Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ook ik heb een gedicht bij op deze bijzondere gedichtendag. Het is een actueel gedicht, genaamd ‘Winter’, van uw favoriete dichter, Herman de Coninck. Herman de Coninck is een stadsgenoot van mij, een geboren Mechelaar. Dit gedicht dateert uit mijn geboortejaar, 1975. Daarmee is ook de kroon ontbloot inzake mijn leeftijd.
Winter, je ziet weer de bomen
door het bos, en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws
zonder de zon.
en toch is ook de nacht niet
uitzichtloos, zo lang er sneeuw ligt
is het nooit volledig duister, nee,
er is de klaarte van een soort geloof
dat het nooit helemaal donker wordt.
zo lang er sneeuw is, is er hoop.
Dat is wel heel mooi. Dan gaan we nu over tot het minder prozaïsche: de digitale onderwijsomgeving. Mijn vraag handelt over het gebruik van digitale leerplatformen en het stressniveau dat daarmee kan samenhangen voor leerkrachten en leerlingen.
Al enige tijd is er een roep te horen naar een regelgevend kader omtrent digitale leerplatformen. In december berichtten de media dat de toepassing Smartschool een grote bron van stress is, zowel voor leerkrachten als voor leerlingen. De berichtenstroom stopt namelijk nooit. Ik kan me daar iets bij voorstellen. In de privésector begint men almaar meer het mailverkeer te reguleren en begint men werknemers ook de vrijheid te geven om na een bepaald uur niet meer te moeten antwoorden op werkgerelateerde mails.
Via de app Smartschool ervaren leerkrachten elk bericht dat zij ontvangen meteen als een call die hic et nunc behandeld moet worden. Ook leerlingen, die evenwel iets minder getriggerd worden door elke melding, worden soms op het laatste moment nog op een extra taak gewezen via de online tool. Dat is niet altijd even plezant of constructief, geven heel wat leerlingen aan.
De christelijke onderwijsvakbond riep eerder al op tot een regulerend kader rond Smartschool. Ook de Vlaamse Scholierenkoepel wil ondertussen, samen met de leerlingen, duidelijke afspraken maken omtrent het gebruik van Smartschool.
Minister, u toonde zich eerder al bereid het gesprek te willen aangaan en te faciliteren tussen de sociale partners. Tenzij ik me vergis, is er op dat vlak echter nog niets nieuws.
Onlangs hebben we in deze commissie het tijdsbestedingsonderzoek besproken. Daaruit bleek dat leerkrachten in het basisonderwijs gemiddeld 40 procent van hun werktijd gebruikmaken van een digitaal leerplatform. In het secundair onderwijs loopt dit cijfer al op tot 55 procent. In dat tijdsbestedingsonderzoek werd het welbehagen van de leerkracht omtrent het gebruik van deze tool helaas echter niet onderzocht.
Daarom heb ik de volgende vragen aan u, minister. Bent u van plan om een regulerend kader uit te werken omtrent het gebruik van die digitale leerplatformen? Zo niet, welke andere acties acht u raadzaam om het stressniveau rond deze digitale leerplatformen te doen dalen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, u zult het niet geloven, maar ik had net hetzelfde gedichtje gekozen bij uw vraag. Ik heb mijn schema dus moeten aanpassen en heb een ander gedichtje gezocht, dat heel goed bij uw gemoedsgesteldheid past. Het is een gedicht van Bart Demyttenaere: Verkouden.
Wat een ellende,
mijn neus is verstopt!
En ik maar zoeken
in alle hoeken
tussen de kranten
achter de planten.
Toch is er iets dat hier niet klopt,
mama, heb jij mijn neus verstopt?
Ach, ik ben gewoon verkouden
en ik heb mezelf gefopt.
Collega’s, ik heb het bij het zoeken naar het gedichtje nogmaals mogen beseffen: in de 21e eeuw, met de technologische revolutie, is ICT niet meer weg te denken. ICT is ook niet meer weg te denken uit het klaslokaal. Dat blijkt ook uit de ICT-monitor: er zijn meer laptops, desktops, tablets, chromebooks en digitale schoolborden dan ooit tevoren. Elektronische leeromgevingen, zoals Smartschool en Blackboard, zijn goed ingeburgerd.
Elke toepassing heeft echter ook zijn spelregels. Je kunt instellingen personaliseren, bepalen wie welke toegang moet hebben en bepalen wanneer er meldingen verstuurd moeten worden. Je kunt ook bepalen wanneer een tool kan en mag gebruikt worden en ook wanneer het niet gepast is, denk maar aan het smartphonebeleid op school.
Gezond verstand gebruiken lijkt me de beste remedie, ook wat het gebruik van Smartschool betreft.
Het is echt van belang dat daarover op schoolniveau afspraken worden gemaakt en dat die heel duidelijk zijn. Klasse heeft op zijn site al praktijkvoorbeelden verzameld, die alvast inspiratie bieden.
