Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
De aanleiding van mijn vraag ligt in een artikel van het Britse instituut voor de auto-industrie, het Institute of the Motor Industry (IMI), waarin werd aangehaald dat liefst 97 procent van de automecaniciens niet klaar is voor de elektrische automarkt. Ze zouden niet gekwalificeerd zijn om met deze nieuwe technologieën aan de slag te gaan. Deze wagens vragen een heel andere kennis en, eerlijkheidshalve, naar we vernemen ook minder onderhoud. En zelfs al is men gekwalificeerd – dat zou 3 procent zijn – is de meerderheid hiervan actief als verkoper bij een dealer in de autosector.
Nieuwe trends en ontwikkelingen gaan steeds gepaard met nieuwe kennis en bijkomende scholing. Wie niet bijblijft, dreigt af te haken. Het is niet alleen van belang in de autosector dat de industrie zich heruitvindt, ook in de telecomsector is dat het geval, zoals we de voorbije 24 uur hebben gehoord. Ook andere sectoren evolueren snel tot zeer snel. Regelmatig bijscholen is essentieel.
Anderzijds maken we een beweging mee waarbij zelfstandigen straks zonder kwalificatie in sectoren kunnen starten. Nochtans is ook bij hen levenslang bijscholen van groot belang.
Waar er bij de auto-industrie eerder een kwantitatief probleem schuilt in kennis bij automecaniciens, dreigt in de bouwsector eerder een kwalitatief probleem te ontstaan, zo zegt bijvoorbeeld de Confederatie Bouw.
Minister, is er cijfermatig een zicht op de Vlaamse situatie? Is deze gelijkaardig aan de Britse? Dan gaat het vooral over de automobielsector maar eventueel ook over andere sectoren. Welke ondersteuning biedt Vlaanderen bij deze transformatie? Via welke initiatieven kunnen we de kmo’s hierin ondersteunen? Heel veel autogarages zijn immers nog altijd kmo's, ondanks de schaalvergroting die ook in die sector heeft plaatsgevonden.
Hoe bereidt Vlaanderen zich voor op de elektrificatie van het Vlaamse wagenpark? Welke stappen ondernemen opleidingsverstrekkers actief in de automechanica? Worden de opleidingsfondsen van de specifieke sectoren en eventueel van duale of andere schoolopleidingen meegenomen in de modernisering en actualisering van de kennis?
Hoe bereiden garagehouders zich voor op de omwenteling in hun sector? Hoe worden werknemers en zelfstandigen binnen andere sectoren voorbereid op nieuwe trends en ontwikkelingen, niet alleen met het oog op de kwantiteit maar ook in het kader van de consumentenbescherming bijvoorbeeld, op de kwaliteit van de dienstverlening?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Bothuyne, wat de kwalitatieve mismatch betreft, hebben we op Vlaams niveau weinig databronnen met recente gegevens tot op het niveau van de sector. Als ik naar Belgische cijfers kijk, dan blijkt dat in de verwerkende nijverheid in het tweede kwartaal van 2018 13 procent van de bedrijven in België productiebelemmeringen kent wegens onvoldoende geschoolde arbeidskrachten. Als ik dat cijfer vergelijk met het Verenigd Koninkrijk, waar het 21,4 is, is er toch een merkelijk verschil.
Als ik wat dieper inga op de opleidingen, dan kunnen we aan de hand van het aantal gevolgde gecertificeerde opleidingen omtrent hybride en elektrische voertuigen (HEV’s) een inschatting maken van het aantal automecaniciens dat al een opleiding heeft gevolgd. De inschatting is dat gemiddeld 50 procent van onze automecaniciens een of andere vorm van een gecertificeerde opleiding heeft gevolgd. Ook volgden werknemers in de automobielindustrie in 2017 gemiddeld 19,6 uur bijkomende opleiding. Ter vergelijking: in de bouw was dat 11,6 procent.
