Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, het gaat inderdaad over de erfbelasting en de inbetalinggeving van kunstwerken. U weet dat de mogelijkheid om die erfbelasting te vereffenen door de inbetalinggeving van kunstwerken, al bestaat sinds 1985. Die mogelijkheid werd destijds reeds door de federale overheid ingevoerd, om hiermee te vermijden dat belangrijke cultuurgoederen naar het buitenland verdwenen omdat de erfgenamen van deze cultuurgoederen successierechten moesten betalen op de opengevallen nalatenschap.
Sinds 2015 – en dat is ook geen geheim – is de Vlaamse overheid zelf bevoegd voor de inning van de erfbelasting op de in het Vlaamse Gewest openvallende erfenissen. Vlaanderen nam de bestaande federale regeling inzake de inbetalinggeving nagenoeg ongewijzigd over. Maar die regeling wordt tot op heden nog steeds als bijzonder complex en weinig soepel ervaren. Daarom heeft mijn fractie in oktober 2018 een conceptnota ingediend met een aantal aanbevelingen met het oog op de vereenvoudiging van deze regeling. U weet deze conceptnota wel te vinden: het gaat om parlementair document 1288.
Met een meer eenvoudige regeling zal het betalen van de erfbelasting met kunstwerken meer ingang vinden. Daardoor kunnen meer belangrijke en waardevolle kunstwerken in handen komen van de Collectie Vlaanderen. Zo kunnen we ons publiek patrimonium van topstukken en sleutelwerken versterken en uitbreiden. Het is een gegeven dat door de passage van het Regeerakkoord bekrachtigd wordt, want daar staat te lezen dat er ook nood is aan een successieregeling voor verzamelaars.
Minister Gatz heeft in dit kader recent aangekondigd dat hij samen met zijn collega bevoegd voor de financiën en de begroting – waarschijnlijk uw voorganger – een werkgroep opgezet heeft die de mogelijkheden en modaliteiten onderzoekt om de regeling tot inbetalinggeving van topstukken performanter te maken, en die de mogelijkheid onderzoekt tot het invoeren van een gedeeltelijke vrijstelling van successierechten – erfbelasting – voor topstukken in nalatenschappen. Een voorontwerp van decreet zou momenteel voorbereid worden door de administratie Cultuur, in samenspraak met de Vlaamse Belastingdienst.
Minister, tegen deze achtergrond had ik graag aan aantal vragen gesteld aan u. Wat is de huidige stand van zaken? Zal de nieuwe decreetgeving voor het einde van deze legislatuur nog gerealiseerd worden? Wat zijn de belangrijkste elementen zijn van de nieuwe decreetgeving? In welke mate hebt u rekening willen of kunnen houden met de aanbevelingen die geformuleerd werden in de fantastische conceptnota waar ik al naar verwezen heb?
Minister Peeters heeft het woord.
Met de eerste grondwetsherziening van 1970 werden de drie cultuurgemeenschappen opgericht, en het is evident dat we een van onze eerste Vlaamse autonome bevoegdheidsdomeinen ook blijven koesteren.
Er werd, zoals u terecht aanhaalt, een ambtelijke werkgroep samengesteld met experten van de administratie Cultuur enerzijds en fiscale experten anderzijds. De opdracht van deze werkgroep was het onderzoek en de optimalisatie van de regelgeving die de betaling van de erfbelasting door middel van kunstwerken mogelijk maakt.
Het valt inderdaad op dat de bestaande regeling die sinds 1985 mogelijk is, nauwelijks wordt gebruikt. U herinnert zich misschien nog de collectie van de precolumbiaanse kunst uit de nalatenschap van wijlen baron Paul Janssen. Dat was zowat het laatste dossier dat we gekend hebben. Dat overlijden dateert van 2003.
Ondertussen werden er wel nog enkele aanvragen ingediend, maar die werden telkens opnieuw afgewezen, ofwel om formele redenen, zoals het niet naleven van de decretaal opgelegde termijnen van indiening, ofwel wegens inhoudelijke bezwaren, want niet alles wat wordt aangeboden kan volgens de commissie van experten als roerend cultureel erfgoed of als kunstwerk met internationale faam worden beschouwd.
Ik denk dat ik ook wel kan verwijzen naar de antwoorden van mijn voorgangers op tal van schriftelijke vragen die hierover al werden gesteld. Daaruit blijkt ook het selectieve karakter van dit instrument. Zoals u zelf reeds hebt gedaan, verwijs ik ook naar de conceptnota over een langetermijnvisie voor aanvullende financiering en ondernemerschap in de Vlaamse cultuursector die door collega Gatz in het Vlaams Parlement werd ingediend.
De ambtelijke werkgroep heeft zijn huiswerk gemaakt. Er werden enkele concrete verbetervoorstellen geformuleerd. Concreet werden onder meer onder de loep genomen: de definitie van de cultuurgoederen die in betaling kunnen worden gegeven; de mogelijkheid voor een toekomstige erflater om nog tijdens zijn leven een aanbod tot inbetalinggeving te doen; de zogenaamde ‘douceur’ of fictieve waardeverhoging van de aangeboden stukken bij de aanrekening ervan op de verschuldigde erfbelasting; de mogelijkheid van een geldelijke compensatie van de aanbieders als de waarde van de aangeboden stukken hoger is dan de verschuldigde erfbelasting; de rol van de Topstukkenraad in de adviesprocedure. Over deze vijf elementen wordt eigenlijk het best nog verder overlegd binnen de Vlaamse Regering.
