Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 21 december heeft de Vlaamse Regering het Huurgarantiefonds voor een eerste keer principieel goedgekeurd. U hebt daar ook een korte toelichting over gegeven in de pers. We zijn uiteraard heel tevreden dat dat systeem uiteindelijk op poten zal worden gezet. We zijn daar ook heel sterk vragende partij voor, net als uzelf. Het uitgangspunt is alvast beter, namelijk het feit dat een financiële tegemoetkoming wordt gekoppeld aan preventieve huurbegeleiding. De focus ligt heel sterk op de OCMW’s, die zowel sociaal onderzoek zullen voeren als bij het driepartijencontract instaan voor de financiële tegemoetkoming, en die ook de huurder zullen begeleiden. Naast de OCMW’s bieden ook de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) huurbegeleiding. Daar hebben we de voorbije jaren over gediscussieerd. U hebt er ook altijd voor gepleit dat daarvoor bij uw collega van Welzijn in financiering zou worden voorzien, wat ondertussen ook is gebeurd. Die preventieve woonbegeleiding heeft een lichtjes andere invalshoek, maar gaat toch ook over het positief houden van de relatie tussen huurder en verhuurder.
In de typeovereenkomst wordt gesproken over de begeleiding door het OCMW, maar niet noodzakelijk door anderen, zoals het CAW. De vraag is dus hoe de preventieve woonbegeleiding van CAW’s in of naast die procedure past. Is daarover overleg geweest met het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin?
Er is de overeenkomst tussen de huurder, de verhuurder en het OCMW, waarbij de afbetalingsplicht en de tijdelijke afstand van de inleiding van een vordering bij de vrederechter worden afgesproken. Er is ook de overeenkomst om een deel van de huurachterstal te zuiveren. Die relatie tussen het OCMW en de huurder is eigenlijk beperkt tot het feit dat de huurder die begeleiding aanvaardt, maar wat is daar dan precies de juridische consequentie van? Creëert dat ook een recht op die begeleiding, op die tegemoetkoming, en wat is het effect van een eventuele nalatigheid van het OCMW of de huurder op die overeenkomst? Dit is misschien ook een gelegenheid om uit te leggen hoe die verhouding in elkaar zit, of hoeveel dossiers u zo denkt te kunnen behandelen.
Er was nog ongeveer 7,5 miljoen euro in het fonds aanwezig, dat door een gebrekkige werking in het verleden niet is aangewend. Hoe zal die 7,5 miljoen euro in de toekomst evolueren? Voorziet u daarvoor nog in bijkomende middelen, of denkt u dat die middelen voorlopig zullen volstaan?
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, misschien is het wel interessant om, vooraleer ik inga op de concrete vragen van collega Partyka, de belangrijkste uitgangspunten van het vernieuwde Huurgarantiefonds eventjes toe te lichten.
U weet dat het vorige Huurgarantiefonds op het einde van de vorige legislatuur is opgericht. Dat was met de beste bedoelingen, maar eigenlijk ontbrak vooral begeleiding. Ik denk dat begeleiding in heel dit proces en in deze thematiek absoluut onontbeerlijk, essentieel is. Daar hebben we vooral op ingezet, ook nog op andere zaken, maar dat was iets dat we toch wel heel belangrijk vonden.
Het Huurgarantiefonds zal nu dus vroeger tussenbeide komen dan vandaag, namelijk vóór een vordering tot uithuiszetting wordt ingeleid bij de vrederechter. U weet dat dat vroeger eerst moest gebeuren. Dan was het kalf al zo goed als verdronken. Wij gaan dus voluit voor die preventieve aanpak.
Er is ook geen aansluitingsvergoeding meer voor de verhuurder. Vanaf het moment dat een OCMW op de hoogte wordt gebracht van een eventuele huurachterstal bij een huurder, is de verhuurder-eigenaar meteen ook gedekt. Die moet zich dus niet meer persoonlijk aansluiten bij het Huurgarantiefonds, en moet daar dus ook geen vergoeding meer voor betalen.
