Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de 'betongolf' in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, uit berekeningen van onderzoekers van de UGent, de UAntwerpen en het studiebureau Omgeving op basis van gegevens van Statbel, de federale statistische dienst, die bekend werden gemaakt op kerstavond, 24 december, blijkt dat in 2017 het gemiddelde bijkomende ruimtebeslag sterk is toegenomen, namelijk naar 7,33 hectare per dag. In 2015 bedroeg dit nog 5,19 hectare en in 2013 – het jaar waaruit de cijfers gehanteerd in de Strategische Visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) stammen – iets meer dan 6 hectare per dag. De cijfers waren dus een beetje gedaald, en vanaf het moment dat u de betonstop aankondigt, stijgen ze opnieuw.
Minister, deze opmerkelijke toename is verontrustend, gezien de doelstelling van maximaal gemiddeld 3 hectare bijkomend dagelijks ruimtebeslag tegen 2025, opgenomen in het witboek Ruimte Vlaanderen. De geplande terugloop in deze documenten stelt immers voorop dat het gemiddelde bijkomende ruimtebeslag in 2017 nog maar iets meer dan 5 hectare per dag zou mogen bedragen. Vandaag zitten we aan 7 hectare per dag, dus zowat 2 hectare per dag boven de planning. Dit zorgt ervoor dat de evolutie van het aantal hectare ingenomen open ruimte per dag zich in de tegenovergestelde richting beweegt van de vooropgestelde planning en dat het dus steeds onwaarschijnlijker wordt dat de doelstelling van 2025 gehaald wordt. De onderzoekers stellen ook dat de toename van het aantal hectaren ingenomen open ruimte per dag veroorzaakt is door het aankondigingsbeleid, dat nooit door bindende maatregelen verankerd is en dat door steeds soepeler vergunningen in de praktijk juist het omgekeerde van het beoogde effect bereikt.
Hoe verklaart u de sterke toename van het gemiddelde bijkomende ruimtebeslag in 2017?
Sinds het midden van de jaren negentig nam het tempo van het bijkomend ruimtebeslag stelselmatig af – het was toen 12 hectare – om vanaf de eeuwwisseling langzaam te dalen van 7 hectare per dag naar 5,19 hectare per dag in 2015. Deelt u de analyse dat de aankondigingen van de Vlaamse Regering, in combinatie met een gebrek aan bindende maatregelen in de praktijk en een soepeler vergunningsbeleid, de meest waarschijnlijke oorzaken zijn voor de sinds de vroege jaren negentig niet meer geziene toename van het gemiddeld dagelijks bijkomend ruimtebeslag die we in 2017 hebben meegemaakt?
Was u zich ten tijde van de bespreking van uw laatste beleidsbrief Omgeving al bewust van de stijging die nu bekend wordt?
Hoe evalueert u uw beleid Ruimtelijke Ordening in het licht van deze cijfers?
Bent u van mening dat een wijziging van uw beleid zich opdringt, bijvoorbeeld door het nemen van bewarende maatregelen?
De heer Ronse heeft het woord.
Mevrouw Pira heeft de aanleiding van de vraag vrij duidelijk geschetst. In 2015 werd er gemiddeld 5 hectare open ruimte per dag ingepalmd. Intussen zijn we een aantal jaren verder. Als we twee jaar later op het niveau van het vergelijkingspunt kijken, dan bedraagt het ruimtebeslag in 2017 7,33 hectare per dag. Volgens de studie is dat bijna 2 hectare per dag meer. Dit ondanks onze ambitie die we toch kamerbreed hebben uitgesproken, inclusief door onze huidige minister van Energie toen ze nog parlementslid was.
Minister Peeters is ongetwijfeld ook zeer militant pro onze bouwshift is en ik heb veel vertrouwen dat ze dat zal meenemen in de Vlaamse Regering. Ik heb in De Zevende Dag ook gezien hoe ze op een zeer overtuigende manier de schoolkinderen over het klimaat toespreekt. Dat sterkt mijn vertrouwen en maakt mij alleszins tevreden.
Nu mijn vragen aan u, minister.