Wat uw vraag naar de gesprekken betreft: het gebruik van digitale leerplatformen binnen het takenpakket van de leraar maakt daadwerkelijk deel uit van de loopbaangesprekken die we voeren met de sociale partners. We hebben echter met die sociale partners afgesproken om de focus nu te leggen op de hervorming van die evaluatieprocedure. Dat is hetgeen op dit ogenblik gebeurt. Dat is nog zo’n heet hangijzer. U weet dat het Rekenhof daarover een aantal aanbevelingen heeft gedaan. Ik hoop daar ook spoedig door te geraken, en daarna gaan we verder met de kerntaken. Bij die kerntaken zitten uiteraard ook de digitale afspraken die moeten worden gemaakt. Dat is dus de reden waarom u daar nog niks van hebt gehoord. We hebben het zo afgesproken met de sociale partners dat we eerst proberen de vernieuwing van de evaluatieprocedure af te ronden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u wel. Het is absoluut goed dat het gebruik en het kader van het gebruik van Smartschool en andere digitale platformen uiteraard ook integraal onderdeel zijn van de discussies tussen de sociale partners, en naar ik aanneem ook met de scholen rechtstreeks, in het kader van het lerarenloopbaanpact. Ook de leerlingen geven aan dat Smartschool stresserend kan zijn. Ik heb bij een paar commentatoren en pedagogen naar hun mening gepeild, en zij geven toch ook wel aan dat het een niet te onderschatten bron van stress kan zijn, maar dat er via Smartschool ook een zeker wantrouwen wordt geïnstalleerd, omdat de ouder de hele tijd over de schouder van de jongere meekijkt, ook wat resultaten betreft, zonder dat de jongere zelf bijvoorbeeld al feedback heeft gekregen. Dat ligt toch wel gevoelig in sommige gezinnen. Dat tast eigenlijk de kans op een goed gesprek aan, zo geven sommige pedagogen te kennen. Je moet immers jongeren, pubers ook het recht geven om, als hun wordt gevraagd hoe het die dag op school was, te antwoorden ‘Boh, ça va’. Dat is het klassieke antwoord van heel veel jongeren. Dat had ook wel zijn charme. Het was toch wel niet onbelangrijk als jongere om enige discretie te hebben, waarbij informatie niet meteen linea recta naar de ouders gaat.
Het is een ziekte van deze tijd, gaf pedagoge Kaat Schaubroeck ook aan, maar ouderbetrokkenheid mogen we niet reduceren tot toezicht op de prestaties van de kinderen. Een dialoog in elke school met de leerlingenraad, met vertegenwoordigers van de leerlingen zelf, maar ook met de ouderraad én de leerkrachten, is, denk ik, wenselijk om het gebruik van die digitale leerplatformen niet alleen binnen een algemeen regulerend kader te bekijken, maar ook goede afspraken op schoolniveau te maken, want goede afspraken maken uiteraard goede vrienden.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, ik heb niet zozeer overwegingen van nostalgie naar een periode waarin men een toets die niet zo goed was, zelf nog eventjes kon wegmoffelen, er de handtekening van vader of moeder op kon nabootsen en dan hopen dat de eerste echte evaluatie over twee maanden, het rapport dat trimestrieel nog werd meegegeven, nog kon worden gecompenseerd met betere toetsen. Die periode is voorbij, maar ik wil wel de vraag van collega Gennez ondersteunen. Op lokaal vlak wordt vaak gemeld, zowel door scholieren als door ouders en leerkrachten, dat er druk ontstaat door op zondagavond niet alleen nog taken toe te voegen – en die mogen dan voor dinsdag of woensdag zijn, het is geen fijn einde van een weekend –, maar er ook een resem goede of slechte punten door te jagen op onmogelijke momenten. Men meldt dat dat ertoe leidt dat kinderen steeds meer gestresseerd raken door iets dat een goede relatie tussen de school en het thuismilieu eigenlijk ten goede zou moeten komen. Ik kan me dus alleen maar bij de oproep aansluiten om daar wat verstandiger mee om te gaan en om de aberraties die ik net kom te melden, wat tegen te gaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Gennez, bedankt voor de interessante vragen. Ik sluit me ook aan bij de vragen en de oproepen van collega De Ro en u. Ik wil twee leidmotieven naar voren brengen. Ten eerste, aan het adres van leerkrachten en directies: stop met typen, begin te werken. Ik stel immers vast dat bij leerkrachten de drang is om, wanneer ze thuiskomen, eerst het onlinesysteem aan te vullen, dan te eten, dan verder het onlinesysteem aan te vullen, en dan is het 10 uur en moeten ze nog beginnen na te denken over hoe ze morgen welke les zullen aanbieden. Enige terughoudendheid ter zake is een eerste bekommernis: moet alles worden getypt, moet alles in dat systeem worden gestopt?
