Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, mijn vraag gaat over de groepszakenreis naar onder meer Saoedi-Arabië, die georganiseerd wordt door Flanders Investment & Trade (FIT) begin maart. De redenen die daarvoor naar voren worden geschoven, klinken allemaal fantastisch: ‘De Arabische Golfregio bulkt van grootse plannen en projecten’ en ‘Saoedi-Arabië is een absolute place to be vanwege ambitieuze ontwikkelingsplannen die het land zouden moeten doen wegevolueren van olie en gas’. Met name bedrijven die actief zijn in de sectoren van entertainment, sport, bouw en urban development worden aangemoedigd om deel te nemen aan de groepszakenreis.
We hebben het in deze commissie en in de plenaire vergadering al verschillende keren over Saoedi-Arabië gehad. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de dramatische mensenrechtensituatie in dat land. Als je rapporten van mensenrechtenorganisaties leest, kun je dat er onmiddellijk uithalen. Het is hier wellicht niet nodig om mensen te overtuigen, maar ik heb een brochure van Amnesty International bij, die de titel heeft gekregen: ‘10 dingen die je moet weten over het land waar wreedheid koning is’. Daarin staat een oplijsting van alle mensenrechtenproblemen die zich in Saoedi-Arabië voordoen.
Het is daarom zeer verontrustend dat een Vlaams overheidsagentschap als FIT actief Vlaamse bedrijven aanmoedigt om actief te worden in Saoedi-Arabië. Een klassiek tegenargument is dat dit helemaal niet om politieke contacten gaat en dat het helemaal niet over het Saoedische regime gaat, maar over Vlaamse bedrijven die worden samengebracht met Saoedische bedrijven. Daar is niets politieks aan, dat situeert zich in de vrije markt, heet het. Maar als we dan bekijken welke bedrijven en organisaties bezocht worden tijdens die groepszakenreis, kan je niet anders dan concluderen dat dat rechtstreeks met het Saoedische regime is.
Ik ga er even kort door. Er wordt onder meer gesproken met de General Authority for Entertainment, het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de Saoedische entertainmentsector. In het bestuur daarvan is bijvoorbeeld een belangrijke rol weggelegd voor Majid bin Abdullah Al Qasabi, de minister van Handel en Investeringen. De vorige voorzitter van die overheidsinstantie is trouwens in september 2018 ontslagen, omdat hij een cultureel evenement had georganiseerd zonder dat de vrouwelijke artiesten zich hadden gekleed volgens de conservatieve waarden van het koninkrijk. Ook de General Sport Authority wordt bezocht, het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor sport, voorgezeten door de Saoedische minister van Sport.
Er is een bezoek aan het NEOM-project, een prestigeproject van de Saoedische overheid. Het gaat om een aan de noordwestkust gelegen futuristische stad die 500 miljard dollar zou kosten en die bemand zou moeten worden door robots. Dat is bedacht door kroonprins Mohammed bin Salman, ook de grote politieke verantwoordelijke voor het land.
Verder op het programma staat de Qiddiya Investment Company, een entiteit die de ontwikkeling leidt van Qiddiya, een resort waaraan men sinds twee maanden bouwt en dat de centrale entertainment-, sport- en culturele bestemming van Saoedi-Arabië zou moeten worden. Ook dat is volledig in handen van het Saoedische publieke investeringsfonds, waarvan de eindverantwoordelijke ook Mohammed bin Salman is.
We hebben nog de Jeddah Economic Company, mee opgericht en nauw verbonden met de Kingdom Holding Company, het vehikel van prins Al-Waleed bin Talal bin Abdoel Aziz Al-Saoed, die onder meer bekend is van zijn voorstel om honderd Bentley’s te kopen voor de Saoedische gevechtspiloten om hen te bedanken voor het bombarderen in Jemen. En ten slotte is er de Jeddah Development & Urban Regeneration Company, ook weer een overheidsbedrijf, dat instaat voor de vernieuwing van Jeddah.
