Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister, kort voor het kerstreces las ik via charliemag.be in een interview door Selma Franssen van Yannick Geens van het Vlaams Fonds voor de Letteren dat er ook in de letteren een glazen plafond bestaat voor vrouwen. Vrouwen in de literatuur schrijven niet minder of niet slechter dan mannen. Ik leefde met het idee dat er een grote gelijkheid was of is in die sector. Toch blijkt uit onderzoek in opdracht van het Vlaams Fonds voor de Letteren dat vrouwen nog altijd minder literair gevonden worden. Ze ontvangen minder beurzen, er zijn minder recensies over hun werk en ze ontvangen minder prijzen.
Yannick Geens voerde een onderzoek uit naar het aantal aanvragers van werkbeurzen voor proza bij het Vlaams Fonds voor de Letteren. Ik vind dat toch belangwekkend vanuit gelijkekansenperspectief. Uit dat onderzoek blijkt dat vrouwen minder aanvragen indienen dan mannen, terwijl er wel degelijk een genderevenwicht is bij het aantal actieve schrijvers. Tevens blijkt uit dit onderzoek dat het onevenwicht van de aanvragers wordt doorgezet in de toekenningen: vrouwen zouden 16 procent minder kans hebben op een werkbeurs dan mannen. Daarnaast blijkt dat vrouwen ook een lager beursbedrag ontvangen. Tussen haakjes: hetzelfde geldt voor kredietaanvragen door vrouwelijke ondernemers. Daar ziet men parallelle bevindingen.
Deze cijfers wakkeren toch de vraag aan naar de oorzaken van dit fenomeen en naar structurele vooroordelen die hiervan aan de basis zouden liggen. Yannick Geens meent alvast dat men ervoor moet zorgen dat iedereen zich bewust is van dagelijkse vooroordelen – ik denk dat wij daar ook van overtuigd zijn – en dat er vooral actie nodig is en een groeiend bewustzijn. De vraag is natuurlijk over welke termijn men spreekt als men daaraan wil werken. Als we zien hoe het bewustzijn van de bevolking evolueert, spreken we misschien over tientallen jaren.
Yannick Geens maakt wel gewag van een charter dat het Vlaams Fonds voor de Letteren zou willen opstellen. Misschien bestaat dat charter al. Dat zult u me dan zeker vertellen. Het gaat om een charter waaruit de boekensector inspiratie zou kunnen putten, en waar zowel literaire organisaties als uitgevers zich achter kunnen zetten om werk te maken van diversiteit in hun werking en hun output. Ik vind dat een zeer positief initiatief.
In het verlengde van deze toch wel confronterende feiten en inzichten wil ik u de volgende vragen voorleggen, minister.
Hebt u ter zake beleidsmaatregelen genomen? In welke mate kan het beleid het glazen plafond in de letteren tegengaan? Met wie kan men daarvoor samenwerken? Is deze prioriteit opgenomen in de beheersovereenkomst met het Vlaams Fonds voor de Letteren tot 2020? Hebt u naar aanleiding van dit onderzoek of van andere beleidsbesprekingen overleg gehad over deze problematiek met het Vlaams Fonds voor de Letteren? Wat is uw beleidsmatige opvatting over het charter? Aangezien er gesproken wordt over de bevolking in het algemeen en we het eerder vandaag hadden over de UiTPAS en de museumpas: zijn er beleidsmatige initiatieven die genomen kunnen worden om de lezers rond deze problematiek te sensibiliseren?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw de Bethune, u vroeg me welke beleidsmaatregelen ik al genomen heb. In algemene zin kan ik gelukkig zeggen – het zou er nog aan mankeren – dat het bewaken van gendergelijkheid binnen het brede cultuurbeleid een permanent aandachtspunt is. Zoals hierna zal worden aangegeven, probeert het Vlaams Fonds voor de Letteren wel degelijk daar binnen het letterenveld actief of actiever op in te zetten en er de aandacht op te vestigen.
Wat kunnen we doen in verband met dit glazen plafond? Het VFL hanteert diversiteit als een van haar leidende principes en probeert dit maximaal toe te passen in de dagelijkse werking. Het academisch onderzoek naar een mogelijk glazen plafond in de literaire sector werd zoals u weet door het VFL zelf besteld en begeleid, wat aangeeft dat men dat ernstig neemt en ter harte neemt.
Het VFL ontwikkelt op dit moment onder meer ook een charter rond inclusie in de boekensector. De tools en voorstellen die hierin worden aangereikt, moeten de actoren in het veld begeleiden en activeren om hun aandacht voor diversiteit en inclusie om te zetten in de praktijk. Door dit soort initiatieven en de ontwikkeling en verspreiding van het charter te ondersteunen, wordt de aandacht voor diversiteit in het letterenveld dus wel degelijk actief versterkt.
