Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Cordy heeft het woord.
Ik begin met een gedicht dat 85 jaar geleden werd geschreven door Willem Elsschot, naar aanleiding van de executie van Marinus van der Lubbe, deze maand ook 85 jaar geleden. Ik ga het gedicht een beetje inkorten, want het is nogal lang. De strofes die ik weglaat, gaan over de lafheid van de toenmalige Nederlandse regering. Dus.
Jongen, met je wankel hoofd
aan den beul vooruit beloofd,
toen je daar je lot verbeidde
stond ik wenend aan je zijde.
De operette duurde lang:
van het wraakhof naar 't gevang,
van 't gevang weer naar bet hof
in de boeien van den mof.
Veertig haarden dorst je ontsteken,
duizend haarden zou men wreken,
maar je beulen stonden paf
toen je zweeg tot in je graf.
(…)
Lang heeft men geprakkezeerd
wat een mens het meest onteert,
hangen, branden, vierendelen
of gewoon als varken kelen.
Toen heeft men het mes gekozen
om je toch eens te doen blozen,
want zo'n gala met wat bloed
doet een hakenkruizer goed.
(…)
Moog je geest in Leipzig spoken
tot de gruwel wordt gewroken,
tot je beulen, groot en klein,
door den Rus vernietigd zijn.
Het is een zeer profetisch gedicht.
Mijn vraag gaat over iets helemaal anders, over het ‘Skills Strategy’-rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het rapport werd heel recent gepubliceerd. Het gaat over de mate waarin wij al dan niet achterlopen op het gebied van levenslang leren: we scoren onder het OESO-gemiddelde.
Ik zou willen focussen op het formele leren, en met name het hoger onderwijs. De cijfers daarover zijn eerder verontrustend. In Denemarken haalt ongeveer 10 procent van de volwassenen na de normatieve leeftijd, nadat ze generatiestudent zijn geweest, een diploma hoger onderwijs. In Finland is dat 5 procent en bij ons nauwelijks 1 procent. De animo om daar in te schrijven en deel te nemen aan dergelijke opleiding kan bij ons nog wel een zetje gebruiken.
Het rapport stelt vast dat we met een aantal gebreken zitten. Men stelt vast dat er weinig animo is om zich bij te scholen. Men kijkt ook naar het aanbod, en ook daar schort een en ander.
De OESO doet een aantal aanbevelingen. Ik zal ze kort opsommen. Promoot levenslang leren en maak mensen bewust van het belang ervan. Bed het volwassenenonderwijs in een levenslang ontwikkelingstraject in. zorg voor een vlottere toegang voor het hoger onderwijs en verhoog de relevantie van het aanbod. Maak van onderwijsinstellingen lerende organisaties. Verbreed het aanbod hoger onderwijs gericht op volwassenen. Zorg voor een breder aanbod duaal leren, ook in het hoger onderwijs. Stimuleer een betere leercultuur op de werkvloer.
Hoe beoordeelt u het ‘Skills Strategy’-rapport van de OESO? Welke van de bovenstaande aanbevelingen wilt u in uw beleid meenemen? Hoe kan het hoger onderwijs beter tegemoetkomen aan de noden van de volwassen student? Hoe kan een betere leercultuur in Vlaanderen worden gestimuleerd?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nog een laatste, grappig gedichtje. Ik twijfel nu tussen iets over een kip of iets over vissen. (Opmerkingen)
U zult iets mooi over een kip missen, maar goed.
‘Hoe groot is een school vissen?’
Hoeveel vissen gaan er in een schooltje?
Hoeveel rozen gaan er in een bos?
Hoeveel bloemen gaan er in een kooltje?
Hoeveel druiven gaan er in een tros?
Hoeveel aarde gaat er in een kluitje?
Hoeveel mensen gaan er in een volk?
Hoeveel druppels gaan erin een buitje?
Hoeveel muggen gaan er in een wolk?
Hoeveel vissen, wacht eens even…
Sam zegt zeven, Tim zegt tien,
Wies wil weten wat voor vissen
en ik, ik wil eerst dat schooltje zien.