We spreken hier dus duidelijk over een groepszakenreis die zich richt op het Saoedische regime, waarvan we toch moeten zeggen – en waar u zelf ook al van gezegd heb, minister-president – dat het eigenlijk een schurkenstaat is.
Bovendien kun je stellen, al is dat niet het belangrijkste argument is, dat ook het economische nut van deze missie zeer twijfelachtig is, aangezien internationale analisten er keer op keer voor waarschuwen dat er vooral goede redenen, ook economisch goede redenen, zijn om uit Saoedi-Arabië weg te blijven vanwege de rechtsonzekerheid. Met de woorden van een diplomaat kun je het wettelijke kader in Saoedi-Arabië samenvatten als: “The law is the last thing the king said.” Maar ook als je bijvoorbeeld kijkt naar wat er in The Economist geschreven wordt over Saoedi-Arabië, is dat toch ook iedere keer dat het economisch niet echt goed georganiseerd is. Ik haal er één titel uit: “A prince fails to charm. Saudi Arabia’s economic reforms are not attracting investors. Or creating jobs.”
Maar de belangrijkste vraag is natuurlijk waarom de Vlaamse overheid uitgerekend naar dat land een groepszakenreis opzet en waarom die volledig bestaat uit contacten met vertegenwoordigers van zo’n gruwelijke, moorddadige dictatuur.
Een laatste element dat ik zou willen inbrengen, gaat over de Kamer van Volksvertegenwoordigers, die op 8 juni 2017 een resolutie goedkeurde over hoe we met Saoedi-Arabië moeten omgaan.
Daar staat onder meer in dat het parlement “de Federale Regering verzoekt om in overleg met de deelstaten” – dat bent u onder meer – “de Belgische diplomatieke, militaire, economische, commerciële en energiegerelateerde betrekkingen met het koninkrijk Saoedi-Arabië te onderwerpen aan een grondige reflectie en op EU- en VN-echelon aan te bevelen om de economische betrekkingen afhankelijk te maken van de vooruitgang die het koninkrijk Saoedi-Arabië boekt in de naleving van het internationaal recht, in het bijzonder de mensenrechten.” België vraagt dus onder meer aan Vlaanderen om onder meer heel voorzichtig te zijn met economische betrekkingen. U moet weten dat deze resolutie nog is goedgekeurd voor de gruwelijke moord op de journalist Jamal Khashoggi. Ik blijf het dus zeer bizar vinden dat de Vlaamse overheid deze groepszakenreis nu organiseert.
Minister, wat waren de beweegredenen van FIT om een groepszakenreis naar Saoedi-Arabië te organiseren, terwijl er zoveel andere potentiële partners zijn? Waarom is geen rekening gehouden met de resolutie van het Belgisch parlement? Vindt u het ook niet evident om rekening te houden met minimale ethische standaarden in de uitbouw van internationale handelscontacten? Voor mij de hamvraag: bent u bereid om FIT op te dragen het programma te herschikken en Saoedi-Arabië te laten vallen als bestemming voor de groepszakenreis?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega's, FIT is een extern verzelfstandigd agentschap, aangestuurd door een raad van bestuur en met een gedelegeerd bestuurder aan het hoofd. FIT organiseert jaarlijks meer dan honderd acties wereldwijd, waarvan een dertigtal groepsreizen. De acties van FIT worden niet voorgelegd aan de bevoegde minister. Het is een volkomen eigen bevoegdheid van FIT.
In dit geval is de bestemming van deze groepszakenreis, die FIT – samen met het Agence wallonne à l’Exportation et aux Investissements Etrangers (AWEX) en hub.brussels organiseert – er gekomen op vraag van sectorfederatie Agoria, specifiek voor de sectoren entertainment, sporttechnologie, infrastructuur en urban development.