Het is de ambitie van het VFL om hier ook in de toekomst aan te blijven werken via verschillende projecten, onder andere door het wegwerken van eventuele impliciete drempels in de subsidiereglementen en waar nodig het nemen van bijkomende beleidsmaatregelen.
Tijdens de internationale conferentie ‘Elk verhaal telt – samen voor een inclusieve boekensector’, die op 17 september 2018 werd georganiseerd door het VFL, in samenwerking met ‘Iedereen Leest’ en de KVS, werden actoren uit zowat alle geledingen van de boekensector samengebracht om na te denken over een inclusiever letterenveld. Uitgevers, literaire organisatoren, bibliotheken, boekhandels, auteurs, illustratoren en middenveldorganisaties waren aanwezig. Tijdens keuzesessies, workshops en werkgroepen was er gelegenheid om noden, ideeën en aandachtspunten te delen en op de agenda te zetten. Met die inspiratie werd de basis gelegd voor het inclusiecharter waaraan ik daarnet al refereerde. Dat charter voorziet het Vlaamse literaire veld van een aantal actiegerichte en concrete tools en zal daarin blijven voorzien. Het zal in nauw overleg met de leden van het Boekenoverleg verder worden ontwikkeld en afgetoetst aan de praktijk van het letterenveld.
De medewerking van alle actoren uit het letterenveld is immers essentieel om verandering in gang te zetten want het geciteerde glazen plafond en het waardeoordeel in verband met vrouwelijke auteurs en literaire kwaliteit kan het VFL niet alleen veranderen. Het VFL benoemt de uitdaging en sensibiliseert alle partners van het letteren- en boekenvak om er op een bewuste en betere manier mee om te gaan. Om dit verder te stimuleren, geeft het VFL zelf het goede voorbeeld door aandacht te hebben voor diversiteit in zijn dagelijkse werking en in toekomstige projecten. Dan spreken we over evenwichtige samenstelling van adviescommissies, beoordelingscriteria voor beurzen, programmering van buitenlandpresentaties en dergelijke meer.
De beheersovereenkomst met het VFL stelt in de artikelen 5, 7 en 8 dat het VFL via een geïntegreerd letterenbeleid zorg draagt voor een dynamisch en divers letterenveld waarin de auteur en de lezer centraal staan. Naast kwaliteit en professionaliteit wordt ook diversiteit expliciet nageleefd in de opzet en de uitvoering van het letterenbeleid. Daarbij schuift het VFL nadrukkelijk ook zelf maatschappelijke participatie en de inclusieve benadering van doelgroepen als prioritair naar voren.
Zoals daarnet aangegeven, heb ik uiteraard kennis van het charter of in elk geval de staat waarin het zich nu bevindt. Ik was ook aanwezig op de betreffende conferentie. Er wordt momenteel in samenwerking met de deelnemers van het Boekenoverleg gesleuteld aan de verdere concrete uitwerking van een aantal actiepunten. Het charter zal op 1 april 2019 worden voorgesteld op de ‘Staat van het Boek’ in het Vlaams Parlement. Dat is goed nieuws. Het is een volgende halte waar we allemaal naar kunnen uitkijken.
Wat met de sensibilisering van de gewone lezer? Door media-aandacht te genereren voor initiatieven zoals de conferentie ‘Elk verhaal telt’ wordt diversiteit in het letterenveld in de publieke aandacht geplaatst. Het VFL gebruikt voor zijn eigen projecten ook alle mediakanalen die het ter beschikking heeft, zoals website, sociale media en perscontacten, om zo haar werking zichtbaar te maken en tegelijk de publieke bewustwording te stimuleren.
Het slechte nieuws is: het glazen plafond bestaat. We moeten daar zeker niet omfloerst over praten. Het goede nieuws is: het VFL was er vanuit de beheersovereenkomst al mee bezig en heeft daar die conferentie voor georganiseerd en zal de volgende uiterlijke en expliciete halte nemen op 1 april. Daarna zullen het VFL en de actoren in het boekenvak zowel qua sensibilisering maar vooral qua concrete acties hopelijk naar volgende etappes kunnen gaan om, zoals mij hier ter linkerzijde gesuggereerd wordt, wel degelijk gaten in dat glazen plafond te kunnen maken. Dat moet uitdrukkelijk onze bedoeling blijven.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister, dank u voor het interessante antwoord. Ik wil mijn waardering uitdrukken voor het VFL. Het onderzoek dat het fonds zelf heeft besteld, heeft dat glazen plafond geduid en concreet becijferd. Het is een belangwekkend onderzoek. Dank u voor de informatie die u mij geeft over de manier waarop dit charter wordt ontwikkeld en wie er allemaal bij betrokken wordt. Ik had gehoopt om vandaag misschien al een aantal concrete beleidsmaatregelen en initiatieven te vernemen, maar ik begrijp dat dat nog voorbarig is en dat men uitkijkt naar het charter op 1 april. Daar zullen dan een aantal acties en maatregelen uit voortvloeien.