Ik heb nog twintig gedichten klaar, maar er zijn hierna geen vragen om uitleg meer. (Gelach)
Mijnheer Cordy, ik heb de voorstelling van het ‘Skills Strategy Diagnostic Report’ van de OESO samen met minister Muyters bijgewoond. Daar is heel knap werk verricht. Op amper een jaar tijd is de OESO erin geslaagd een allesomvattende en sterke analyse te maken van het Vlaams beleid inzake de ontwikkeling, de activering en de benutting van competenties. De OESO heeft hiervoor uitgebreid gesproken met experten, mensen uit het veld, beleidmakers en academici. Het is een lijvig rapport, met maar liefst 26 concrete beleidsaanbevelingen, waarmee we nu aan de slag kunnen gaan.
Het door de OESO uitgewerkt kader is een goede basis om werk te maken van een noodzakelijke cultuuromslag om het levenslang leren en de ontwikkeling van competenties echt te realiseren, om werk te maken van een doorgedreven competentiedenken, om goede randvoorwaarden voor opleiding, vorming en omscholing te realiseren en om leren voor iedereen in de samenleving mogelijk te maken. Het is een genuanceerd rapport, dat goede en minder goede zaken bevat. Het bevat ook een aantal aanbevelingen, en die geïntegreerde aanpak vormt voor mij de meerwaarde van het rapport. Ik zal even ingaan op de maatregelen die ik de afgelopen vijf jaar heb genomen en die minstens gedeeltelijk een antwoord bieden op de beleidsaanbevelingen van de OESO.
Om de opleidingen toegankelijker te maken voor alle volwassenen die werk, gezin en leren willen combineren, heb ik het volwassenenonderwijs grondig hervormd. De centra krijgen meer middelen als de cursisten de modules en de opleidingen succesvol afronden. We hebben het aanbod uitgebreid en zorgen voor een betere financiering van de opleidingen waar op de arbeidsmarkt een grote nood aan is. Omdat nog steeds een op vijf Vlamingen moeite heeft met elementaire basisvaardigheden als taal, rekenen, ICT of multimedia, krijgen de centra voor volwassenenonderwijs extra financiering voor de ondersteuning van die doelgroep. De centra worden ook gestimuleerd om beter werk te maken van e-learning, van kortere opleidingen en van avondonderwijs.
De OESO merkt op dat weinig volwassenen de weg naar het hoger en dan vooral naar het universitair onderwijs vinden. Dat is echt spectaculair slecht. De OESO beveelt aan het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor volwassenen. Ik zal eerst de positieve punten overlopen.
Met de integratie van hbo5 (hoger beroepsonderwijs) in de hogescholen krijgt het hoger onderwijs alvast de hefboom om hier werk van te maken. Ik zie dit echter als een eerste stap in de verdere verruiming van de doelgroep van het hoger onderwijs naar volwassenen.
Tijdens de voorstelling van de ‘Skills Strategy’ van de OESO heb ik de hogeronderwijsinstellingen opgeroepen om veel meer werk te maken van een aantrekkelijk aanbod voor volwassenen die werken. Daar ligt nog een enorm territorium. Veel mensen hebben al een masterdiploma en willen zich bijscholen of hun kennis updaten. Ze moeten voor één of twee cursussen naar de universiteit kunnen gaan. Het volwassenenonderwijs kan dat niet allemaal opvangen. Het is de bedoeling dat we actief werk maken van dat aanbod.
Een andere aanbeveling van de OESO betreft de betere samenwerking tussen de verschillende partners. Ik geef eerst het positieve nieuws. Ook op dat vlak hebben we stappen gezet. De gemeenschappelijke beleidsraad Werk en Onderwijs van minister Muyters en mezelf blijkt een uitstekend platform voor een sterk partnerschap, niet enkel tussen beide ministers, maar vooral voor onze administraties en diensten. Zo is in overleg met beide beleidsdomeinen grote vooruitgang geboekt op het vlak van het duaal leren en op het vlak van elders verworven competenties en het gemeenschappelijk kwaliteitskader.
