Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb al een aantal vragen over asbest gesteld in deze commissie en in de commissie Onderwijs. Ik heb een aantal problemen aan de kaak gesteld. U hebt daar een aantal keren op geantwoord, minister. Ik denk dat we nu bij een volgende stap komen, namelijk de handhaving. Ook hierover heb ik al een aantal vragen gesteld. Maar het is goed om nu eens te bekijken wat de handhavingsacties die in 2018 rond asbest zijn uitgevoerd, hebben opgeleverd. Ik heb begrepen dat u in 2018 de asbesthandhaving hoger op de agenda hebt gezet. Vandaar ook deze vraag om uitleg.
In 2018 zette de afdeling handhaving in op vijf asbestacties in de ‘asbestverwijderingsketen’, zoals dat genoemd wordt. Actie 1 had betrekking op raadgevingen met betrekking tot de inventarisatie van asbest. Actie 2 handelde over de controle op de selectieve inzameling op sloopwerven. Actie 3 focuste op controles op de omgang met asbest op containerparken. Actie 4 had als voorwerp: controles op de omgang met asbest door sorteerbedrijven. Actie 5 ten slotte had als voorwerp de controle bij asbestverwijderaars.
Ik heb hierbij de volgende vragen.
Kunt u mij een beknopt overzicht geven van de stand van zaken of een evaluatie maken van de vijf asbestacties?
Hoeveel mensen en middelen worden er ingezet om alle asbestacties te handhaven?
Hoe worden aanmaningen of pv’s verder opgevolgd door de afdeling Handhaving?
Is het de bedoeling om in 2019 de asbestacties te verruimen en te verdiepen? Wat zijn in 2019 de doelstellingen?
Heel wat burgers en bedrijven weten niet waarnaartoe als ze geconfronteerd worden met een mogelijk asbestdelict. Hoe kunnen de mogelijkheden tot melding en opvolging daarvan uitgebreid worden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Danen, in 2018 werden in totaal 311 bedrijfsbezoeken afgelegd en werden 262 raadgevingen en aanmaningen gegeven. Bij 84 procent van de bezoeken werd asbest aangetroffen en een raadgeving gegeven met betrekking tot het correct afbreken en verwijderen. In bepaalde gevallen werd ook een aanmaning gegeven, bijvoorbeeld bij niet-correcte opslag.
In het kader van de tweede asbestactie werden 37 bedrijfsbezoeken uitgevoerd, wat aanleiding heeft gegeven tot 11 aanmaningen en 7 pv’s. Het gaat dan over de controle op de selectieve inzameling op sloopwerven. Er werden vooral problemen vastgesteld met de inzameling van asbest, hinderaspecten en de sloopinventaris.
Bij deze acties was het ook de bedoeling om samen te werken met steden en gemeenten om sloopwerven te melden, en om op die manier ook andere dan klasse 1 te gaan controleren. De reacties van de gemeenten op deze oproep tot samenwerking zijn zeer beperkt gebleven. We zullen in 2019 bekijken hoe we dat kunnen versterken.
Voor de derde asbestactie, controle op de omgang met asbest in containerparken, zijn er 55 containerparken bezocht, en werden 13 aanmaningen en 3 pv’s opgesteld. De vaststellingen hadden vooral betrekking op de omgang met asbest, op de omgeving van de asbestcontainer en op het werkplan.
Voor de vierde asbestactie, controle op de omgang met asbest door sorteerbedrijven, zijn er 48 sorteerbedrijven bezocht, waaruit 18 aanmaningen en 10 pv’s voortgevloeid zijn. Er werden voornamelijk opmerkingen geformuleerd voor wat betreft de vergunning en het werkplan. Ook voor deze actie was het de bedoeling om samen te werken met de lokale besturen, maar ook daar hebben we gezien dat dat zeker nog beter kan, dat er weinig respons op gekomen is.
In het kader van de vijfde asbestactie, controle bij asbestverwijderaars, werden veertien asbestverwijderaars bezocht in 2018, wat drie aanmaningen en één pv tot gevolg had.
De asbestactie is verdeeld over de verschillende toezichthouders. Voor de verschillende bezoeken die uitgevoerd zijn, waren in 2018 ongeveer 1,5 voltijds equivalenten (VTE) nodig. Dit betreft uiteraard alleen de initiële controles. Daarnaast zijn er controles uitgevoerd in opvolging van aanmaningen en pv’s. In 2018 zijn er ook interne opleidingen gegeven voor alle toezichthouders. Dat geldt zowel intern als extern. Er is ook overleg geweest, onder andere met de bouwsector, met lokale besturen en met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).
In aanmaningen en pv’s zijn steeds acties met een uitvoeringsdatum opgenomen. Die worden uiteraard ook opgevolgd.
De doelstellingen voor 2019 zullen worden opgenomen in het Omgevingsinspectieplan. Dat wordt op dit moment gefinaliseerd.