Er is ook een decentrale werking, eigenlijk maatwerk. Dat gebeurt niet vanuit Vlaanderen, maar wel vanuit het OCMW of de gemeente. U weet dat de OCMW’s zijn geïntegreerd in de gemeenten, maar gemakkelijkheidshalve zal ik hier nog spreken over OCMW’s. Die hebben eigenlijk de sleutelrol, inzake de financiële ondersteuning, maar natuurlijk ook bij de coördinatie van de hulpverlening en de begeleiding.
Ik wil daar nog aan toevoegen dat het voorstel in overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) werd opgemaakt en tot stand is gekomen, en dat ook wordt voorzien in een evaluatie of een eventuele bijsturing van het instrument een jaar na de inwerkingtreding. Er is dus nood aan een goede monitoring van het bereik, de resultaten en de uitgaven van het fonds. Dat is al gedeeltelijk een antwoord op de laatste vraag die u daarnet hebt gesteld. Ik heb immers natuurlijk geen glazen bol, ik kan niet weten of het budget voldoende is, maar er is nood aan een goede monitoring, en dat zullen we dus ook doen.
Ik ga ook eventjes in op de inhoud van de nieuwe regelgeving. Er is de aanmelding van de huurachterstal bij het OCMW. Het nieuwe fonds verleent een financiële tegemoetkoming aan het OCMW dat instaat voor de coördinatie van de begeleiding, of voor de begeleiding op zich, dat kan ook, van private huurders met huurachterstal. Er zijn diverse partijen, de huurder, de verhuurder, de CAW’s, de huurdersbonden, het OCMW, en die kunnen een situatie van huurachterstal melden aan het OCMW.
De beoordeling van de steunvraag gebeurt als volgt. Indien een huurder een steunaanvraag doet, volgt er een sociaal onderzoek door het OCMW. Is men niet behoeftig, dan heeft men natuurlijk ook geen recht op maatschappelijke dienstverlening, en kan het OCMW ook niet tussenkomen. Als men wel behoeftig is, zoals dat heet in het jargon, dan zal het OCMW oordelen of een tussenkomst van het fonds nuttig is.
Het fonds verleent dan ook een tegemoetkoming aan het OCMW indien de huurachterstal minstens twee maanden en maximum zes maanden huur bedraagt, en indien de huurder, de verhuurder en het OCMW een driepartijenovereenkomst ondertekenen, waarin de afspraken inzake de aanzuivering van de huurschuld, de begeleiding en de sancties bij niet-naleving van de afspraken worden vastgelegd. Dit is ook een heel cruciaal punt in heel de aanpassing van de regelgeving.
Over die driepartijenovereenkomst wil ik nog kort iets zeggen: de Vlaamse overheid zal een sjabloon ter beschikking stellen. Het is een bijlage bij het ontwerp van het besluit van de Vlaamse Regering. Het OCMW moet hier verplicht gebruik van maken om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming vanuit het fonds.
En dan is er nog de tegemoetkoming zelf vanuit het fonds. Het fonds verleent het OCMW drie types van tegemoetkomingen. Er is een eerste tegemoetkoming bij aanvang van de begeleiding. Het fonds betaalt een vergoeding voor de OCMW-werking, bijvoorbeeld voor personeelskosten en werkingskosten in het kader van de werking van het Huurgarantiefonds. Het fonds verleent het OCMW een tegemoetkoming om een deel van de huurachterstal onmiddellijk aan te zuiveren. Er wordt onmiddellijk aangezuiverd van zodra er een aanmelding is geweest, om ook de eigenaar, de verhuurder een beetje meer op zijn of haar gemak te stellen ten aanzien van de huurder. Dat is 25 procent van de huurachterstal. De verhuurder ontvangt na de ondertekening van de driepartijenovereenkomst dan ook nog eens 50 procent van de huurachterstal.
Er is een tweede type van tegemoetkoming vanuit het OCMW – of vanuit het fonds, want het fonds verleent dat aan het OCMW – bij de beëindiging van de begeleiding. Ik heb net de eerste tegemoetkoming bij de aanvang van de begeleiding uitgelegd, en nu ga ik in op hoe dit gebeurt bij een beëindiging van de begeleiding. Het fonds betaalt dan een vergoeding aan het OCMW wanneer een uithuiszetting werd vermeden, dus wanneer de woonsituatie gestabiliseerd is.