De situatie in België is dus heel anders dan die in Groot-Brittannië en valt dus niet zomaar te vergelijken. De uitdaging is er niet alleen ten aanzien van elektrische en hybride voertuigen, je hebt ook de zelfrijdende voertuigen, de veiligheid, de mechaniek op zich die verandert, zoals uzelf zegt. Het is dus een sector waar de uitdagingen heel divers zijn, maar dat geldt uiteraard voor alle sectoren.
Wat de kwantitatieve mismatch betreft, wordt er een stijging opgetekend in de vacaturegraad, waarbij er een zeer grote vraag is naar STEM- (Science, Technology, Engineering, Mathematics) en ICT-profielen. Dat heeft Agoria naar voren gebracht. Anderzijds kunnen we zeggen dat de tewerkstelling in deze sector minder onderhevig is aan een grote vervangingsvraag ten gevolge van de uitstroom van gepensioneerden. Dat profiel stroomt immers niet direct uit.
Met tal van initiatieven ondersteunen we burgers, zowel werkzoekenden, werknemers als leerlingen, en bedrijven bij transformaties zoals deze. Via de sectorconvenants appelleer ik sectoren om na te denken over de uitdagingen waar ze voor staan en ik probeer hen tot engagementen te brengen. Digitalisering wordt in de huidige generatie sectorconvenants door 27 sectoren gezien als een belangrijke uitdaging. Sectoren zijn zich dus bewust van de belangrijke invloed die dit zal hebben op de competenties die nodig zijn in de sector. Daarnaast zijn competenties van de toekomst een van de verplichte thema’s in deze sectorconvenants. In alle 34 sectorconvenants zijn dan ook acties opgenomen die een antwoord willen bieden op de uitdagingen en competenties van de toekomst.
Het zou me te ver leiden om van die 34 sectoren een opsomming te geven van initiatieven omdat ze zeer divers zijn. Maar als u dat interesseert, kunnen we die overmaken of kunt u ze via een schriftelijke vraag opvragen.
Ik kan dan daarnaast nog een ander initiatief naar voren brengen. In mei 2017 lanceerde het Europees Sociaal Fonds (ESF) de SCOPE-oproep. Deze SCOPE-oproep staat voor Strategische competentieprognoses voor erkende organisaties. De bedoeling daarvan was om speerpuntclusters, onze innovatieve bedrijfsnetwerken en onze strategische onderzoekcentra (SOC’s) uit te dagen om via de ‘Vlaams arbeidsmarktonderzoek van de toekomst’-methodiek (VLAMT-methodiek) een prognose uit te voeren over de toekomstige uitdagingen op het vlak van de competenties die in een cluster of netwerk van bedrijven in kaart konden worden gebracht.
Acht van die speerpuntclusters en innovatieve bedrijfsnetwerken zijn op 1 november 2017 met een jaartraject gestart. In oktober 2017 werd een tweede oproep gedaan en dan zijn er drie bijkomende speerpuntclusters en netwerken vanaf 1 april 2018 aan de slag gegaan.
Daarnaast stimuleer ik het bijblijven van burgers met de competenties die de arbeidsmarkt vraagt door tal van structurele maatregelen. Die kent u: werkplekleren, zowel voor werkzoekenden als voor leerplichtige jongeren. Maar u weet ook dat we volop bezig zijn met de uitvoering van het opleidingsincentiveakkoord dat we met de sociale partners op 11 juli 2017 hebben ondertekend.
Bedrijven kunnen zowel voor ondersteuning in de vorm van opleidingen als voor advies terecht bij de kmo-portefeuille, maar ook bij de kmo-groeisubsidie. Via de strategische transformatiesteun (STS) is er bij transformatieprojecten de mogelijkheid tot ondersteuning voor opleidingen.
Flankerend blijven we ook inzetten op het ‘Science, Technology, Engineering and Mathematics’-actieplan (STEM-actieplan). We hebben op het einde van 2018 tijdens de laatste ministerraad 13 addenda bij sectorconvenanten voor STEM goedgekeurd. Die gaan nu van kracht. Via het impulsprogramma artificiële intelligentie (AI) en cyber security hebben we dan eveneens iets wat daarop inzet.