Ik heb contact opgenomen met de voorzitter van de raad van bestuur en de gedelegeerd bestuurder. Daaruit blijkt dat op geen enkel moment een ethische afweging is gemaakt en dat de politieke stellingname die ik had ingenomen in het parlement, evenmin ter sprake is gekomen. FIT heeft dit beschouwd als een operationele aangelegenheid.
Zoals u weet, houdt deze Vlaamse Regering in haar buitenlands beleid een strikt mensenrechtenbeleid aan. Zo geef ik geen vergunningen voor wapens naar het betrokken land en is het Overlegcomité op zijn laatste vergadering ingegaan op mijn voorstel om bij de Europese Unie te pleiten voor een wapenembargo tegen Saoedi-Arabië.
Ook als is FIT een verzelfstandigd agentschap, dan nog ben ik de mening toegedaan dat FIT zijn activiteiten moet ontplooien in lijn met het regeringsbeleid. Ik heb de nodige info ingewonnen en daaruit blijkt dat het om meer gaat dan business-to-businesscontacten (b2b-contacten) tussen private spelers. Er zijn contacten gepland met overheidsbedrijven en -instanties. Dit strookt niet met mijn beleidslijn ter zake.
De resolutie van de Kamer is vaag. Ze vraagt om erover te reflecteren. Ik neem liever beslissingen. Ik heb liever een beleid te ontwikkelen en dat ook consequent uit te voeren. Ik heb dus gevraagd aan de voorzitter van de raad van bestuur van FIT om de beslissing te herzien. De voorzitter heeft in afstemming met de CEO bevestigd dat de beslissing herroepen wordt. Het staat Agoria vrij op missie te gaan naar Saoedi-Arabië, maar zonder medewerking van het FIT-netwerk.
Ik blijf de lijn aanhouden dat Vlaanderen geen eenzijdige embargo’s aangaat. Wij sluiten wel aan bij embargo’s van de Verenigde Naties en de EU. We hebben die discussie al vaak gevoerd: ik blijf overtuigd – en met mij de meerderheid in deze commissie – dat handel ook met bedrijven in landen die geen democratieën zijn of landen waar mensenrechten worden geschonden, positieve effecten heeft op de situatie ter plaatse. Het leidt tot contacten tussen mensen en is bevorderlijk voor vrede en stabiliteit. Internationale handel is open handel en zorgt ervoor dat er geen conflicten ontstaan. Op die manier kunnen mensen, zeker jonge mensen, in contact komen met ons fundamenteel systeem van rechten en vrijheden.
Deze missie gaat dus gedeeltelijk over b2b-contacten met private bedrijven. Ik vind dus dat ze niet spoort met de beleidslijn die wij als Vlaamse overheid hanteren.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Dit is natuurlijk belangrijk nieuws. Minister-president, ik wil u bedanken voor het feit dat u dit toch heb gevraagd, ook al gaat het over een verzelfstandigd agentschap dat zijn eigen autonomie heeft. Ik vind het goed dat FIT erop ingaat. Ik kan alleen maar positief reageren op wat er nu wordt gezegd.
Ik wil er nog twee dingen aan toevoegen. Ik denk dat het goed is dat FIT nu ook eens naar de toekomst kijkt en naar de manier waarop ethische afwegingen kunnen gebeuren. Het verontrustte mij wat toen de topvrouw van FIT op de radio zei dat als ze met mensenrechten rekening moeten houden ze ook niet naar Texas kunnen gaan, want daar bestaat de doodstraf.
ik denk dat dit een enigszins hallucinante vergelijking is. Op het vlak van de mensenrechten kunnen we Texas niet met Saoedi-Arabië vergelijken. Het is belangrijk dat FIT voortwerkt aan de vraag hoe de ethische overwegingen in de toekomst kunnen worden gemaakt.