Uw eerste vraag ging over hoe de preventieve woonbegeleiding van Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW) in of naast deze procedure past, en of er overleg is geweest met het departement Welzijn. U weet dat we bij de beleidsbrief Wonen en bij de nota van de Vlaamse Regering bij het ontwerpbesluit de werking van het fonds beter afstemmen op preventieve woonbegeleiding door CAW’s. Er is dus wel degelijk nog een rol weggelegd voor de CAW’s naast de OCMW’s.
Het is de bedoeling om de preventieve woonbegeleiding van de CAW’s in belangrijke mate te enten op dossiers waarbij het fonds via de OCMW’s betrokken is. Er moet ook een afsprakenkader worden opgemaakt. Over dat afsprakenkader is er absoluut contact geweest met het kabinet van minister Vandeurzen, die het voorstel ook mee ondersteunt, en ook heel goed en constructief meewerkt. Een afsprakenkader wordt de komende tijd verder uitgewerkt. Over de concrete inhoud kan ik dus momenteel weinig zeggen. We zijn volop in gesprek om dat in goede banen te leiden, maar dat ziet er zeer goed uit.
Op 31 januari 2019 – eind deze maand – wordt de werkwijze van het fonds alvast voorgesteld op het overleg lokale netwerken dak- en thuisloosheid, waarin alle relevante actoren vertegenwoordigd zijn – onder andere ook de CAW’s en de lokale besturen.
Uw tweede vraag ging over de typeovereenkomst. Die zou vooral gericht zijn op verbintenissen tussen de huurder en de verhuurder, en dergelijke meer. Het uitgangspunt van het ontwerpbesluit is dat wij vertrouwen hebben in de professionaliteit en de integriteit van de OCMW’s. Collega’s, ik hoop dat we dat allemaal hebben, maar ik ga ervan uit van wel. De begeleiding van de huurders met huurachterstal maakt deel uit van de individuele dienstverlening aan betrokkenen door het OCMW. Alle wettelijke bepalingen inzake dienstverlening, beroepsmogelijkheden – zoals er ook voorzien zijn in de organieke OCMW-wet – zijn ook van toepassing.
In het kader van de werking van het fonds worden er geen bijkomende bepalingen opgelegd. Dat zou ook niet stroken met de basisgedachte van het ontwerpbesluit, denk ik. Indien de verhuurder meent dat de overeenkomst niet correct wordt nageleefd, bijvoorbeeld bij het niet-naleven van een afbetalingsplan, dan kan hij naar de vrederechter stappen. Dat is ook voorzien in de driepartijenovereenkomst, waar ik daarnet redelijk uitvoerig op ingegaan ben. De driepartijenovereenkomst bepaalt ook dat het OCMW minstens twee weken de tijd krijgt om een niet-correcte naleving van de overeenkomst te remediëren.
Collega’s, ik denk dat dit een zeer goed systeem is en dat er zeer goed over nagedacht is, zodat er absoluut wordt ingezet op die begeleiding. En we spreken wel van een huurgarantiefonds, maar het kan soms ook over huurpreventie of uithuiszetting gaan. Nu kunnen we wel degelijk uithuiszettingen vermijden. We hebben ook voldoende waarborgen ingebracht om de correcte dienstverlening door het OCMW te laten gebeuren, waarbij het OCMW daarvoor wordt vergoed.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Bedankt, minister. Dat is heel fijn. Ik kijk ernaar uit, en ik denk dat het ook echt een goede manier van werken is. Ik ben ervan overtuigd dat het op die manier heel goed moet werken. Ik zou zeggen: van harte proficiat. Ik heb toch nog enkele vragen.
De concrete inwerkingtreding hebt u nu niet concreet vermeld.