Het rapport van de OESO geeft ook aan dat we niet enkel moeten inzetten op cognitieve vaardigheden als geletterdheid, gecijferdheid of technische competenties, maar dat we ook aandacht moeten hebben voor emotionele intelligentie, probleemoplossend vermogen, samenwerken, creativiteit, zin voor initiatief of integriteit. Dat zijn generieke vaardigheden die essentieel zijn om een leven lang te leren en te werken. Op dat vlak hebben we belangrijke stappen voorwaarts gezet met het nieuwe kader voor de eindtermen, die vertrekken vanuit zestien sleutelcompetenties. Zo wordt het levenslang leren vanaf het lager en secundair onderwijs ingebed.
Wat ik mooi vind, is dat minister Muyters en ikzelf niet meer louter spreken over de loopbaanbegeleiding, maar over de leerloopbaanbegeleiding. Eigenlijk moet de houding dat leren iets is wat iemand heel zijn leven doet, vanaf het lager onderwijs worden ingebed. We hebben nogal de neiging om na onze studies te denken dat dit genoeg is voor de rest van ons leven, maar dat is niet zo.
Een volgende vraag is wat er nog aankomt. Ik leg nog deze legislatuur het ontwerp van decreet betreffende de elders verworven competenties voor aan het Vlaams Parlement. Met dit ontwerp van decreet zullen de vaardigheden die iemand door zijn werk, hobby of zelfstudie heeft verworden op basis van beroepskwalificaties kunnen worden erkend. We creëren hiervoor een gemeenschappelijk kader. Ook zullen we, zoals de OSEO adviseert, nog deze legislatuur een startnota over het duaal leren in het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs aan de stakeholders voorleggen.
Er is een oproep voor pilootprojecten geweest en er zijn een twintigtal projecten van hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs ingeschreven. Deze aanvragen worden momenteel geadviseerd. Dat op dergelijke oproepen wordt ingespeeld is voor mij een signaal dat scholen wel degelijk lerende organisaties zijn.
Hoe kunnen we tot een betere leercultuur in Vlaanderen gestimuleerd worden? Ondanks de vele initiatieven die we hebben genomen, zijn we er nog lang niet. Het is duidelijk dat we tijdens onze initiële schoolloopbaan niet alle competenties kunnen verwerven waarmee we in de rest van ons leven aan de slag moeten gaan. De technologische revolutie zorgt ervoor dat we continu zullen moeten blijven leren, en onze competenties moeten versterken, opfrissen, vernieuwen of uitbreiden. Al zou ik dat ‘moeten’ liever vervangen zien door ‘mogen’. Laten we het net als een kans zien dat we dit levenslang kunnen doen.
We moeten evolueren naar echte dynamische levens- en leerloopbanen, waar leven, werken en leren samengaan. Wie zich niet blijft bijscholen, zal op een bepaald moment uit de boot vallen. En dat kunnen we ons niet permitteren, want we hebben iedereen hard nodig.
We zullen ook proactiever aan de slag moeten op het vlak van vernieuwen en versterken van competenties. Te vaak beginnen we daarover na te denken als het al te laat is, bijvoorbeeld als een onderneming overgaat tot een collectief ontslag, of de deuren sluit en we oplossingen moeten zoeken voor de betrokken werknemers. We hebben het in het recente verleden meegemaakt met het aangekondigde collectief ontslag bij Proximus. Ze ontslaan 1.900 werknemers, om ze te vervangen door 1.200 nieuwe werknemers die men moeilijk kan vinden op de arbeidsmarkt. Er werd al expliciet gezegd dat er geen cultuur van leren is in de onderneming. Ik denk dat dat moet veranderen, en dat die cultuur van leren in elke onderneming aanwezig zal moeten zijn, willen we grote breuken vermijden.