Ik ben erkentelijk dat de b2b-contacten niet zullen plaatsvinden. Dat is een goede zaak, maar als het over Saoedi-Arabië gaat, kunnen we sowieso bijna niet vinden dat bedrijven onafhankelijk van het regime kunnen zijn. We weten dat honderden zakenlui en politici die zich te onafhankelijk hadden opgesteld in november 2017 in het Ritz-Carlton hotel werden opgesloten. Sommigen bleven maandenlang opgesloten en werden pas vrijgelaten nadat ze hun loyauteit aan de kroonprins hadden betoond en ook nog eens hadden betaald. Zelfs als het om privébedrijven gaat, moeten we bij toekomstige ethische afwegingen nakijken in hoeverre het effectief om onafhankelijke bedrijven gaat die los van het regime staan.
Minister-president, ik herhaal dat ik natuurlijk erkentelijk ben voor de actie die u hebt ondernomen.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, dit is een interessante vraagstelling en ik ben blij met uw antwoord. We hebben hier al een paar keren over Saoedi-Arabië gepraat en de mensenrechtensituatie is ons natuurlijk bekend. Ik denk dat Saoedi-Arabië bij de wat ouderen onder ons nog altijd wat profiteert van de bondgenootschappen ten tijde van de Koude Oorlog. Toen hoorden ze bij ons. (Opmerkingen van Tine Soens)
Mevrouw Soens, u hebt dat niet meegemaakt, maar bij sommigen leeft nog de idee dat ze aan onze kant staan als het erop aankomt. We moeten daar dringend van af. Indien we nu met een wit blad zouden beginnen en gewoon de mensenrechten of het gevoerd buitenlands beleid zouden beoordelen, zouden we snel vaststellen dat het beleid dat in Riyad wordt gevoerd dikwijls zeer haaks staat op het beleid dat wij willen voeren.
Het verbaast me, bijvoorbeeld, dat de VS zo hard op Iran is gebeten en Saoedi-Arabië altijd de hand boven het hoofd houdt. Als we dat objectief bekijken, zien we op veel punten weinig verschil, behalve dat die twee elkaar naar de keel vliegen en vechten om het regionaal overwicht, maar dat is een ander verhaal.
Mijnheer Vanbesien, de economische argumenten die u hebt aangehaald, vind ik wat minder sterk. Ik denk dat we net daarvoor FIT hebben. Als er een voorstel is, moeten de mensen van FIT op basis van hun expertise de doorslag geven. Wij moeten hier geen politieke afweging maken over hoe interessant dit economisch is. Daarvoor hebben we net een verzelfstandigd agentschap.
Minister-president, we kunnen ons natuurlijk volledig vinden in het standpunt dat u naar voren hebt gebracht en in de actie die u hebt ondernomen. Ik zou alleen voor duidelijkheid willen pleiten. Het is duidelijk dat er geen handelsmissies met u zullen plaatsvinden en dat er geen groepsreizen zullen zijn. Ik denk echter dat wij en de Vlaamse Regering een standpunt moeten innemen over wat al dan niet nog kan. Als Agoria zou gaan, zou er geen steun van FIT zijn. Indien een individueel bedrijf contact opneemt, zou er wel nog steun volgen. Ik vind dat we dergelijke zaken hier op voorhand moeten beslissen. Een ethische afweging is iets wat hier moet gebeuren. We kunnen de ondernemingen niet vragen in te schatten wat onze ethische afwegingen zouden kunnen zijn en dat ze zich hieraan conformeren. We moeten duidelijkheid scheppen.
Tijdens een vorig debat over een ander onderwerp heb ik gesteld dat Saoedi-Arabië met betrekking tot de mensenrechten helemaal bovenaan staat, maar dat dit niet het enige land is. Wat moet er dan met die andere landen gebeuren? Ik vind dat deze commissie, de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement FIT een duidelijk kader moeten aanreiken, zodat de krijtlijnen duidelijk zijn. We kunnen dat niet onduidelijk laten en dan FIT terugfluiten op basis van een vraag om uitleg die hier wordt gesteld of op basis van een of andere uitspraak hier en daar.