Een tweede bekommernis is de horror vacui die we in het onderwijs herkennen, de gedachte dat men niet goed bezig is als er ergens een vlakje in zo’n digitaal systeem leeg wordt gelaten. Men is dus vakjes aan het invullen om ze toch maar gevuld te krijgen, en men is niet noodzakelijk bezig met de meerwaarde voor de leerling, de leerkracht en de ouders. Dat is eigenlijk nog een ander stukje van die digitale leerplatformen, los van wat de collega’s aanhalen en wat ik ook onderschrijf. De leermiddelen zijn een middel en zijn helaas op een aantal vlakken een doel op zichzelf aan het worden, met alle gevolgen qua planlast en stress en alles wat daarbij hoort van dien, zodat er te weinig overblijft voor wat onderwijs werkelijk zou moeten zijn, namelijk lesgeven.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik ben het met de meeste tussenkomsten eens. De link die jullie nog niet hebben gelegd, is die met de nieuwe manier van inspecteren. Met Inspectie 2.0 zal men eigenlijk echt de kwaliteitscultuur in een school bekijken: hoe gaat een school tot meer kwaliteit komen? Een van de zaken die daarbij voor mij uitermate relevant zijn, is dat scholen echt zullen bekijken op welke manier elke rapportering die we aan onze leerkrachten vragen, het beter beleid van de school dient. Wij stellen immers ook vast dat er enorm veel nutteloos wordt bijgehouden. Dat wat de rapporteringsdrift betreft.
Maar, mijnheer Daniëls, want vooral u bent daarop ingegaan, ik was een paar weken geleden in een school die een juridische procedure had verloren over een leerling. De angst is daar compleet toegeslagen. Bij dat bezoek was er trouwens een van de collega’s van de N-VA-fractie aanwezig. Het gevolg van dat verliezen in die procedure is dat de rapporteringsdrift daar nog veel groter is geworden, omdat men foutief, maar begrijpelijk dacht dat men heeft verloren omdat men te weinig had gerapporteerd over een bepaald kind. Dat is verschrikkelijk. Als dat het effect is van een procedure die her en der wordt verloren, dan is dat een ramp voor de kwaliteit en voor het goede van ons onderwijs, en ook een ramp voor wat u aanhaalt, dat leerkrachten met kinderen bezig moeten kunnen bezig zijn en minder met wat ze allemaal moeten invullen. We moeten ter zake dus een tegenwicht bieden, want dat gaat allemaal over zaken waarvan wij als overheid niet vragen dat ze worden ingegeven of bijgehouden. Die kwaliteitscheck moet dus gebeuren, en dat is ook een van de redenen waarom ik een half miljoen euro heb vrijgemaakt om ook directies daarin sterker te maken, zodat ze goed het onderscheid proberen te zien tussen wat moet en wat niet moet. Het is niet omdat je een digitaal systeem koopt dat in allerhande mogelijkheden voorziet om zaken bij te houden, dat je ze allemaal moet bijhouden. Dat hangt af van de manier waarop men in een school aan kwaliteitsbeleid doet.
Dan is er het andere gegeven, van de ouders en de leerlingen en Smartschool en zo. Het is zeer, zeer belangrijk dat je ter zake ook de leerlingenraad raadpleegt, dat een school die daar afspraken over wil maken, dat samen met de leerlingen doet. Collega De Ro, dan zal uw zorg ook mee worden behandeld, en ook de vervolgopmerking van collega Gennez. Ik wil toch ook eens nostalgisch doen. Mijn mama was onderwijzeres in de school waar ik schoolliep. Het vierde leerjaar was mijn minst goede puntenjaar in het lager onderwijs. Er waren twee vierde leerjaren. Ik zat in het ene, mijn mama gaf les in het andere, en zij kende mijn punten altijd al op voorhand. Als ik dus met een zesje thuiskwam, dan was de commentaar al klaar. Ik was er nog over aan het nadenken hoe ik dat al dan niet zou verkopen of verpakken, maar ze wist alles toch al, en ik vond dat eigenlijk niet zo fijn. Ik heb ook later aan haar gezegd dat ik dat niet zo fijn vond. Zij vond dat ze daar nooit hard op reageerde. Dat is waar, maar een geheimpje hebben als het over punten gaat, dat moet ook wel kunnen.
Ik begrijp dat die complete transparantie op voorhand voor de leerlingen niet echt aangenaam is. Ik vind dat de scholen de leerlingen mee moeten laten participeren en dit mee moeten laten bepalen. Het hoeft ook niet dat leerlingen om 18 uur op een zondagavond iets naar de leerkracht sturen en binnen het uur een antwoord verwachten. We moeten hen omgekeerd ook respecteren in wat aan informatie wordt gegeven.
De scholen die een sterk participatiebeleid voeren, raken hier wel uit en betrekken de leerlingen bij de afspraken. Er is nog veel werk aan de winkel, maar wij zullen, zoals beloofd, hierover met de sociale partners spreken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik denk dat er grote eensgezindheid is over de to-do’s, maar er is nog een caveat die al eerder is aangehaald. Niet alle kinderen in alle milieus hebben thuis een computer of internet. Dat maakt natuurlijk dat het overmatig gebruik van die digitale platformen een risico op sociale uitsluiting en segregatie inhoudt, wat we natuurlijk niet kunnen tolereren in ons onderwijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.