Zijn de cijfers eigenlijk in overeenstemming met de cijfers waarover u beschikt? Ik vermoed dat u ook laat monitoren hoe het ruimtebeslag evolueert.
Welke maatregelen, los van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BVR) of onze bouwshift, zijn er vandaag al om dat ruimtebeslag te milderen? Indien die er zijn, wat is dan de impact van die maatregelen?
Op welke manier ondersteunt u de lokale besturen om in te zetten op verdichting? We hebben een aantal nieuwe schepenen van Ruimtelijke Ordening, zoals de heer Vandaele die in De Haan opnieuw op dit beleidsniveau aan de slag gaat. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
Ik zat inderdaad nog in de luiers toen u uw eerste bouwvergunning voor mijn crèche uitschreef. Helaas is die er nooit gekomen. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
En ik wel, inderdaad. (Gelach)
Welk tijdspad ziet u voor de verdere uitwerking van onze bouwshift? Gelet op de nieuwe frisse wind en ondersteuning die er op dat vlak in de Vlaamse Regering is gekomen, heb ik daar veel vertrouwen in.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik wil het eerst even over de kern van de zaak hebben. Ik wil toch nog eens herhalen dat we effectief hebben beslist om tegen 2040 naar 0 hectare ruimte-inname te gaan. Dat werd ook bevestigd in de strategische visie van het BRV.
We hebben in de Vlaamse Regering ook heel expliciet afgesproken om dat geleidelijk te doen, eerst naar 3 hectare in 2025 en dan naar 0 hectare in 2040. Waarom doen we dat geleidelijk? Omdat we respect willen hebben voor het eigendomsrecht van mensen. Wie een perceel grond heeft in een bestemming waar bouwen is toegelaten, moet daar ook kunnen bouwen of moet daarvoor correct vergoed worden als men oordeelt dat de grond niet goed gelegen is, omdat het een beschermd bos is, een overstromingsgebied, een slecht gelegen woonreservegebied, enzovoort.
Daarom willen we eerst werk maken van het aspect van de correcte vergoeding en dat zal binnenkort hopelijk in het Vlaams Parlement worden behandeld.
Het is dus helemaal niet zo dat er een onmiddellijke effectieve betonstop of bouwstop of hoe men het ook moge noemen, is afgesproken. Dat beweren is niet correct. Het klopt dat u in de cijfers niet zult zien dat er van vandaag op morgen een bouwstop is. Dat willen we ook niet.
Ik begrijp, en mevrouw Pira heeft dat al een paar keer gezegd, dat Groen dat wel wil. Dat is iets waarover wij in de meerderheid hebben gezegd dat je dat op een geleidelijke en redelijke manier moet doen.
Laat ons dan eens de officiële cijfers van Statbel analyseren.
Ieder teljaar, dus ook het laatste teljaar 2017, gaat over de toestand op 1 januari van dat jaar. Met andere woorden: het cijfer voor 2017 geeft de evolutie in het voorgaande jaar 2016 weer.
Voordat we het cijfer van een bepaald jaar analyseren, lijkt het mij ook nuttig om even stil te staan bij de evolutie van het dagelijks ruimtebeslag over de laatste jaren.
Als we de laatste achttien teljaren – dus vanaf 1999 – bekijken, dan valt op dat het bijkomend ruimtebeslag per dag sinds 2001 relatief stabiel is gebleven, rond 6 hectare per dag. Er zijn uitschieters naar 8 hectare of 5 hectare per dag, maar het blijft gemiddeld 6 hectare per dag.
Het is dus meer dan voorbarig te beweren dat de recente stijging een begin is van een periode van stijging, of een reactie op iets. Het kan evengoed zijn dat het cijfer van 2014 met 5,1 hectare een uitzonderlijk lage uitschieter was.
Het is niet eenvoudig om een verklaring te geven voor de evolutie van het gemiddeld dagelijks bijkomend ruimtebeslag. Wetenschappers zijn het alvast oneens om voor één welbepaald jaar een eenduidige verklaring te geven.