Voor het overige tracht ik weg te duwen dat dit land ooit, in de Oost-Westtegenstelling, bij de goeden hoorde. Hetzelfde geldt voor Turkije. De rol van Turkije is veranderd. Het is niet meer het Turkije van de Koude Oorlog en de jaren 1980. Dat is een andere wereld en we moeten daarmee rekening houden.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, ik wil u bedanken voor het stellen van deze vraag om uitleg. Ik heb zelf een vraag om uitleg opgesteld, maar ik heb ze te laat ingediend. Ik heb een schriftelijke vraag ingediend, maar ik ken ondertussen het antwoord.
Minister-president, ik ben blij verrast door uw antwoord dat u de groepszakenreis van FIT zult annuleren. Naar aanleiding van de persartikels had ik dat ook gevraagd. Toen in mei 2017 een hetze was ontstaan naar aanleiding van de Belgische stem om Saoedi-Arabië toe te laten tot de Commission on the Status of Women van de VN, hebt u in deze commissie letterlijk verklaard dat u geen economische missies meer zou organiseren. Ik vond u of uw kabinet hierover in de pers zeer onduidelijk. U hebt toen verklaard dat FIT daar autonoom over beslist en dat u daar politiek niet bij betrokken bent. Ik ben blij te horen dat de reis nu toch wordt geannuleerd. Ik zou u enkel nog opnieuw willen vragen om nu heel duidelijk te zijn en om ook een formeel wapenembargo in te voeren.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president, ik ben ook aangenaam verrast door uw antwoord, maar ik heb het wel anders begrepen. U hebt niet gezegd wat FIT al dan niet mag doen, maar u hebt wel de juiste vragen gesteld. U hebt FIT eigenlijk met een aantal vragen geconfronteerd en FIT heeft dan als extern verzelfstandigd agentschap zelf besloten de eigen beslissing te herzien. Zo heb ik het begrepen.
Of anders moet het seffens even verduidelijkt worden. Ik denk niet dat het de minister-president is geweest die de telefoon heeft genomen en tegen een EVA gezegd heeft dat ze dat niet mogen doen. Dat is niet zo duidelijk. Misschien heb ik dat dan anders begrepen.
Er is voor alle duidelijkheid geen embargo tegen Saoedi-Arabië. Op een moment dat men er zelfs niet in slaagt om Europees een wapenembargo af te kondigen, is het niet aan de orde om over andere embargo's spreken. Als er een embargo moet komen, dan is dat een wapenembargo. De onduidelijkheid zal er altijd een beetje zijn. Je kunt heel moeilijk gradaties maken.
Er zijn wel corruptielijsten en lijsten met de grootste schenders van mensenrechten, maar je kunt de ernst van mensenrechtenschendingen, collectieve en individuele, nooit helemaal in een gradatie vatten om dan te zeggen welk type van handel wel of niet mag. Ik denk dat het een beetje cynisch zou zijn om te gaan zeggen hoe ver je kunt gaan in het schenden van de fundamentele rechten, om bepaalde dingen nog mogelijk te maken, en welke schendingen er moeten zijn zodat die dingen niet meer kunnen. Dat moet altijd het voorwerp zijn van een belangrijke en diepgaande afweging.
Het is goed dat we in het parlement die controlerol kunnen spelen. In die zin is de vraag van collega Vanbesien aan de minister-president over hoe de Vlaamse overheid daarnaar kijkt, helemaal op zijn plaats.
Tot nu toe had ik begrepen dat men geen officiële handelsmissies wilde, geen minister-president, geen ondersteuning aan prinselijke missies en geen andere ministers of belangrijke politieke verantwoordelijken die missies zouden leiden. Ik had ook begrepen dat de leidinggevend ambtenaar van FIT heeft gezegd dat ze om die reden zelf niet zou deelnemen, zodat de missie geen officieel, politiek karakter zou hebben. Maar als men een stap verder gaat en zegt dat het niet opportuun is, dan is dat een goede zaak. Maar dat roept de vraag op over hoe FIT in de toekomst die afwegingen juist moet maken en hoe ver we daarin willen gaan.