De acties uit 2018 zullen worden voortgezet in 2019. Voor de acties 2 en 4 zal getracht worden om de samenwerking met de steden en gemeenten te verbeteren. Zo zal een nieuwe gerichte communicatie uitgestuurd worden en zal er een project ‘ondersteuning lokale overheden’ vanuit de afdeling Handhaving gestart worden. Binnen dit project is het de bedoeling om rond asbest opleiding, overleg, administratieve ondersteuning en gezamenlijke terreincontroles aan te bieden aan de lokale besturen. Eind vorig jaar werd tussen de afdeling Handhaving, de OVAM en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een protocol ‘Asbesthandhaving Vlaanderen’ afgesloten, waarin de verschillende engagementen ook opgenomen zijn.
Indien het asbestdelict een overtreding van de milieuregelgeving betreft, wendt men zich best tot de lokale milieutoezichthouder van de stad of gemeente. De gemeenten moeten volgens het Milieuhandhavingsdecreet over een toezichthouder beschikken en hebben de mogelijkheid om toezichthouders aan te stellen binnen hun eigen gemeenten. Ze kunnen ook een beroep doen op een toezichthouder aangesteld binnen een intergemeentelijke vereniging of bijvoorbeeld binnen de lokale politiezone.
De OVAM biedt ook asbestopleidingen aan. In bepaalde complexe gevallen kan de OVAM ook bijstand geven. Indien de OVAM meldingen van burgers of bedrijven ontvangt, meldt ze dit aan de lokale toezichthouder en begeleidt ze de gemeente ook in de juiste aanpak. De afdeling Handhaving kan als gewestelijke toezichthouder bijstand verlenen en zelfs optreden als handhaver. In de regel handhaaft de Vlaamse overheid echter alleen voor asbestdelicten bij klasse 1-inrichtingen.
Indien de overtreding uitgevoerd wordt door werknemers, kan het asbestdelict ook gemeld worden aan de provinciale buitendiensten van de toezichthoudende overheid, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO).
Er lijkt niet zozeer een noodzaak te bestaan van een uitbreiding van de meldingsmogelijkheden. Een adequate opvolging van de meldingen is wel een aandachtspunt. Dit is in essentie te herleiden tot de beschikbare middelen en tijd waarover een lokale toezichthouder kan beschikken voor zijn of haar milieuhandhavingstaken. Info voor de burger is ook terug te vinden op de website van de OVAM.
Het is dus zeker een prioriteit en iets wat zeker ook dit jaar nog een aandachtspunt zal blijven.
De heer Danen heeft het woord.
Als ik dan hoor hoeveel bezoeken er gebracht zijn aan ofwel asbestbedrijven, ofwel containerparken, ofwel werven, kan ik uit uw antwoord afleiden dat er toch in een heel groot aandeel daarvan aanmaningen gebeuren, en in een beperkter aandeel pv’s worden opgemaakt. Als ik deze cijfers zie, lijkt het mij dat men in werkelijkheid maar een absoluut kleine fractie van alle mogelijke werven of containerparken bezoekt. Het kan misschien niet anders, daar kan ik enigszins inkomen. Maar als ik dan zie hoe groot het aandeel delicten is, of zaken die niet helemaal beantwoorden aan hoe het zou moeten, lijkt het mij belangrijk om hier bijkomend op in te zetten.
U hebt mij geantwoord dat 1,5 VTE wordt ingezet om die asbestactie te handhaven. Heb ik dat goed begrepen? Want dat lijkt mij toch wel bijzonder weinig. Heeft die 1,5 VTE dan al die bezoeken gebracht en al die zaken op zich genomen? Als dat zo zou zijn, zou ik zeggen: ‘chapeau’ voor die persoon, of voor die 1,5 VTE. Maar 1,5 lijkt me toch een beperkt aantal om zo’n belangrijk maatschappelijk probleem te handhaven.
Mijn vijfde vraag ging over waar mensen naartoe kunnen als ze met een asbestdelict geconfronteerd worden. Op papier en uit uw antwoord lijkt het inderdaad allemaal heel logisch, heel duidelijk en voldoende te zijn, maar in werkelijkheid stellen mensen zo’n probleem vaak vast in het weekend, of op een feestdag, of ’s avonds laat.
Vaak gaat het dan niet om delicten of problemen bij een klasse 1-bedrijf maar over bijvoorbeeld het reinigen van asbestleidingen van de buren of het slopen van een pandje of fabriekshal in de buurt. Op dat moment kan men heel moeilijk terecht bij de reguliere handhavers, noch die van de gemeente, noch die van de provincie, en dat is een probleem. Het lijkt me interessant om de meldingsplicht uit te breiden en de opvolging ervan duidelijker te maken. Nu is het vaak zo dat mensen echt niet weten waar ze naartoe moeten. Ik wil u vragen om daar bijkomend op in te zetten.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, u legt interessante cijfers voor aan het parlement. Het valt me op dat behoorlijk wat inbreuken zijn vastgesteld, die tot aanmaningen en dergelijke leiden. Daarnaast blijf ik me zorgen maken over het feit dat er weinig interesse of sense of urgency bestaat bij de lokale besturen. We weten dat eigenlijk al een tijdje.
