ik neem niet aan dat dit uw bedoeling was. Ik vind het een zaak van beleefdheid. Indien ik weet dat iemand niet aanwezig kan zijn, wil ik daar ook zijn troeven voor een internationaal publiek etaleren.
Ik hoop trouwens op een meer internationaal publiek. Ik zie elk jaar dat er meer Belgische bedrijven aanwezig zijn tijdens de Belgian Power Reception, wat vroeger een lunch was. Dat is natuurlijk plezant, maar eigenlijk zou ik liever zien dat er wat meer buitenlanders aanwezig zouden zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.