Een tweede vraag betreft de vaststelling dat we natuurlijk zullen moeten zien hoe die werklast in de lokale OCMW’s gaat vallen. Ze krijgen daar wel een vergoeding voor, maar hoe valt die werklast? Dat duidt er nog maar eens op dat we op lokaal vlak veel meer zullen moeten samenwerken met de verschillende actoren. Misschien is dit ook weer een aanleiding om samen met de verschillende actoren op lokaal vlak, in een lokaal woonoverleg, die problematiek aan te pakken.
Ik heb nog een derde kleine opmerking. U zegt – en ik ben daar helemaal mee akkoord – dat het uiteindelijk de bedoeling is om samen de uithuiszettingen te vermijden. U bent ervan overtuigd dat dat gaat werken, en ik denk dat ook. Alleen hebben we in het verleden ook al een paar keer gevraagd naar de precieze monitoring van de cijfers. Zoals u weet, is er geen concreet zicht op hoeveel uithuiszettingen er zijn. We hebben bijvoorbeeld wel een zicht op het aantal inleidingen bij vrederechters, maar niet over hoeveel gezinnen er concreet te maken krijgen met uithuiszetting. Dat is jammer want dan zouden we kunnen zien welk positief effect het fonds heeft. Gaat de monitoring nu postfactum gebeuren? In hoeveel dossiers gaan we vermijden dat er uithuiszetting is? Ik vermoed dat we daar in die evaluatie wel een zicht op zullen krijgen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik had ook wat bezorgdheden over de rol van de CAW’s bij de preventieve woonbegeleiding en hoe dat juist zou lopen, en hoe de diensten dan samen met de OCMW’s gecoördineerd kunnen worden. Minister, ik heb uw antwoord gehoord: er zal een afsprakenkader gemaakt worden, en dat is volop in onderhandeling. Dus ik vermoed dat we hier later wel op zullen terugkomen.
Het is heel positief dat het nieuwe fonds geëvalueerd wordt na een jaar – zeker met de inefficiëntie van het vroegere fonds in het geheugen. Stel dat er nu mankementen zijn, dan kan de minister, of de volgende minister, sneller ingrijpen in het nieuwe fonds, of in de werking van het nieuwe fonds.
Er is nog een derde punt dat ik wou aanbrengen. Collega Partyka haalde het op het einde ook aan. Om die evaluatie goed te kunnen doen na een jaar heb je een goede monitoring nodig. Maar de volledige cijfers met betrekking tot de uithuiszettingen ontbreken vandaag. Ze bestaan niet. Volgens ons is dat toch een belangrijke schakel om de evaluatie deftig te kunnen doen, en om ervoor te zorgen dat dat fonds optimaal, of zo optimaal mogelijk, werkt.
Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat er volledige en betrouwbare cijfers beschikbaar zullen of kunnen zijn, cijfers waaraan bij die evaluatie het bereik en de werking van het nieuwe fonds kunnen worden afgetoetst? En welke cijfers zullen er als nulmeting gehanteerd worden?
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, we zijn uiteraard tevreden dat we na de evaluatie – die toch een hele tijd heeft aangesleept – eindelijk een herwerking van het Huurgarantiefonds hebben. We hebben er lang op moeten wachten, maar het is zeer goed dat we het vandaag, of eind vorig jaar, eindelijk op tafel hebben kunnen leggen. Op dat vlak niets dan lof.
Het is ook goed dat die preventieve woonbegeleiding ingecalculeerd is, en dat u daarop inzet. Het is een goed systeem, dat u ook de OCMW’s hierin een belangrijke rol geeft. We hebben gezien dat het Huurgarantiefonds, zoals het in Kortrijk is opgestart, dat ook op die manier heeft gedaan: ze hebben daar een belangrijke rol gegeven aan het OCMW. Ik denk dat het een beetje op dezelfde leest is geschoeid. Misschien hebt u zich zelfs laten inspireren door het voorbeeld in Kortrijk. Ik denk dat dat een goede zaak is.
