Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het toelatingsexamen arts en tandarts en afstemming met de artsenquota
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sinds ook in de Franse Gemeenschap een ingangsexamen arts/tandarts is ingevoerd voor de studies geneeskunde, leek het of daarmee uitvoering werd gegeven aan de afspraken binnen de Federale Regering in verband met de aantallen studenten geneeskunde.
Via een persmededeling op 28 april 2017 van mevrouw De Block, federaal minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid – op dat moment was ze enkel voor die bevoegdheden bevoegd – werd bekendgemaakt dat vanaf 2024 gewerkt zal worden met een algemeen Belgisch quotum voor artsen, dat dan op basis van een berekening door het Rekenhof verdeeld wordt over de gemeenschappen. Afwijkingen die de voorbije jaren zijn ontstaan aan Franstalige zijde zouden worden weggewerkt door een correctie, en er zou een handhavingsmechanisme komen dat ervoor zorgt dat de gemeenschappen deze quota naleven.
Op de commissievergadering van 25 oktober jongstleden hadden we het over de vaststelling dat aan de Franstalige opleidingen tot arts in ons land nu wel dubbel zoveel studenten beginnen dan er beschikbare RIZIV-nummers zijn. De minister bevestigde dat er inderdaad 1138 kandidaten geslaagd waren voor de toelatingsproef voor arts, terwijl het geplande contingent voor de Franse Gemeenschap na compensatie op 505 kandidaten ligt. Er zou overleg volgen op een vergadering met Waals minister Marcourt op 14 november.
Ik heb daarom de volgende vragen, minister.
Wat is het resultaat van het overleg van 14 november met minister Marcourt, minister van Hoger Onderwijs in de Franse Gemeenschapsregering?
Hoe zal men eraan werken om de aantallen beginnende studenten aan de artsenopleidingen in de verschillende landsdelen correct af te stemmen op het aantal beschikbare RIZIV-nummers?
Welk handhavingsmechanisme zal worden gehanteerd om te garanderen dat de gemeenschappen zich houden aan de mogelijke quota nu en in de toekomst?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de never ending story van het toelatingsexamen arts/tandarts: er zijn in deze commissie twee parlementsleden die daar steevast op terugkomen, ook vandaag.
Tijdens de commissievergadering van 25 oktober jongstleden deelden we in deze commissie Onderwijs naar aanleiding van mijn vraag om uitleg inzake de aanpak van het toelatingsexamens arts/tandarts in de Franse Gemeenschap gezamenlijk de verontwaardiging over de gevolgen van die toelatingsproef geneeskunde in de Franse Gemeenschap. Voor de volledigheid schets ik kort de problematiek nog even. In april dit jaar legde de federale ministerraad de artsenquota vast voor het jaar 2024, het jaar waarin de eerste artsen afstuderen die vorig jaar aan hun opleiding begonnen zijn. Voor Vlaanderen gaat het om 859 plaatsen, voor de Franse Gemeenschap om 586. Omdat er in de voorbije jaren te veel artsen zijn afgestudeerd bij onze zuiderburen, wordt dit aantal verlaagd tot 505. Dat is de zogenaamde ‘lissage’, die gecompenseerd wordt. Nu blijkt echter dat er in de Franse Gemeenschap dit academiejaar dubbel zoveel studenten – meer dan 1000 – de studies zullen aanvatten dan er aan de slag kunnen gaan na het afstuderen. Een ongeziene en onverantwoorde meerkost voor de maatschappij én een teleurstelling voor de betrokken studenten die hun beroep uiteindelijk niet zullen kunnen uitoefenen.
Ik verwijs er nog even naar, collega’s, dat dat ook het probleem was in het verleden. Toen werden er toch telkens, met de mantel der liefde, RIZIV-nummers uitgedeeld, omdat er gezegd werd: ‘Dat kan nu toch niet? Die hebben zo lang gestudeerd, en nu zouden die het beroep niet kunnen uitoefenen?’
Een klein aantal meer dan er RIZIV-nummers zijn, dat is te verantwoorden doordat studenten soms van studierichting veranderen. Maar dubbel zoveel, dat kan op geen enkele manier verantwoord worden. Wij vrezen dan ook dat zich in 2024 hetzelfde probleem zal voordoen als in alle voorgaande jaren.