Als het gaat over evoluties in ruimtebeslag over verschillende jaren leert wetenschappelijk onderzoek dat deze niet te verklaren zijn aan de hand van de demografie, maar wel aan de hand van de verkoop van onroerende goederen, de evolutie van het aantal verkochte bouwgronden en de gemiddelde oppervlakte van deze bouwgronden, de gemiddelde grondprijs van de verkochte bouwgronden, de verschuiving van nieuwbouw naar de aanschaf en renovatie van bestaande gebouwen, de bouw van minder zeer grote gebouwen met slechts één bouwlaag.
De schrijvers van het opiniestuk stellen dat ‘de toename van het ruimtebeslag goeddeels veroorzaakt is door aankondigingsbeleid, dat nooit door bindende maatregelen is verankerd, en dat door steeds soepeler vergunningen in de praktijk juist het omgekeerde van het beoogde effect bereikt wordt’. Ik heb dit twee keer moeten lezen, want ik dacht dat het een quote van u was, mevrouw Pira.
Noch mijn administratie noch ikzelf hebben aanwijzingen of gegevens die deze bewering staven. De zogenaamde betonstop is een eerste maal verankerd geweest in het witboek voor het BRV op 30 november 2016. Het lijkt onvoorstelbaar dat het cijfer dat de toestand in 2016 weergeeft al een directe reactie zou weergeven op het beleid dat op 30 november 2016 is beslist. Dat lijk me heel eigenaardig. De cijfers die in het opiniestuk worden aangehaald, gaan over 2016, mevrouw Pira.
Het lijkt ook weinig waarschijnlijk dat particuliere grondeigenaars hun bouwplannen zouden versnellen vanwege de aankondiging van de zogenaamde bouwstop of betonstop. Particulieren bouwen immers wanneer het moment rijp is, bijvoorbeeld door familiale of financiële omstandigheden.
Dan rest de mogelijkheid dat ontwikkelaars met grote grondvoorraden een versnelling zouden inzetten. Ook deze verklaring is onwaarschijnlijk omdat het voor ontwikkelaars het risico inhoudt dat ze dan een overaanbod creëren. Als er in de betreffende periode werkelijk een overaanbod gecreëerd zou zijn, dan zouden we dat inmiddels ook weten.
Misschien gaat men er te makkelijk van uit dat het bijkomend ruimtebeslag over het versneld indienen van vergunningsaanvragen gaat. In het ruimterapport 2018 kan de evolutie van het aantal vergunningsaanvragen worden afgelezen. Zowel stedenbouwkundige als verkavelingsvergunningen kennen een stabiliserend tot dalend verloop. Alleen een grondige analyse van het bijkomend ruimtebeslag zou kunnen aangeven welk soort ruimtebeslag juist gestegen is.
Is dit bijkomend ruimtebeslag ten gevolge van wonen, werken, recreatie, infrastructuur, tuinen of parken?
Er zijn met andere woorden, volgens mijn diensten en volgens mezelf, geen tastbare aanwijzingen dat de toename van het dagelijks ruimtebeslag een reactie zou zijn van bouwers of vastgoedspelers op aankondigingen.
Collega’s, ik ben het met u eens dat er geen vertraging mag worden opgelopen in de uitrol van de beleidsinitiatieven. We zijn er trouwens nooit van uitgegaan dat het dagelijks ruimtebeslag vanzelf zou dalen. Integendeel, de voorstellen blijven uitgaan van een actief ingrijpen om dat dagelijks ruimtebeslag te doen dalen.
Welke beleidsinitiatieven zijn dat? Het gaat om het decreet op de woonreservegebieden, de bescherming van de waardevolle bossen en de watergevoelige openruimtegebieden en de subsidies ten belope van 5 miljoen euro voor effectieve ontharding op het terrein. Die zijn allemaal toegekend en zijn een groot succes. De optimalisering van het besluit voor de leegstaande en verwaarloosde bedrijfspanden zal ontharding stimuleren en zorgen voor hergebruik. De codexwijziging stimuleert de verhoging van het ruimtelijk rendement. In de beleidsbrief heb ik twee programma’s opgenomen waarvan ook een sterk beleidseffect mag worden verwacht. Er is ook een actieprogramma om de strategische visie uit te voeren op het terrein, dit zowel met een pakket concrete acties, als een transversaal actiepakket. Anderzijds lanceren we een programma ruimtelijke transformatie, met verdichting en ontharding. We hebben ook nieuwe instrumenten ontwikkeld, zoals convenant-contractbenadering en verhandelbare ontwikkelingsrechten.