Ten slotte volg ik ook de aanbevelingen die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) recent formuleerde rond digitalisering verder op.
Reeds vanaf 2011 heeft het kennis- en opleidingscentrum van de autosector en aanverwante sectoren (EDUCAM) specifieke opleidingen uitgewerkt om veilig en bekwaam te kunnen werken aan die hybride en elektrische voertuigen. Werknemers die de opleiding volgen en slagen, krijgen een door heel de sector gegeerd certificaat. Ik kan toch zeggen dat het binnen de sector een plus is als je dat certificaat hebt.
Vanaf 2018 is er ook de verplichting opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van de garagesector, dat iedere werknemer die werkzaamheden verricht aan hybride en elektrische voertuigen moet beschikken over een erkend HEV-certificaat van de sector.
Door in te zetten op competentieprognoses en de intentie om deze ook trachten te vertalen in beroepskwalificatiedossiers, kunnen we, als we deze kwalificaties eenmaal hebben beschreven, ze makkelijker omzetten in leerprogramma’s, leertrajecten en duale standaardtrajecten. Ik denk dat we zo ook een oplossing zoeken en bieden voor de mismatch die we momenteel nog vaststellen. Daarnaast hebben we ook structurele maatregelen ter bevordering van de opleiding en de werkervaring die ervoor moet zorgen dat burgers en bedrijven de omwenteling kunnen opvangen.
Ik denk dat het wel een groot verschil is met de aangehaalde studie in Groot-Brittannië. Wij hebben hier toch een heel actieplan. Dit is, denk ik, een mooi voorbeeld van hoe je het moet aanpakken. Je weet dat dit eraan komt, we geven de opleidingen, de sector zelf doet grote inspanningen. Ik denk dat dit in de juiste richting gaat.
In uw vraag over de andere sectoren, kan ik zeggen dat de ondersteuning waarover ik het eerder had, voor alle sectoren geldt. Ik heb u ook gezegd hoeveel sectorconvenanten daarop inspelen, de ene verplicht, de ander op eigen initiatief, maar zodanig dat iedereen aan de slag kan gaan. Het doet mij ook veel plezier dat veel sectoren dat effectief doen.
Dan hebben we ook nog VDAB die voorziet in een bijzonder aanbod inzake soft skills en 21e-eeuwse vaardigheden door workshops en online modules. Ik denk dat we daar een compleet pakket hebben. Ook voor die sectoren waar nog minder gebeurt, biedt VDAB toch een aantal alternatieven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het doet deugd om te horen dat we in Vlaanderen vrij volledig bezig zijn in het aanscherpen van competenties en het in kader brengen van competenties van de toekomst.
Het is belangrijk dat daarop actie volgt, door bijvoorbeeld het ESF-programma. Het omvat dan elf sectoren of bedrijvenclusters. Dat na het in kaart brengen van de benodigde competenties daaruit ook leerprogramma’s en opleidingen worden gedestilleerd, zowel bij initieel als volwassenonderwijs, SYNTRA en andere opleidingsactoren, dat moet goed worden bewaakt, zodat we effectief tot actie kunnen overgaan.
Als ik uw cijfers hoor, is de garage- of automobielsector daar op dat vlak een goed voorbeeld van indien 50 procent van de betrokken werknemers al een bepaald certificaat heeft om bijvoorbeeld met elektrische auto’s aan de slag te gaan. Dit duidt toch op een positieve evolutie. Er blijft wel nog 50 procent over, dus ik denk dat daar inspanningen moeten blijven gebeuren. EDUCAM en de sector kennende, zal men dat ook blijven doen. Het is ook noodzakelijk gezien de marktevolutie.