Een derde belangrijke beleidsprioriteit is de uitbouw van het systeem van leerloopbaanbegeleiding. Te vaak vinden mensen hun weg niet in het opleidingslandschap. Ik heb het daar ook uitgebreid over gehad met minister Muyters. Ze slagen er niet in om hun leervraag te vertalen naar een opleidingsaanbod, of ze hebben gewoon geen zicht op alle mogelijkheden die er zijn. Via leerloopbaanbegeleiding is het mogelijk om mensen een beter zicht te geven op wat ze al kunnen, wat ze nog moeten bijleren, hoe ze dat kunnen doen en waar ze het meest geschikte aanbod vinden.
Ik stel in mijn omgeving en bij de jongere generatie vast dat mensen zich steeds vroeger in hun loopbaan laten begeleiden. Ze kijken wat ze nog hebben aan potentie, en hoe ze zichzelf kunnen ontplooien. Ik vind dat een uitstekende zaak.
Ik kijk uit naar het overleg met de stakeholders over de uitvoering van de OESO-aanbevelingen. Ik zal ook aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) vragen wat de prioriteiten zijn waarmee ze aan de slag willen gaan. Met de sociale partners van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) hebben we ook dergelijke besprekingen gepland.
Vorige week had ik mijn jaarlijks gesprek met de Vlor – jullie waren toen op reis naar Cambridge in Groot-Brittannië. Ik heb het daar ook over de OESO-studie gehad, en ik heb hen gevraagd om daarmee aan de slag te gaan.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik wil ook mijn waardering voor dat rapport uitspreken. Het is zeer lijvig, maar ook zeer goed onderbouwd. Er zit heel veel in waar je als overheid mee aan de slag kunt. Ik moet zeggen dat deze regering inderdaad belangrijke stappen heeft gezet. Ik denk aan de samenwerking tussen minister Crevits en minister Muyters. Dat is echt aan te bevelen; dat is de richting die we moeten volgen. Er zijn de afgelopen jaren hele mooie dingen gedaan.
Een van de knelpunten is volgens mij de veel te beperkte rol die hogescholen en – vooral – universiteiten hierin spelen. Het aanbod dat er is, blijft stiefmoederlijk behandeld worden. De ene instelling doet het al wat beter dan de andere. Voor afstandsonderwijs moeten we nog altijd op een buitenlandse partner rekenen, die dan een aanhangsel vormt en niet echt deel uitmaakt van de doelgerichte politiek van de universiteiten.
Er is een flexibiliseringsdecreet waar we wel eens op sakkeren, omdat het leidt tot een verlenging van de studieloopbaan. Anderzijds heb ik soms de indruk dat de universiteiten er niet genoeg uit putten wanneer het echt een rol zou moeten spelen, namelijk in het volwassenenonderwijs. Daar is het eigenlijk voor gemaakt. Ze kunnen het gebruiken om leertrajecten aan te bieden waarbij je misschien een deel van een opleiding over een langere termijn spreidt, met meer faciliteiten.
Ik denk dat daar nog een hele lange weg te gaan is, en daarom heb ik nog een bijkomende vraag. Hoe kunnen we dat stimuleren? Hoe kunnen we daar onze universiteiten wakker schudden, zodat ze daar toch eens werk van maken?
De heer Bogovic heeft het woord.
Jullie hebben ook nog mijn gedichtje tegoed. Ik heb eigenlijk twee gedichten waaruit jullie mogen kiezen. Ik wilde daarstraks al tussenkomen, maar toen waren mijn opmerkingen al gegeven. Ik heb een leuk of een tijdsrelevant gedicht. (Rumoer. Opmerkingen).
Ik ga beginnen met het leuke gedicht. Het heet ‘Balkon’, en het komt van Noppelientje; dat vond ik al veelbelovend.
Ik hou van het leven.
Ik hou van de zon.
Ik open de deuren
en donder van het balkon.
Dat was het leuke gedicht, en het is ook tijdsrelevant, omdat we hier iemand zitten hebben die van dingen afdondert. (Rumoer. Gelach).
In tijden van lijstvorming is van een balkon vallen soms een opportuniteit.