Die decreten en beslissingen liggen allemaal bij de Raad van State voor advies. Het probleem is dat de Raad van State grote vertragingen heeft bij het adviseren. Wij hopen dus dat dat er snel zal zijn.
We kunnen dus besluiten dat we effectief gaan naar een beperking van de bijkomende inname van open ruimte en dat daartoe alle middelen voorhanden zijn of binnenkort voorhanden zullen zijn. De cijfers zullen ons in de toekomst zeker gelijk geven. Maar ik denk dat de cijfers vooral bewijzen dat de beslissing die we genomen hebben om naar een afbouw te gaan, een juiste beslissing was.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u zenuwachtig wordt als zulke cijfers gepubliceerd worden, en zeker als een aantal gerenommeerde professoren of experten daar een opiniestuk over schrijven. Maar dat wil nog niet zeggen dat u mij woorden in de mond moet leggen die ik nooit uitgesproken heb. Wij hebben nooit voor een bouwstop gepleit, en wij hebben ons ingeschreven in de geleidelijke vermindering van het aantal hectare openruimteverlies per dag, van 6 hectare nu, naar 3 hectare in 2025, tot 0 hectare in 2040. Ik weet dat u mij telkens dezelfde woorden in de mond legt, maar dat is dan voor uw rekening.
Mag ik u er trouwens op wijzen dat al in 2012 door uw voorganger Philippe Muyters gezegd werd: ‘Laat ons toch voorlopig al de woonuitbreidingsgebieden die niet geschikt zijn voor bebouwing, vrijwaren van bebouwing.’ Niet herbestemmen, maar vrijwaren van bebouwing, een bewarende maatregel dus. Dat is ook alles wat wij vragen, omdat het nogal logisch is dat als je iets afkondigt, mensen die het willen, nog snel snel gaan bouwen. U hebt dat altijd ontkend. Nu komen er cijfers die wijzen op zo’n betonversnelling.
Over monitoring zou ik het volgende willen vragen, minister. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) maakte in 2013 een nulmeting rond ruimtebeslag. Dat cijfer van 6 hectare hebt u gebruikt in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, in het witboek dan toch. Zal er een update van deze indicator beschikbaar worden gesteld, en wanneer? Het beleid waarop u zich baseert, moet toch gemonitord worden. Het gaat niet op om dat af te stemmen op een indicator van 2013.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het is goed dat u het hele verhaal in een breder perspectief plaatst, dat nuanceert het onderzoek toch wel voor een stuk. Maar het neemt niet weg dat we in een negatieve spiraal zitten. Gemiddeld 6 hectare per dag is nog altijd veel, te veel, daar zijn we het allemaal over eens.
We zijn het er ook over eens dat er een aantal initiatieven zijn genomen deze legislatuur. Het zijn initiatieven die goed bedoeld zijn: het verhaal over de woonuitbreidingsgebieden, watergevoelige gebieden, de onthardingssubsidies – al vragen wij ons soms wel af waar de decretale onderbouwing daarvan zit, zoals collega Vandaele ook al aangehaald heeft – het besluit voor leegstaande en verwaarloosde panden, de codexwijziging die ruimtelijk rendement stimuleert. U hebt ze opgesomd. Dat zijn inderdaad allemaal goede zaken.