Het is alleszins belangrijk dat we naar alle invalshoeken kijken. U kent de visie van collega Gatz: we moeten uitkijken naar alternatieve trajecten om belangrijkste topstukken te verwerven en in ons Vlaams cultureel patrimonium te kunnen houden. Het is immers niet realistisch en houdbaar om bij de begrotingsbesprekingen voortdurend te trachten de middelen voor het verwerven van topstukken op te krikken. De fiscaliteit kan daarvoor sturend of stimulerend worden ingezet. De huidige procedure wordt zelden of nooit toegepast. We moeten dus bekijken hoe we die attractiever en efficiënter kunnen maken.
U begrijpt echter dat ik als minister van Financiën en Begroting de nieuwe regelgeving ook vanuit andere invalshoeken moet bekijken. Enerzijds moeten we natuurlijk oog hebben voor de interne coherentie en legitimiteit van de erfbelasting, die we nog maar recent, voor overlijdens vanaf 1 september 2018, grondig hebben gemoderniseerd en verlaagd. Toen hebben we hervormingen doorgevoerd voor zowat alle categorieën van erfopvolgers. In dezen spreken we eigenlijk over een regeling die uiteindelijk enkele individuele belastingplichtigen aanbelangt. We moeten ook oog hebben voor de gelijkberechtiging van alle belastingplichtigen. De douceur, bijvoorbeeld, biedt een belangrijk fiscaal voordeel voor een selecte groep belastingplichtigen. Deze douceur is geen loutere betalingsmodaliteit, maar eigenlijk een soort belastingvermindering. Dat moeten we dan ook goed afwegen met de attractiviteit en efficiëntie van de regeling.
Verder moeten we natuurlijk ook oog hebben voor de budgettaire impact van deze betaaltechniek. Enerzijds wil ik uiteraard de ontvangsten uit de erfbelasting vrijwaren. Ter illustratie kan ik nog verwijzen naar het laatst bekende dossier, dat ik al vermeldde. Daarbij ging het om 8 miljoen euro aan erfbelasting, geen peulschil dus. Anderzijds mogen al te stringente budgettaire plafonds de efficiëntie van de regeling ook niet ondermijnen.
Dan is er nog een laatste afweging, die van de doelmatigheid. Voor vele waardevolle collecties hebben verzamelaars andere opties gekozen, die als gevolg hebben dat ze uit de scope van de regelgeving blijven. Ook daarmee moeten we rekening houden om de opportuniteit van de aanpassingen te beoordelen.
Samen met collega Gatz, en vervolgens met de voltallige Vlaamse Regering, streef ik naar de opmaak van een aanvaardbaar en werkbaar ontwerp van decreet, dat hopelijk nog tijdens deze regeerperiode kan worden gefinaliseerd. We bekijken of dat nog haalbaar is. Mijnheer Lantmeeters, ik denk dat u nu alleszins onze voornaamste bekommernissen kent en die ook ter overweging wilt meenemen.
Mocht er nog een tijdige behandeling in het Vlaams Parlement mogelijk zijn, dan kunt u natuurlijk zelf ook via een voorstel van decreet een initiatief lanceren.
Alleszins ben ik trots op de hervorming van de erfbelasting die hier is doorgevoerd. Ik ben al heel blij dat we dat alleszins hebben kunnen realiseren.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Voor alle duidelijkheid: ik ben ook tevreden over de wijziging die tot stand is gekomen in verband met de erfbelasting. Gelukkig dat de heer Bertels hier niet meer is. Anders zou ik hem in het harnas hebben gejaagd. We hebben toen echter natuurlijk ook afgesproken dat we de hervorming relatief beperkt zouden houden. Het was geen complete wijziging en we gingen ook niet alles tegelijkertijd oplossen, maar we hebben wel gezegd dat dat een eerste stap in een goede richting was en dat er verdere stappen moesten worden gezet. Een van die stappen, vind ik, heeft te maken met de inbetalinggeving van deze kunstwerken.
Uw antwoord zinde me in het begin. Het leek me dat, hoewel die niet lang zal duren, het een fijne samenwerking zou worden met u, maar op een bepaald ogenblik kon ik even niet akkoord gaan met uw overweging. U zegt dat dit te maken heeft met enkele individuele gevallen. Dat is nu net de scope die volgens mij dikwijls verkeerd ligt. De scope ligt verkeerd wat de termijn betreft. Ik wil aandringen op een snelle behandeling, want keer op keer als er kunstwerken verdwijnen, ook uit ons land verdwijnen, dan is dat definitief en onherstelbaar. Het gaat wat mij betreft ook niet om de individuele gevallen van diegenen die erflater zijn, maar wel om het kunstpatrimonium dat moet worden bewaard, en dat heeft niets te maken met die ene persoon, maar wel met het algemeen belang.