– Joris Poschet treedt als voorzitter op.
Het zal ook interessant zijn om te zien waar er zich eventueel beleidsdrempels bevinden. Want door het onderkennen van die drempels, waar de trechters zijn enzovoort, en door daaraan te sleutelen, kan men ervoor zorgen dat de inclusie en de gelijke kansen voor vrouwen – in dit geval, maar het is ook ruimer, voor verschillende groepen – een belangrijk aandachtspunt blijven voor, in het bijzonder, de literatuur.
Ik hoop op korte termijn opnieuw met u van gedachten te kunnen wisselen over uw horizontaal gelijkekansenbeleid omdat de Vlaamse Regering een verantwoordelijkheid heeft opgenomen om binnen alle departementen te werken rond gendergelijkheid. Graag zou ik daar verder met u op ingaan om te zien wat de resultaten zijn die we nu aan het einde van de legislatuur kunnen vaststellen van de inspanningen die u op dit vlak heeft gedaan. Dit is alvast een positieve evolutie. Dank u wel.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat mevrouw Bethune mijn vraag van 12 juli deels overneemt. Ik had het toen onder andere over genderongelijkheid in de beursaanvragen van het VFL. Ik heb in dezelfde vraag van 12 juli verwezen naar het onderzoek van de student Yannick Geens. U hebt toen gezegd dat het tijd is voor een zo groot mogelijke gendergelijkheid bij beursaanvragen. Ook het VFL probeert dat na te streven.
U zei toen ook dat er nog wat meer onderzoek nodig is om een gedetailleerd zicht te krijgen op de rest van de literaire sector en vooral op de precieze oorzaken.
U hebt daar al voor een deel op geantwoord. U hebt uw huiswerk dus gemaakt. We vernemen ook dat er een aantal stappen zijn gezet. Ik ben daar blij mee. Er bestaan daarvoor uiteraard geen wondermiddelen.
Andere instanties moeten meegaan in die sensibilisering. Zo zou de VRT kunnen zeggen: als we auteurs vragen, kunnen we ervoor zorgen dat daar voldoende vrouwelijke auteurs bij zijn. En dat moeten niet altijd eigen journalisten zijn, die dansen, boeken schrijven of misschien straks paardenfluisteraar worden. Daarover gaat het niet. Je kunt bijvoorbeeld ook nog andere vrouwelijke auteurs vragen, en daarvoor aandacht hebben.
We volgen het zeker en vast verder op. Het is belangrijk dat we talent blijven aanboren. We kijken uit naar de verdere ontwikkeling van de initiatieven die worden genomen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mevrouw de Bethune, ik dank u voor uw vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We weten heel goed dat de genderproblematiek in de wereld van kunst en cultuur u na aan het hart ligt en dat u daarin stappen vooruitzet.
In mei verscheen er in Knack een artikel over diezelfde problematiek. Ik heb toen schriftelijk de cijfers over de individuele aanvragen van kunstenaars bij u opgevraagd. Het is minder dramatisch dan in het letterenveld. Bij individuele kunstenaars is de genderverhouding momenteel als volgt: 57 procent van het bedrag wordt aangevraagd door mannelijke kunstenaars en 42 procent door vrouwelijke kunstenaars. Dat is iets beter, maar een fiftyfiftyverdeling is natuurlijk nog beter. Dat wordt dan wel enigszins goedgemaakt bij de toekenningen, waar 55 procent van de budgetten worden toegekend aan mannen en 45 procent aan vrouwen. Wat opvalt, is dat vooral vrouwen veel meer korte beurzen en doorbraakbeurzen aanvragen en eigenlijk minder geld. Dat strookt met de bevindingen van het letterenveld.
We zijn er dus nog niet. We moeten de vrouwelijke kunstenaars aanmoedigen om hoog te mikken, om de ambities hoog leggen. We moeten er blijvend op inzetten om de plafonds en drempels weggewerkt te krijgen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Het is goed om te horen dat zo veel collega’s en fracties hun belangstelling en engagement tonen en dat de minister daarin mee het voortouw neemt.
We moeten dit blijven monitoren. Ik kijk uit naar het charter van 1 april.
De vraag om uitleg is afgehandeld.