Zoals u zelf aangeeft, zitten die nu helaas bij de Raad van State voor advies. Dat is eigenlijk een beetje vergelijkbaar met het ruimtebeslag: elke dag komt daar ook voor 6 hectare aan decreten en dossiers toe, die dan in de wachtrij zitten. Ik hoop dat dat snel beklonken zal worden en dat we dat eindelijk in realiteit kunnen brengen. Sinds 2014 heb ik het voorrecht om in dit huis zinnige maar ook onzinnige zaken met u allen te delen. Ik doe dat net omwille van onder meer dit verhaal. Maar het blijft toch onvoorstelbaar lang duren – we zijn nu vijf jaar verder – dat we op belangrijke spijkers kloppen. Er is effectief veel werk geleverd, maar het is tijd om nu ook effectief te gaan opleveren, om het in bouwtermen te blijven stellen.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik heb dat stuk ook gelezen. Ik moet zeggen dat ik er natuurlijk niet echt verwonderd over was. Wat u nu als antwoord geeft, is een beetje een bevestiging. We hebben inderdaad allemaal samen afgesproken – en ook mijn partij was het daarmee eens – dat we naar een geleidelijke afbouw, een geleidelijke stop zouden gaan. Het enige dat we vandaag kunnen vaststellen, is dat we op dit moment eerder geconfronteerd zijn met een geleidelijke versnelling dan met een geleidelijke afbouw – en we kunnen discussiëren over de precieze cijfers. Het resultaat van al wat er sinds de aankondiging gedaan is, of je het nu aankondigingsbeleid of iets anders noemt, slaat met andere woorden eigenlijk op niet veel. We zijn geen stap verder, integendeel. Je kunt het misschien proberen te verkopen als ‘reculer pour mieux sauter’, maar in elk geval hebben we eerder een stap achteruit gezet dan vooruit. Eerlijk gezegd verwondert dat mij ook helemaal niet, want al wat we hier uiteindelijk als decreetgevend werk gedaan hebben in de voorbije jaren, ook in het voorbije jaar, heeft eerder geleid tot het verruimen en versoepelen van bouwmogelijkheden, en mogelijkheden om grond in te nemen. Ik herinner mij een reeks discussies in het kader van de codex, waar we erop gewezen hebben dat dit eerder een aantal mogelijkheden verbreedt dan versmalt, en de instrumenten die zouden moeten dienen om ervoor te zorgen dat er geleidelijk aan, systematisch en op een beredeneerde manier grond uit de markt wordt genomen of wordt gevrijwaard van bouwen, zijn er niet of worden op dit moment bij mijn weten in elk geval nergens gebruikt.
Aan de fundamentele problemen van bijvoorbeeld de koppeling tussen het innemen van alsmaar meer grond en de financieringsmogelijkheden van voornamelijk landelijke gemeenten, is bij mijn weten ook niets gedaan. Ruimtelijke versnippering is eigenlijk nog altijd het fundamentele businessmodel van alle Vlaamse gemeentebesturen, en daar is nog niets aan veranderd. Ik heb ook nog niet begrepen dat men van plan is om dat te veranderen.
Als dat Instrumentendecreet niet zeer snel komt, met zeer snelle, duidelijke financiële engagementen, of dat nu naar de eigenaars is of naar de gemeentebesturen, en met duidelijke decreetgevende mogelijkheden om echt grond uit die bouwbestemmingen te halen, zal dit alleen maar een verdere versnelling zijn. Daar ben ik inderdaad heel erg van overtuigd.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega’s, ik vind het een beetje gemakkelijk om aan de eerste minister die eindelijk echt werk maakt van die ruimte-innamestop en die naar realistische targets streeft, te zeggen dat het allemaal sneller moet en dat het allemaal sneller zou kunnen gaan. Ik moet de verslagen er nog eens op nalezen, want ik begin hier te twijfelen over wat ik in het verleden gehoord heb. Ik hoor hier nu ineens zeggen ‘wij hebben ons ingeschreven in die geleidelijke afbouw’. Ik denk toch dat er bepaalde personen zijn die op een gegeven moment ‘onmiddellijk’ gezegd hebben. Ik heb dat toen zelf nog in een debat vergeleken met een sneltrein die je ineens van 230 kilometer per uur naar nul brengt, dan gebeuren er ongelukken. Je gaat inderdaad overkop, mijnheer Caron.