Wat de vraag zelf betreft: naar het voorbeeld van onze voorzitter zet ik ook even mijn ander petje op: het petje van adviseur bij strategieën van bedrijven. Wat mij dan opvalt, is dat wij al een aantal jaar bezig zijn met bedrijven te helpen om op een bepaalde manier beter of slimmer te gaan werken. We praten al heel lang over levenslang leren, al van in de tijd van Frank Vandenbroucke. Maar die noodzaak naar levenslang leren begint nu pas pijn te doen, omdat we nu ook zien dat bedrijven op een andere manier beginnen te werken.
We beginnen voorbeelden waarnaar de minister al verwees, bijvoorbeeld Proximus, nu echt te zien. Tijdens de voorbije drie jaar beginnen we die dingen echt te zien. In het buitenland is dit al veel feller te zien. Waarom? Er zijn waarschijnlijk verschillende redenen voor, maar het is een feit dat dit Vlaanderen nu pijn begint te doen.
Het is dan ook nu het moment om met een coherente visie te komen. Er gebeuren absoluut zaken, maar die blijven nog binnen een bepaald domein. Het blijft bijvoorbeeld binnen het domein Werk met initiatieven richting educatief verlof, bijscholing binnen het bedrijf zelf of binnen het domein Onderwijs aan de aanbodzijde. We hebben nood aan een meer coherente visie.
We kunnen blijven pleiten voor levenslang leren. Ik hoor bepaalde ballonnetjes in het onderwijs opgaan over bijvoorbeeld een soort contract of abonnement aan een universiteit om om de zoveel tijd bijgeschoold te worden. Dat zijn interessante initiatieven.
Maar als ik dat andere hoedje even ophoud, dan merk ik dat bepaalde basisskills echt nodig zijn. Als men praat over die 1900 jobs die geschrapt en vervangen zullen worden door 1200 andere, dan gaat dat heel vaak over nieuwe manieren om dingen te doen, bijvoorbeeld een nieuwe manier van marketing. Marketing gebeurde vroeger via akkoorden met agentschappen, maar dat gebeurt tegenwoordig digitaal. Dat is een nieuwe manier van zakendoen. Het valt op dat het doorgaans om dergelijke dingen gaat, namelijk dat het digitale veel actiever in ons werk zit.
Er is een coherente visie nodig omtrent minimale zaken die binnen Werk en Onderwijs nodig zijn voor levenslang leren, om ervoor te zorgen dat we de huidige problemen kunnen ondervangen, met daarnaast een uitgebreidere visie over hoe dit precies vorm moet krijgen. Dit wordt echt dringend.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het eens met de gemaakte opmerkingen. Mijnheer Cordy, u sluit naadloos aan bij de oproepen die ik zelf heb gedaan op het OESO-evenement, zeker als het gaat richting hogescholen en universiteiten. Ze kunnen dit aanbod zelf ook doen en er mag een prijs voor worden gevraagd, maar er is momenteel te weinig. Ik denk dat ze zich daar snel op zullen organiseren.
Mijnheer Bogovic, u hebt ook een punt. Het is hoog tijd. U moet de resultaten in de OESO-studie eens bekijken over motivatie en goesting van mensen om flexibel te zijn. Dat is heel speciaal en heeft te maken met een assertiviteit die al heel lang een beetje is verwaarloosd. Gelet op de arbeidskrapte en met dit onderzoek in de hand, kunnen we nu wel de juiste initiatieven nemen. Ik zal daar ook het nodige voor doen.
Ik heb tot slot nog een gedichtje van Loes, die geen tussenkomst heeft gepland. Ik zal het dus voordragen in haar naam.
Verdriet is drie sokken
een te weinig
of een te veel
en altijd ergens
één
helemaal alleen
Triestig, he?
De heer Cordy heeft het woord.
Ik ben blij dat we dezelfde visie delen op het gebied van levenslang leren. Ik kijk ook uit naar de gemeenschappelijke commissie, want die zal heel nuttig zijn.
Omscholen, bijscholen en bijleren zullen we van jongs af aan moeten meegeven. Het is een cultuuromslag die we zullen moeten maken. Die is niet evident, maar wel nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.