U hebt gezegd dat er geen verplichting meer is om zich aan te sluiten. Een melding bij het OCMW volstaat. Er is ook geen aansluitingskost meer. Mijn vraag is hoe u ervoor gaat zorgen dat er massaal een beroep op wordt gedaan. Hoe zult u ervoor zorgen dat de OCMW's op de hoogte zijn van de problematiek? Vaak gaat het over mensen die vandaag onder de radar van de hulpverlening blijven. Hoe zult u ervoor zorgen dat het OCMW effectief kan detecteren? Bestaat er nog een mogelijkheid voor verhuurders om zich vrijwillig en preventief aan te sluiten vooraleer er problemen rijzen, zodat op het moment dat het gebeurt al heel kort op de bal kan worden gespeeld?
Minister, ik had ook een vraag naar timing. We kennen de schrijnende problematiek van de uithuiszetting, die we vandaag misschien nog onderschatten omdat er geen effectieve monitoring is. Minister, we denken dat het urgent is, we zijn zeker dat het urgent is. In welke timing voorziet u voor de inwerkingtreding van het nieuwe Huurgarantiefonds?
Minister Homans heeft het woord.
Eerst wil ik alle mensen bedanken voor de constructieve boodschap dat u dit ook een goed systeem vindt.
Mevrouw Hostekint, waarom moet men zich niet meer aansluiten? Elke partij – de verhuurder, de huurder, een familielid, een derde persoon, de maatschappelijk werker – kan bij het OCMW melden dat er een probleem is. Vanaf het moment dat dit gebeurt, is de verhuurder ingedekt. Er is dus absoluut geen noodzaak voor de verhuurder om zich aan te sluiten. Vanaf het moment dat er bij het OCMW een aanmelding is, is hij automatisch verzekerd. Ik zie er het nut niet van in dat een verhuurder zich nog eens apart zou moeten aanmelden. Bovendien is hij ook een van de partijen die naar het OCMW kan stappen. Er zijn er heel veel: CAW, huurder, verhuurder, familielid, buren. Er kunnen heel veel mensen naar het OCMW stappen om een situatie aan te kaarten.
De inwerkingtreding zal gebeuren op 1 januari 2020. Dat heeft vooral te maken met informatica die nog op punt moet worden gesteld. Het is goed om ineens een goed systeem maar ook een goed informaticasysteem te hebben.
Wat de uithuiszettingen betreft, heb ik een brief geschreven aan de Hoge Raad van Justitie. Op basis daarvan zijn de FOD Financiën en de FOD Justitie bezig met het in kaart brengen van de effectieve uithuiszettingen. Onze cijfers gaan altijd over ‘de dreiging tot’ maar nooit over effectieve uithuiszetting.
Collega's, door het feit dat we jaarlijks zullen monitoren, zullen we natuurlijk exact weten hoeveel uithuiszettingen vermeden zijn kunnen worden. Dat is wel een goede zaak. Wij kunnen dan op basis van de werking van het nieuwe fonds op geregelde tijdstippen zeggen hoeveel uithuiszettingen er zijn vermeden.
U weet dat na de eerste principiële goedkeuring er nog een hele weg moet worden afgelegd. U weet ook dat het parlement na de paasvakantie wordt ontbonden.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Hoe kan de concrete timing verlopen in het besluitvormingsproces? Misschien is het eerder een vraag aan de voorzitter en de secretaris.
Minister Homans heeft het woord.
De datum van 1 januari 2020 voor de inwerkingtreding is ons ingegeven door het agentschap zelf.
Wat de verdere procedure betreft, is de eerste principiële goedkeuring gegeven. Het ligt nu bij de Woonraad, waarna het naar de Raad van State gaat. Dan volgt er een tweede definitieve goedkeuring. Hoe sneller het systeem in werking kan treden, hoe beter. Als ik het kan vervroegen naar 1 september of 1 juli, des te beter voor mij. Ik moet het uiteraard wel in overleg met het agentschap doen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Het laatste woord moet positief zijn. We zijn allemaal oprecht tevreden dat er aan het eind van de legislatuur nog een goed systeem op poten wordt gezet waarvan we overtuigd zijn dat het een concreet verschil kan maken voor heel veel mensen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.