Ondertussen moet Vlaanderen zich verder kunnen ontwikkelen inzake wonen, werken, ontspannen en dergelijke meer, en wat ons betreft, is een goed Instrumentendecreet daarvoor altijd een uitgangspositie geweest. Dat ligt momenteel bij de Raad van State, wij vinden het jammer dat dit vandaag op zich laat wachten. De fundamenten zijn echter gelegd en ik vind het dan ook een beetje goedkoop om de eerste minister die daar werk van maakt, vanop de zijlijn te verwijten dat het sneller moet. Dan vraag ik me af waarom daar tijdens de vorige legislatuur nooit initiatieven voor zijn genomen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, mijnheer Ronse, ik wil nog eens herhalen dat het gaat over cijfers van voor het BRV.
Wij hebben vanuit de Vlaamse Regering, goedgekeurd door het Vlaams Parlement, inderdaad een aantal voorschriften uit de codex aangepast. We kunnen die langs twee kanten bekijken. Volgens de oppositie gaat het vooral over een versoepeling. Welnu, wij hebben heel bewust een aantal zaken versoepeld om ervoor te zorgen dat we meer ruimtelijk rendement hebben en kunnen verdichten. Vroeger was het niet mogelijk om van een eengezinswoning in een verkaveling een tweegezinswoning van te maken, wij hebben ervoor gezorgd dat dit wel kan. Men kan daar nu ook een zorgwoning van maken. Dat is inderdaad een versoepeling, maar het is precies de bedoeling om op die manier instrumenten aan te reiken die de verdichting mogelijk maken.
Mevrouw Pira, u zegt nu dat u nooit hebt gezegd dat, van vandaag op morgen, als die woonuitbreidingsgebieden moeten worden geschrapt, die gronden kunnen blijven liggen maar dat er niet op gebouwd mag worden. Welnu, dat is uw verantwoordelijkheid compleet ontlopen. Dan zegt u tegen de mensen die een eigendom hebben dat ze er niet op mogen bouwen maar dat de overheid haar verantwoordelijkheid niet neemt en de grond gewoon laat liggen. De overheid gaat de mensen een beetje pesten: ze gaat hen niet onteigenen en geeft hun ook geen planschade, maar de mensen mogen niet op hun grond bouwen. Dat willen wij niet vanuit de meerderheid, wij willen onze verantwoordelijkheid nemen en planschade geven aan de mensen op plaatsen waar niet mag worden gebouwd. Dat is een totaal andere visie, en ik vind het heel interessant om die te horen, maar ik pas daarvoor. Als dat het beleid is waar we naartoe gaan, dan is dat zeker niet de goede weg. Laten we onze verantwoordelijkheid nemen. We hebben ervoor gezorgd dat de planschade honderd procent bedraagt en dat op die manier het eigendomsrecht wordt gerespecteerd.
Wat de monitoring betreft, heb ik al verwezen naar het Ruimterapport. Interessant is ook dat in het kader van het BRV de monitoring op een andere manier zal verlopen. Vroeger gebeurde een monitoring vooral op basis van de inkleuring op een plan. In de toekomst zal veel meer worden gemonitord wat er effectief op het terrein gebeurt. Het is niet omdat het over een industrieterrein gaat dat er ook een fabriek op staat. Het kan evengoed gaan over een braakliggend terrein dat tijdelijk wordt gepacht door een landbouwer. Ook het omgekeerde scenario is mogelijk, waarbij een landbouwgrond voor iets anders wordt gebruikt. Het is zeer interessant om op die manier vanuit het BRV de toestand te monitoren.
Ik weet dat het lang duurt voor onder andere het Instrumentendecreet en alles wat de regering heeft beslist, naar het parlement komt. Ik hoop dat we snel een advies krijgen van de Raad van State. Ik ben ervan overtuigd dat we daarover nog heel boeiende discussies in het parlement zullen voeren.
We hebben ook niet gewacht tot alle decreten er zijn. De 5 miljoen euro die we inzetten op het terrein voor ontharding, is daar een mooi voorbeeld van. Dat was trouwens een gigantisch succes. Heel wat steden en gemeenten zetten daar nu al op in.
