Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, op 5 november 2018 vond in Middelburg de vierde Vlaams-Nederlandse regeringstop plaats. Op die tweejaarlijkse top tussen de beide ministers-presidenten kwamen verschillende thema’s aan bod, bijvoorbeeld grensoverschrijdende infrastructuurprojecten.
Minister-president Bourgeois liet in de commissie Buitenlands Beleid van 13 november weten dat tijdens de top in Middelburg werd voorgesteld een gezamenlijke studie in de markt te zetten om te bekijken of we bij grensoverschrijdende infrastructuurprojecten één vergunningentraject kunnen volgen met één milieueffectenrapport, één openbaar onderzoek, één vergunnings- en beroepsprocedure. Er zou ook worden nagedacht over één gemeenschappelijke Raad van State.
Minister, aangezien het omgevingsbeleid onder uw bevoegdheid valt en niet onder die van de minister-president, stel ik u graag enkele vragen. Hoe staat u tegenover het idee van een gemeenschappelijk vergunningstraject voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten tussen Vlaanderen en Nederland? Acht u dit praktisch en juridisch mogelijk voor alle aspecten van het traject, zoals onder meer de milieueffectrapportage, de inspraakprocedure, het vergunningentraject en de beroepsprocedure? Kunt u wat meer toelichting geven over wie de studie in de markt zal zetten? U kunt natuurlijk niet vanuit Nederland spreken, maar welke instanties zijn daar vanuit Vlaanderen bij betrokken? Wie zal de studie coördineren? Welk tijdpad zal er worden vooropgesteld?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, ik hoef u niet uit te leggen dat het planmatig en vergunningsmatig realiseren van heel grote projecten complex is. Daar komt de MER-procedure (milieueffectenrapport) bij kijken, met onder andere het plan-MER, het project-MER, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Espoo en het Verdrag van Aarhus en ik kan zo nog een tijdje doorgaan.
In Vlaanderen hebben we daarvoor zelf de Complexe Projecten opgericht, zoals u weet, maar we weten allemaal dat het nog veel moeilijker is, als het om een grensoverschrijdend project gaat. Dat besef begint ook te groeien in Europa. We hebben onder andere de TEN-E-verordening (Trans-European Networks for Energy), die afstemming mogelijk maakt bij grote grensoverschrijdende energie-infrastructuurwerken. Nu is Europa ook aan het nadenken over de TEN-T-verordening (Trans-European Transport Networks) of -richtlijn, die over grensoverschrijdende transporten zou gaan.
Je ziet dus dat er eigenlijk een tendens ontstaat om dat sectorspecifiek aan te pakken. Ik ben daar eigenlijk niet zo gelukkig mee. Ik denk dat het veel beter is om dat generiek aan te pakken.
De Europese Commissie heeft ook een voorstel van verordening gelanceerd, dat in een aantal mechanismes voorziet om juridische en administratieve belemmeringen aan te pakken bij grensoverschrijdende verbanden. De voorgestelde verordening maakt het mogelijk dat een lidstaat beslist het recht van de naburige lidstaat toe te passen. We moeten natuurlijk nog zien of het voorstel haalbaar en doelmatig is, maar de problematiek ligt wel op tafel.
Minister-president Bourgeois wil inderdaad ook een generieke oplossing voor plannen en projecten. We zitten daar op hetzelfde spoor. Het is dus een heel interessante testcase om te kijken of we daarin voor Vlaanderen en Nederland naar een generieke oplossing kunnen toewerken.
De eerste stappen zijn nu gezet door bij Nederland naar bereidheid te polsen. Die bereidheid was er op hoog niveau. Op dit moment zijn onze diensten nog in gesprek met de Nederlands diensten, maar dat moet nog concreter uitgewerkt worden. Ik zal erop aandringen dat ze die contacten zelf snel intensifiëren.
Als we een studie opstarten, zullen we de resultaten waarschijnlijk niet meer zien tijdens deze legislatuur, want het zal wel heel complex zijn. Het lijkt me wel iets wat we als leidraad kunnen meenemen voor een volgend regeerakkoord.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dank u, minister.
Inderdaad werken we hier in een Europese context. Dat is duidelijk. In het verleden hebben Vlaanderen – of België – samen met Nederland of de hele Benelux al vaker een voortrekkersrol kunnen spelen in die Europese en internationale grensoverschrijdende samenwerking. Ik zou het plezant vinden, als we dat hier ook in dit soort aangelegenheden zouden kunnen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.