Wat de sectoren betreft, zijn er dus 27 die zelf een item over digitalisering in het sectorconvenant hebben opgenomen. Hoe wordt dat verder opgevolgd? Hoe worden hiervan de resultaten gemeten? Dat zal natuurlijk van sector tot sector afhangen, maar misschien hebt u een algemeen zicht op hoe dit wordt aangepakt,. Dat is uiteraard bijzonder belangrijk in functie van de toekomst van onze arbeidsmarkt.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij de interessante vraag van collega Bothuyne. Minister, als je de sector naar deze problematiek vraagt, dan hoor je bijvoorbeeld dat merkgarages heel goed bezig zijn, wat logisch is, want zij zijn er volop in aan het investeren. Hun techniekers en mecaniciens genieten volop van opleidingen en overgangscursussen. De universele garages, zoals ik ze noem, lopen nog voor een stuk achter en zij moeten nog stappen zetten om diezelfde zaken te doen.
U verwees zeer terecht naar EDUCAM en naar de attestering die het geeft. Het is inderdaad opgenomen via cao dat ze die certificaten krijgen. Bij de sector hoor je echter dat dat een zeer goede tijdelijke oplossing is, maar dat ze eigenlijk zouden willen dat die wettelijk verankerd wordt, zodat er echt een wettelijke attestering zou komen waarmee ze verder kunnen. Dat is vandaag de dag nog niet het geval. Mijn eerste vraag is of u er zicht op hebt of die certificaten en kwalificaties een wettelijk karakter kunnen krijgen, zodat dat universeel wordt in plaats van dat het tijdelijk wordt opgelost via een cao, zoals nu.
Een tweede bijkomende vraag is de volgende. Ik hoor dat de sector het jammer vindt – en dat is misschien ook iets voor uw collega, Vlaams minister Hilde Crevits – dat een zevende specialisatiejaar waarin die overgangsvaardigheden aangeleerd zouden worden, door de hervorming van het onderwijs verdwenen is in het technisch secundair onderwijs (tso) en overgeheveld zou worden naar het hoger beroepsonderwijs (hbo5). Leerlingen zouden die vaardigheden daar dan kunnen aanleren en niet meer in een zevende specialisatiejaar, en dat vindt de sector toch wel een verlies. Mijn vraag is of u daar als minister mee bezig bent en of u daarover contact kunt opnemen met de sector zelf en met minister Crevits, om te zien of je mensen die met deze thematiek bezig zijn, via het onderwijs rechtstreeks kan aanspreken.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Ik wil ook inpikken op de opmerking van collega Annouri over Onderwijs. Collega Bothuyne stipt een terecht punt aan, als hij spreekt over de voorbereiding op de toekomst. De automobielindustrie is in volle ontwikkeling, maar, als je kijkt naar de lijst van opleidingen duaal leren die in 2017 opgestart zijn, dan zie je dat die grotendeels vertrekken van de huidige situatie. Ik heb die oefening een tweetal maanden geleden eens gedaan voor de chemie-industrie en het viel mij daar op dat alles wat hernieuwbare energie en circulaire economie betreft, in de minderheid was. Er waren daar een 5-tal opleidingen rond, terwijl er 34 opleidingen haartooi waren, om maar een voorbeeld te geven. Haartooi is een zeer klassieke sector, terwijl de meer technologische, innovatieve sectoren ondervertegenwoordigd zijn. Ik heb toen gepleit voor meer focus op toekomstgerichte opleidingen en ik denk dat dat voor de automobielindustrie nog relevanter is, omdat die nu in volle ontwikkeling is. We mogen jongeren vandaag niet opleiden in technieken van gisteren. Daarom zou ik willen vragen hoe de samenwerking met Onderwijs loopt en of men daar ook meer durft te innoveren dan vandaag. Nu kantelt men vooral de bestaande opleidingen in het systeem van duaal leren in.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil een paar reacties geven. Collega Bothuyne, ik ben het helemaal met u eens dat we ook tot actie moeten overgaan, als we het in kaart brengen. Dat lijkt ook het geval te zijn. Iedereen moest werken rond competenties van de toekomst en ik denk dat digitalisering in heel wat sectoren een element is. En als je dan ziet dat 27 sectoren ook effectief die stap zetten, dan denk ik ook dat die actie er is. We zullen dat echter verder opvolgen en evalueren. Bij de evaluatie en de monitoring van de sectorconvenant zullen we dat effectief doen.