Ik weet dat die regelgeving zoals die nu bestaat en waarvan ik nu vraag dat die zou veranderen, natuurlijk te maken heeft met een spanningsveld tussen Kunst en minister Gatz enerzijds en Financiën anderzijds. Daarin moet inderdaad een goed evenwicht worden gevonden. Als er iemand is die er zeker voor wil zorgen dat onze begroting in orde blijft en er voldoende inkomsten zijn, dan ben ik het. Ik ben ook niet degene die al te grote kortingen en verlagingen vraagt. Indien dat mogelijk is, dan wel: eerst besparen en dan de mensen daar ook van laten profiteren. Ik vind echter toch dat we moeten kijken naar die gevallen: waarom verdwijnen er op een bepaald ogenblik kunstwerken, wordt daar weinig van gebruikgemaakt? Dan wil ik aandringen op die voorafgaande ruling. Daar ben ik in het verleden altijd een voorstander van geweest, ook in verband met de algemene reglementering over de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Ik vind dat die ruling zeker nodig is, niet zozeer tussen de erfgenamen en de Vlaamse Belastingdienst, maar wel opdat degene die erflater gaat worden, al tijdens zijn leven contracten of rulings zou kunnen afsluiten met de Vlaamse overheid, want daar gaat het natuurlijk vaak fout. Als u immers zegt dat heel wat kunststukken niet in deze regeling worden betrokken, dan heeft dat vaak te maken met het feit dat men op voorhand al eieren voor zijn geld kiest. Een ander probleem is natuurlijk de bekendheid van deze reglementering.
Ik ben heel blij dat u zegt dat u vanuit de Vlaamse Regering werk zult maken van het op poten krijgen van deze reglementering. Ik zou heel graag uw voorstel aanvaarden als u zegt dat ik ook zelf een decreetgevend initiatief mag nemen, maar dit heeft natuurlijk dermate verstrekkende financiële gevolgen dat ik aan de Vlaamse Regering vraag om zelf met een ontwerp te komen, en dan zullen wij daar wel over discussiëren. Dan zou ik inderdaad heel graag al uw principes willen terugzien. Ik zal me op dit ogenblik niet inlaten met de kwaliteit van de kunstwerken, maar wel met de geldelijke gevolgen en vooral ook met de facilitering van een voorafgaande ruling, zodat kunstwerken hier blijven, en de bekendmaking.
Wat ik ten slotte een heel belangrijk stuk vind, minister, dat wij ook hebben aangehaald in onze conceptnota, is het systeem van de derdebetaler, zodanig dat er contracten kunnen worden gesloten met andere gewesten omtrent de inbetalinggeving van zulke kunstwerken en er daar een overleg zou plaatsvinden met de andere regeringen. Ik zou u willen verzoeken om daartoe te willen overgaan, zodat het derdebetalerssysteem in rekening kan worden gebracht, waarbij bepaalde kunstwerken in het bezit van Vlaanderen komen en Vlaanderen overgaat tot betaling van de waarde daarvan aan de andere gemeenschappen. Dat is vanzelfsprekend niet eenvoudig. Dat heeft financiële repercussies. Maar nogmaals, ik zou vandaag niet willen kijken naar de individuele gevallen, maar wel naar het algemene belang, namelijk het behoud van kunstwerken in de handen van de Vlaamse overheid.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Lantmeeters, voor uw bijkomende vragen of opmerkingen. U zei dat u blijft focussen op de voorafgaande ruling en de mogelijkheid voor een toekomstige erflater om al tijdens zijn leven een inbetalinggeving te doen. Ik denk dat dat al specifiek onder de loep is genomen en dat daar zeker al werk van is gemaakt. Dat is ook als verbetervoorstel mee opgenomen. Ik denk dus dat dat sowieso al goed is.
Wie gaat het verbetervoorstel straks definitief lanceren? Wij zijn volop bezig geweest. We moeten trachten om met iedereen een consensus te vinden, dat zult u begrijpen. Voor ons is het behoud van die kunstwerken uiteraard ook zeer belangrijk. Maar ook alle andere afwegingen die ik u daarstraks heb gegeven en die wij vanuit ons Departement Financiën en Begroting mee moeten benadrukken, zijn en blijven uiteraard ook heel belangrijk. Uiteraard moeten we ook nog met de andere leden binnen de Vlaamse Regering een consensus zien te vinden. Ik weet alleen niet of het definitief haalbaar gaat zijn om het voor het einde van deze legislatuur te finaliseren, vandaar dat ik de bedenking heb gemaakt dat het uiteraard ook altijd via een voorstel van decreet verder kan worden uitgewerkt.
We hebben daarstraks onze bekommernissen en overwegingen overgemaakt. We hopen uiteraard dat er straks inderdaad iets definitief aan kan worden gewijzigd. Ik denk dat we wat dat betreft op dezelfde golflengte zitten.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik koester dezelfde hoop. Ik heb er vertrouwen in dat het goed gaat komen. We zullen daar onze medewerking toe verlenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.