Mijnheer Tobback, ik ben het met u eens dat wanneer we het BRV willen uitrollen, we ook onze verantwoordelijkheid moeten nemen over de globale financiering van steden en gemeenten. Steden en gemeenten die respect hebben voor de open ruimte en deze vrijwaren, onderhouden en respecteren, zullen daar een vergoeding voor moeten krijgen. Wanneer we willen dat het BRV goed wordt uitgevoerd, dan zal daar in een volgend regeerakkoord verantwoordelijkheid voor genomen moeten worden en zullen steden en gemeenten die respect hebben voor die open ruimte, meer financiële waardering moeten krijgen. Daarin voorziet het regeerakkoord nu niet, maar dat moet zeker wel gebeuren in een volgend regeerakkoord. Zo niet, zal het niet evident zijn om al die uitdagingen tijdig uit te rollen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, in uw repliek richt u zich meestal persoonlijk tot mij alsof ik de grote vijand ben. Ik citeer nochtans meestal uit verslagen van de vorige regering, van N-VA-ministers die bijvoorbeeld het tijdelijk vrijwaren van bebouwing hebben voorgesteld. Ik heb het dan over minister Muyters. En verder citeer ik de heer Ronse, die zegt dat we in negatieve spiraal zitten. Ik citeer dus alleen anderen, ik maak samenvattingen.
Minister, wanneer er tegenwoordig scherp en sterk wordt geprotesteerd – dat is al een tijdje aan de gang en dat wordt het laatste jaar steeds duidelijker – dan is dat niet omdat er geen maatregelen worden genomen maar omdat het te traag gaat, omdat Vlaanderen achterophinkt, omdat Vlaanderen achteraan lijstjes terechtkomt, hoe goed die maatregelen ook mogen zijn. Het gaat te traag, en dat is verontrustend. De cijfers die zijn bekendgemaakt door de proffen, zijn verontrustend. De timing – eigenlijk hadden we in 2017 aan 5 hectare moeten zitten – is verontrustend, want we zitten nu aan 7 hectare.
De eerste maatregelen die u neemt ter uitvoering van de bouwshift of de betonstop, wijzen op versoepelingen, op uithollingen. Dat staat in de verslagen van uw adviesgroepen, van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed (SARO) en andere. Volgens een bepaald advies zouden we evolueren naar meer lintbebouwing.
De grote factor van ongerustheid, tot slot, is dat het BRV dat al zo lang in het vooruitzicht wordt gesteld, er wellicht deze legislatuur niet zal komen. Daar hebt u me onlangs geen garanties voor kunnen geven. En wat voor zin heeft het om andere maatregelen te nemen terwijl dat grotere kader er nog niet is? Minister, ik zou zeer graag willen dat u ook ongerust bent in plaats van u altijd kwaad te maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Nieuw is voor mij dat mevrouw Pira altijd samenvattingen maakt en daarin gespecialiseerd is, maar uiteraard heeft ze nog sterke troeven.
Minister, wat de lokale besturen betreft, waar ik nu ook zelf in zit, hebt u aan de heer Tobback duidelijk bevestigd dat Vlaanderen een aantal zaken zou compenseren ten aanzien van de lokale besturen wanneer zij effectief gaan voor verdichting en het wegnemen van open ruimte. Ik denk dat die dialoog met de lokale besturen zeer belangrijk is, want op het niveau van nogal wat lokale besturen, ook in niet kleine steden, bestaan nog heel veel misverstanden en onduidelijkheden over de manier waarop dat zal gebeuren en de kost daarvan voor Vlaanderen en voor de lokale besturen. We moeten daar klaarheid in scheppen, vooral omdat de nieuwe planperiode op lokaal niveau van start gaat. We moeten daar mee de juiste toon zetten.
Tot slot, minister, wens ik u de volgende maanden nog immens veel succes met het uitwerken van de bouwshift – geen betonstop. Ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe wind in de Vlaamse Regering zeker en vast een grote steun zal zijn. Er zal geen ‘madam beton’ de bouwshift stoppen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.