Als je ziet dat 50 procent die opleiding al gevolgd heeft en dat certificaat al heeft gehaald, dan vind ik de huidige situatie goed, al gaat het natuurlijk om een momentopname. We weten ook dat niet alle auto’s al elektrisch of hybride zijn en dat dat de eerste jaren niet direct zal veranderen. Ik denk dan ook niet dat het nodig is dat iedereen dat certificaat heeft. Het is wel goed dat we al aan 50 procent zitten, en ik veronderstel dat dat percentage gestaag zal stijgen.
Collega Annouri, ik ben niet honderd procent zeker dat ik heb begrepen wat u graag wettelijk zou zien. Voor zover ik weet, is een cao van de garagesector, als die er is, wettelijk verankerd en moet je dat certificaat halen, als in die cao staat dat je erover moet beschikken. Die wettelijke basis is er dus. Ik weet niet wat u juist vraagt, want ik denk dat de wettelijke verankering er al is met de cao, die zegt dat je pas aan een hybride of elektrische wagen kunt werken als je een HEV-certificaat hebt. Ik begreep niet voor honderd procent wat u graag wettelijk verankerd zou zien, want zowel dat certificaat als de verplichting om het te halen is er. Die verplichting zit in de cao vervat. Ik zie niet in welke verplichting u nog extra wenst.
Uw opmerking rond Onderwijs zal ik uiteraard overmaken aan minister Crevits. Collega Kherbache en Annouri, het is natuurlijk ons grootste pleidooi dat opleidingen die in scholen gegeven worden, nauw aansluiten bij wat er gebeurt in het bedrijfsleven, zonder specifiek voor één bedrijf te werken, al heb ik – voor alle duidelijkheid – niemand dat laatste horen zeggen. Naar mijn aanvoelen krijgt de samenwerking tussen bedrijven en scholen dankzij dat duaal leren eigenlijk een boost. Je ziet daar dat de wisselwerking, waaronder ook de terbeschikkingstelling van materiaal, meer en beter is, als men elkaar beter leert kennen. Dat duaal leren heeft daar volgens mij toch wel een extra stimulans aan gegeven, maar ik ben het er volledig mee eens dat het werk nog niet af. Ik ben er zeker van dat zowel ikzelf als minister Crevits ons daar bewust van zijn. Het zal een werk van lange adem zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
We vinden dit kamerbreed een bijzonder belangrijke thematiek, maar we moeten ook kamerbreed vaststellen dat er in Vlaanderen heel wat initiatieven worden genomen en dat het op een positieve manier evolueert, zij het dat er uiteraard nog werkpunten zijn. Duaal leren is opgestart. Als ik de lijst van opleidingen zie, zie ik niet alleen de wat vertrouwde namen van opleidingen en opleidingsvormen, maar zie ik vooral nog altijd bso-opleidingen, terwijl de uitdaging is duaal leren zo te profileren dat het gaat over het totaal van het onderwijs. Ik weet dat ik u daar niet van moet overtuigen, minister. De meesten hier in de commissie zullen het daarmee eens zijn. Maar het is en blijft belangrijk dat we duaal leren zo snel mogelijk uitrollen over ons totale secundair onderwijs en hoger onderwijs.
Wat betreft de sectoren die bezig zijn voor de bestaande werknemers en eventueel potentiële werknemers in hun sectoren: er zijn goede voorbeelden en er zullen ongetwijfeld ook minder goede voorbeelden zijn, vandaar de vraag om dat zeker goed te monitoren en om eventueel sectoren die dreigen achter te blijven of vertraging op te lopen op het schema, te ondersteunen en hen te wijzen op de nood om tot actie over te gaan. Wij zullen het alleszins ook blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.