Over welke inbreuken gaat het precies? Zijn dat ernstige inbreuken? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Gaat het over iets dat op administratief vlak niet correct is gebeurd of gaat het echt over de manier waarop veilig met asbest wordt omgegaan?
Wat de lokale besturen betreft, vraag ik me af of er misschien regionale verschillen bestaan. Een aantal gemeenten worden meer geconfronteerd met asbest dan andere. Ik zou verwachten dat daar wel die sense of urgency bestaat. Of is het toch een algemene desinteresse die blijft bestaan?
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, mijn reactie ligt in dezelfde lijn als die van de heer Sanctorum. Ik dank u voor de gedetailleerde cijfers. Het is een mooi overzicht maar ik heb er een beetje hetzelfde gevoel bij. Wanneer u het hebt over containerparken enzovoort, krijg ik het gevoel dat het over onzorgvuldigheden en nog altijd voor een deel over onwetendheid gaat. Kunt u die echte malafide praktijken waar we ook weet van hebben, van bedrijven en ondernemers die dat probleem wel even oplossen maar dan niet volgens de regels van de kunst, uit de cijfers halen die u hebt? Zitten er daar tussen die echt flink zijn aangepakt zodat zij dat in de toekomst niet meer zullen doen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wat de samenwerking betreft, heb ik nu geen zicht op de vraag of daar een regionale logica in zit. Ik zal dat navragen bij onze diensten.
Het is wel positief dat we hebben voorzien in de middelen, namelijk 9 miljoen euro. We hebben een oproep gedaan aan de lokale besturen en we hebben vastgesteld dat alle gemeenten hebben gereageerd. Het stemt me positief dat de gemeenten daarmee bezig zijn.
Wanneer het gaat over administratieve zaken die verkeerd lopen, wordt er een aanmaning gegeven. Het is ernstiger wanneer een inbreuk wordt vastgesteld en een pv wordt opgesteld. Vaak gaat het dan, volgens de informatie waarover ik beschik, over foute opslag en dergelijke meer. Meer details heb ik daar nu niet over, ik zal navragen of dit nog meer kan worden gespecificeerd.
Mijnheer Vandaele, ik kan de malafide praktijken daar niet uit halen. Ik zal aan de diensten vragen of zij dat kunnen.
Normaal gezien moet men altijd bij iemand terechtkunnen, namelijk de lokale handhaver. Vaak is dat de politie, die de permanentie verzekert in het weekend of ’s avonds. Het kan niet de bedoeling zijn dat men niemand kan bereiken. Vandaar dat de samenwerking met de lokale besturen zeer belangrijk is, alsook de opleiding. Men moet goed geïnformeerd zijn. Het gaat volgens mij vooral over een collectieve verantwoordelijkheid. We moeten zorgen dat we goed georganiseerd zijn op het Vlaamse niveau en dat die lokale handhavers goed opgeleid zijn. Het lijkt me heel belangrijk daar verder op in te zetten.
Ik zal de bijkomende informatie die is gevraagd en die ik niet onmiddellijk kan beantwoorden, bezorgen aan het commissiesecretariaat.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Afhankelijk van de manier waarop men het leest, is het hoopgevend dan wel deprimerend.
Ik stel wel vast, en daar sluit ik me aan bij de heer Sanctorum, dat de sense of urgency voor een stuk ontbreekt, misschien niet bij u maar zeker wel bij een aantal lokale besturen en bij een aantal mensen die actief zijn in de sector.
Ik krijg ook meldingen van malafide bedrijfjes die vanuit het Oostblok of verder komen om hier wat klusjes op te knappen. In een aantal landen is asbest nog niet verboden of heeft men dat probleem nog niet onder ogen gezien, wat zorgt voor bijkomende problemen die volgens mij moeten nopen tot bijkomende actie.
Als ik de cijfers bekijk, dan zie ik dat 311 bezoeken hebben plaatsgevonden bij de inventarisatie van asbest en 262 aanmaningen. Ik hoop dat het niet telkens gaat over grove inbreuken of over belangrijke elementen in het dossier. Uit de scholenasbestinventarisatie bleek dat de meeste scholen geen of een slechte inventarisatie hebben. Het grote aantal aanmaningen verbaast me dan ook niet wanneer een bezoek wordt gebracht aan een werf. Wat mij betreft, mag er nog meer worden geïnvesteerd in handhaving en in sensibilisering om het probleem grondig aan te pakken. Zoals op de studiedag in Mechelen recent nog werd gezegd, heerst over asbest een vals gevoel van veiligheid. Nochtans zijn er nieuwe elementen die erop wijzen dat het probleem groter is dan gedacht, en daar horen bijkomende acties bij.
Ik laat deze materie zeker niet los en zal de komende weken en maanden zeker nog bijkomende initiatieven nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.