Minister, u gaf tijdens de commissievergadering aan dat u op 14 november een gesprek over deze problematiek zou hebben met minister Marcourt van de Franse Gemeenschap. Ten tweede gaf u ook aan dat er betreffende de subquota momenteel gesprekken lopen tussen de onderwijsadministratie en het Agentschap Zorg. Naar aanleiding van uw antwoord hebben we getracht een voorstel van resolutie op te maken om u bij uw overleg met minister Marcourt te ondersteunen vanuit het Vlaams Parlement, maar jammer genoeg is dat voorstel van resolutie niet geland.
Minister, heeft het overleg met minister Marcourt plaatsgevonden op 14 november? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Zal er worden ingegrepen op de procedure? Zo neen, waarom niet en wanneer staat het overleg dan gepland?
Wat is de stand van zaken betreffende de subquota? Wat zijn de gevolgen van het overleg en de subquota voor de Vlaamse opleidingen? Ik heb het dan niet over de stijging die u recent hebt aangekondigd. Dat is een ander verhaal. Het gaat specifiek over de totale quota en het feit dat men in de Franse Gemeenschap dubbel zo veel mensen toelaat.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, u weet dat deze problematiek mij ten zeerste bekommert.
Het overleg heeft plaatsgevonden op 14 november, zoals aangekondigd. Ons kabinet heeft nog eens verduidelijkt dat de federale afspraken belangrijk zijn en dat ze moeten worden nageleefd – hetzelfde dus wat ik hier in de commissie al had gezegd en wat ik ook per brief heb overgemaakt.
Het kabinet-Marcourt wees erop dat ze op vraag van de federale overheid een toegang tot de artsenopleiding georganiseerd hebben, maar daarbij vertraging opliepen door studenten die beroep aantekenden bij de Raad van State. Ik heb aangeboden om gebruik te maken van onze expertise op dat vlak, zodat experten hun ervaringen kunnen uitwisselen. Dat is eigenlijk het voortzetten van een traject dat we vorig jaar gestart zijn: in 2017 zijn twee medewerkers van de Académie de Recherche et d’Enseignement Supérieur (ARES) naar Brussel gekomen om te zien hoe de organisatie van het Vlaamse toelatingsexamen arts en tandarts verliep. Sindsdien zijn er nog geregeld contacten geweest om verdere praktische informatie uit te wisselen.
Het afstemmen van de aantallen startende studenten op het aantal beschikbare RIZIV-nummers gebeurt in Vlaanderen door middel van het toelatingsexamen en, sinds vorig jaar, de numerus fixus, het vastgelegde aantal studenten. De uitgebreide toelichting bij hoe we tot de startquota kwamen, kunt u vinden in de memorie van toelichting van 8 december 2017 bij het wijzigingsdecreet van de codex. Het federale contingent voor Vlaanderen wordt daarbij als uitgangspunt gebruikt. De meest recente KB’s daarover stellen 928 artsen en 136 tandartsen voorop. Wij hebben op basis daarvan de Vlaamse startquota berekend.
Vorige vrijdag, collega Daniëls, hebben we als Vlaamse Regering de principiële goedkeuring gegeven aan de startquota voor volgend jaar. Het zijn er een klein beetje meer, namelijk 1153 studenten geneeskunde en 147 studenten tandheelkunde. Ons startquotum ligt hoger dan het federale contingent omdat we onder meer rekening houden met de uitval van studenten. Zowel tussen toelatingsexamen en inschrijvingen, als tijdens de bachelor- en masteropleiding, en na de masteropleiding, beslissen studenten soms om te stoppen. De uitval wordt bij ons berekend op basis van de effectieve uitvalcijfers van de voorbije jaren. We hebben in Vlaanderen ook een langere traditie in het organiseren van een toelatingsexamen dan de Franse Gemeenschap. Het eerste toelatingsexamen dateert bij ons van 1996. Wij willen niet dat jongeren na jarenlange studies niet de kans krijgen om het beroep van arts of tandarts uit te oefenen omdat er onvoldoende RIZIV-nummers zouden zijn.
Op zich, collega’s, heeft wat er in de Franse Gemeenschap gebeurt geen impact op onze aanpak omdat de manier waarop de contingenten zullen worden berekend voor een heel aantal jaren vastligt, alsook het pakket. In Wallonië is men zich daar nu over aan het buigen. Het overleg met minister Marcourt heeft dus geen effect op onze Vlaamse opleidingen. Wij gaan gewoon door met het vernieuwde systeem.