Ik denk ten slotte dat de minister-president een punt heeft dat embargo's en het niet-aangaan van contacten op zich nooit de ontwikkeling en de democratisering van een land ten goede komen. Je kunt een sterk signaal geven aan de leiders van zo een land, je kunt hen strategisch het leven moeilijk maken, je kunt bankrekeningen blokkeren en je kunt visa weigeren aan mensen die dicht bij regimes staan.
In Saoedi-Arabië is er een gigantische vervlechting van de koninklijke familie, economische conglomeraten en het hele handelsgebeuren. Dat zit allemaal heel dicht in elkaar vervlochten. Je kunt zeker mensen uit de entourage van de grootste mensenrechtenschenders op zwarte lijsten zetten en dergelijke, maar de idee dat je met bepaalde landen geen handel mag drijven, is voor mij een brug te ver omdat ik geloof dat handel juist contacten mogelijk maakt. Autarchieën zijn volgens mij de landen waar de kans op schendingen en op onrechtvaardigheid het grootst zijn. Ik zou nooit helemaal alle contacten sluiten. Maar in dit geval denk ik, gezien de situatie in Saoedi-Arabië en wat Saoedi-Arabië elders veroorzaakt, dat dit een goede beslissing is.
Ik ondersteun ten volle de handelswijze van de minister-president in dezen. Er is inderdaad een groot verschil tussen b2b, eigen georganiseerde handelsrelaties, voor zover ze koosjer verlopen, als ik dat woord mag gebruiken, en het formeel via een overheidsinstantie ondersteunen van een missie. Minister-president, in dezen denk ik dat pure politieke ethiek vereist dat u binnen het kader van de correcte bevoegdheden – dat hebt u ook zo geschetst – de vraag hebt gericht aan FIT om dit te herbekijken. Ik begrijp dat FIT op die vraag is ingegaan. Ik vind dit een goede aanpak. Ik vind dit ook een aanpak die de algemene vraag van het parlement ter zake ondersteunt. Wat dat betreft, heb ik alle steun daarvoor.
Als voorzitter van de commissie zie ik al een tijd dat er wel eens een ethisch kader zou mogen komen omdat het niet altijd een sui generisverhaal is. Ik denk dat dat echt wel nodig is. We hebben daar al een aantal halve gesprekken over gehad. Of de legislatuur nog lang genoeg zal duren om dat op een of andere manier te kaderen en richting te geven in het Vlaams Parlement, weet ik niet, maar het is wel eens nodig. Op dat ogenblik is het heel duidelijk waar een Vlaams Parlement voor staat en waar niet. Laten we wel wezen, dan is het er voor eens en voor altijd mee gedaan dat men op basis van al dan niet terechte gevoeligheden sui generissituaties aangrijpt. Ik denk dus dat dat ethisch kader nodig is.
Kunnen we dat nog doen? We zullen dat zien. Ik denk dat eenieder die ter zake nog een initiatief wil nemen, dat kan doen onder de vorm van een voorstel van resolutie of iets anders. Het zou niet slecht zou zijn om daar alsnog minstens een begin of een aanzet toe te geven. Dat zal de Vlaamse Regering een stuk comfort bieden in deze vaak delicate aangelegenheden.
De graad van mensenrechten respecteren, de graad van de rechtsstaat, de graad van democratie, is een heel moeilijk te plaatsen gegeven. Tot waar reikt het al dan niet mogen zaken doen, het economische gegeven? Waar begint het niet meer zaken mogen doen op basis van een ethisch kader? In welke mate speelt daarin al dan niet overheidsbetrokkenheid?
Zo heb ik toch uw antwoord begrepen, minister-president: door het gegeven dat er ook overheidsbedrijven en overheidsinstanties zouden worden aangedaan, zou Vlaanderen indirect wel betrokken zijn. U hebt gezegd dat dat voor u een brug te ver was en u hebt, binnen het ter zake geldende kader van zelfstandige agentschappen, verzocht om dat terug te draaien, wat ook is gebeurd. Ik denk dat het verstandig is dat FIT dat heeft gedaan.
Spijtig genoeg brengt markteconomische ontwikkeling niet de facto een ontwikkeling van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten met zich mee.
Ik kan u meegeven dat ik in de Raad van Europa ter zake een rapport in een eindfase heb over de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD). Die was oorspronkelijk opgezet om investeringen te doen in Oost-Europese landen na de val van de Berlijnse Muur, met de bedoeling om via markteconomische ontwikkeling ook democratische evolutie te veroorzaken. En dat is spijtig genoeg niet altijd het geval, om niet te zeggen dat de directe correlatie er niet blijkt te zijn. Dat is ondertussen blijkbaar een heel nieuw domein van economisten en politicologen. De oude insteek was altijd dat markteconomische ontwikkeling een middenklasse creëert en de facto een druk zal geven op democratie. Ze geeft een druk op economische rechtsstaat, maar ze geeft niet de facto druk, in positieve zin, op ontwikkeling van democratie.
Desgevallend wil ik dat gerust eens overmaken ter informatie. Dat is een niet onbelangrijk thema om ook mee te nemen als wij hier alsnog een initiatief zouden nemen om een ethisch kader te ontwikkelen, dat dan faciliterend kan werken naar hetzelfde kader dat de Vlaamse Regering in haar handelsrelaties ondersteunt met overheidsgeld – want daar gaat het dan over.
Slotsom: ik verwelkom uw handelswijze, minister-president. Ik denk dat u daar heel terecht heeft gehandeld, zowel politiek als ethisch. Ik kan alleen uit persoonlijke naam zeggen dat ik deze beslissing en uw handelswijze absoluut positief bejegen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter, en ook de andere collega’s die positieve waardering hebben uitgesproken voor de manier waarop ik deze zaak heb aangepakt. Ik heb inderdaad in het parlement verklaard dat ik geen missies zou organiseren naar Saoedi-Arabië. Ik wil erop wijzen dat er ook missies georganiseerd zijn op mijn vraag. We zijn naar India gegaan op mijn vraag, we zijn naar Iran gegaan op mijn vraag, we zijn naar Vietnam gegaan op mijn vraag. Maar het honderdtal activiteiten dat ik u geschetst heb, waarvan een dertigtal missies, dat is puur een organisatie van Flanders Investment & Trade. Dat wordt niet aan mij voorgelegd. Dat moet ook niet aan mij worden voorgelegd.
In dezen heb ik, gelet op de aard van de contacten, uitdrukkelijk gezegd dat dit niet spoort met het beleid dat ik voer en met wat ik in het parlement verklaard heb. Het spoort naar mijn aanvoelen ook niet met wat hier in dit gremium leeft.
Zowel de CEO als de voorzitter van de raad van bestuur heeft daar ook onmiddellijk op die manier op gereageerd toen ik hen vroeg om dit te herzien. Zij hebben gezegd: ‘Het is een operationele beslissing. We gaan zorgen dat er geen ondersteuning is van het FIT-netwerk in dezen. We gaan die beslissing herzien.’
Hoe moet er in de toekomst gehandeld worden? Ik herhaal dat ik niet een soort Vlaams embargo ga uitroepen. Ik denk dat dat ook de mening van de meerderheid hier is. In dezen staan wij trouwens al alleen. De delegaties blijven komen: Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Finland, deze week opnieuw een Duitse delegatie, in april 2019 het Franse exportagentschap in de sectoren toerisme, sport en entertainment. Wij voeren daar, denk ik, een heel ethisch beleid in. Ik kan me moeilijk inbeelden dat de Franse missie, gericht op die sectoren, ook niet met die staatsbedrijven in contact zal komen.
Ik beklemtoon dat FIT, zowel in zijn raad van bestuur als bij de gedelegeerd bestuurder, naar mijn aanvoelen altijd zeer ethisch en zeer correct werkt. Het heeft ook een heel ondersteunend kader uitgewerkt voor bedrijven, met betrekking tot de hele keten en tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het werkt daaraan mee en stimuleert de bedrijven daarvoor. Het heeft daarvoor informatie op zijn website over de elementen waarmee je rekening moet houden en zo.
Het is mijn aanvoelen dat in dezen inderdaad nog een stap verder kan worden gegaan, waarbij in FIT zelf ook een kader wordt gecreëerd om daarmee om te gaan, natuurlijk zonder dat de operationaliteit in het gedrang komt. Ik ga ook niet zeggen hoe ze dat moeten doen. Ik denk dat er een ethisch kader zou moeten zijn, waarbij wellicht een onderscheid wordt gemaakt of het gaat over zuiver private b2b, dan wel of het gaat over contacten met overheden of met overheidsorganisaties of -bedrijven, waarbij je in een aantal gevallen ook onvermijdelijk in een case-by-casebenadering gaat komen. Is een bedrijf waar PMV een participatie van 10 procent heeft, een overheidsbedrijf of een privébedrijf? Naar mijn aanvoelen blijft dat een privébedrijf, waar dan op een tijdelijke manier een minderheidsparticipatie in zit.
De landen die geen democratie zijn, de landen waar wij vanuit onze benadering van fundamentele rechten en vrijheden problemen hebben met mensenrechten, zijn legio. Er zijn er in de wereld helaas veel meer zulke dan andere.
Ik blijf erbij – en ik heb begrepen dat dat ook de mening is van de voorzitter en van collega’s Kennes en Van Overmeire – dat wij in dezen er ook van moeten uitgaan dat handel al van oudsher mensen bij elkaar gebracht heeft en een positief effect kan hebben. Ik heb dat ook vastgesteld in Iran. FIT moet daar tot een gebalanceerde versie kunnen komen. Dat is een verzelfstandigd agentschap. Het is dus niet aan mij om te zeggen dat ik daar een besluit over ga maken en dat ook ga opleggen. Mijn aanvoelen is trouwens dat FIT ook op die lijn zit. Hier is dat wel, zoals mij is meegedeeld, als een puur operationele beslissing beschouwd. En dus denk ik dat als men plannen en een planning maakt en vragen binnenkrijgt, er ergens een toetsingskader moet zijn om te zeggen: ‘we gaan daarin mee en werken daaraan mee’ of ‘we doen dat niet’. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Iedereen voelt hier ook aan dat daar verschillende zaken mee in de afweging zullen moeten komen. In een aantal gevallen zul je ‘case by case’ tot oordelen moeten komen.
Ik ga die suggestie doen aan Flanders Investment & Trade en ga ook vragen dat daar werk van wordt gemaakt, zonder dat wij eenzijdig maatregelen zouden gaan nemen waarbij we zeggen dat we onze bedrijven een embargo opleggen om daar handel te gaan drijven. Dat is trouwens niet onze bevoegdheid.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Er wordt hier gezegd dat het interessant zou zijn dat FIT een verfijnder kader voor de ethische afwegingen zou hebben.
Er wordt ook gezegd dat de besluitvorming totaal operationeel is gebeurd en dat er nooit een ethische toetsing is gemaakt. Er moet misschien eens worden nagegaan hoe dat komt. Er mag dan al een verfijnder ethisch kader zijn, maar als de toetsing niet gebeurt dan ben je ook niets met het kader.
Nogmaals, ik ben vooral tevreden dat onder meer een parlementaire actie dit tot gevolg heeft. Misschien is het een idee om FIT uit te nodigen, niet om hen te controleren, maar om in overleg te gaan en om te horen op welke manier ze er in de toekomst mee zullen omgaan. Het is een voorstel aan de voorzitter van de commissie om hen eens uit te nodigen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.