De subquota kunnen een impact hebben op het aantal afgestudeerde masters die in een vervolgopleiding willen instappen, maar ook hier wijzigt er niet veel aan de praktijk zoals we ze vandaag kennen: het is de bedoeling dat elke masterstudent ook in een specialisatie kan starten.
Wat de subquota betreft, collega Daniëls, is men vanuit Welzijn aan het werken aan een decretaal kader. Er zal ook een Vlaamse commissie voor de planning van het medisch aanbod opgericht worden, dat de Vlaamse Regering zal adviseren. Men is nu die specifieke modaliteiten aan het uitwerken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Belangrijk is natuurlijk de correcte naleving van de afgesproken quota enerzijds, en anderzijds dat men studenten geen lange periode laat studeren, om hen daarna het beroep waarvoor zij gestudeerd hebben niet te kunnen laten uitoefenen. Dat wekt niet alleen grote teleurstelling op, maar het is ook een onverantwoorde maatschappelijke kost. Vanuit die vraagstelling blijven we dit thema opvolgen. Maar ik begrijp, minister, dat de afspraken die er nu zijn en het gesprek dat u daarover gehad hebt, voorlopig geruststellend zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor uw toelichting, minister.
Dat die quota er zijn, moet natuurlijk ook gezien worden in het licht van de kost van onze ziekteverzekering. Als er te veel artsen zijn, en men heeft geen werk… We werken nog altijd met prestatiegeneeskunde. Die mensen werken ook voor hun boterham. Dat kan men hun niet kwalijk nemen. Maar ik zie wel, in de balans van dit land op het vlak van de ziekteverrekening, een scheeftrekking naar de Franse Gemeenschap, waarbij een van de verklaringen net het aantal artsen per aantal inwoners is. In dat kader lijkt het mij belangrijk, minister, of dit thema aangehaald is op het Overlegcomité, waar we een bindende afspraak hebben dat de keuze van de Franse Gemeenschap om dubbel zoveel studenten toe te laten tot de opleiding dan er RIZIV-nummers zijn in 2024, op geen enkele manier aanleiding kan geven tot het uitbreiden van het aantal RIZIV-nummers voor de Franse Gemeenschap.
Ik heb nog een bijkomende vraag, in het licht van de opleiding zelf. We hebben daar een opsplitsing. De gemeenschappen erkennen het stageplan van de kandidaat-arts in opleiding. De federale overheid doet de erkenningsnormen voor de artsen-specialisten, de stagediensten en de stagemeesters en de erkenning van de stagediensten en de stagemeesters. Blijkbaar duurt het doorzenden van de zaken van de Vlaamse Gemeenschap naar de federale overheid anderhalf jaar, waardoor er in de financiering van die opleiding iets misloopt. Misschien is dat ook iets waarover op het Overlegcomité kan worden afgestemd. Ofwel sturen wij het als Vlaanderen sneller door.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, ik ben voorzichtig positief. Er zijn contingenten vastgelegd. Die kunnen natuurlijk jaar na jaar wijzigen, maar er zijn duidelijke afspraken gemaakt in de tijd. Ik hoop dat die afspraken zullen blijven bestaan, het is ook in het belang van de uitgavenbeheersing in onze gezondheidszorg. Er is heel lang gediscussieerd over hoe die ‘lissage’ al dan niet zou worden toegepast. Dus wat dat betreft, kan ik maar verwijzen naar de afspraken en de wet zoals die goedgekeurd is.
Collega's, jullie bezorgdheid is ook mijn bezorgdheid. Ik heb dat hier ook in antwoord op een eerdere vraag gezegd: wij zijn de goede leerlingen van de klas, maar er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om, omwille van het al of niet respecteren van onze vrienden van de Franse Gemeenschap, geen sluitend systeem te maken. Ik zal de regels bij ons niet versoepelen, omdat het echt in het belang is van de gezondheidszorg. Collega Daniëls, uw laatste opmerking was dat als je meer dokters hebt, zij ook wel prestaties moeten leveren. Dat is natuurlijk de reden waarom we de instroom beperken. Het is heel belangrijk dat we dat blijven doen. Ik ga er dus van uit dat iedereen zich er consequent aan zal houden. Er is trouwens ook informeel contact geweest met het kabinet van collega De Block, en dat is ook haar zorg. Maar het is nu ook aan haar om er mee voor te zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheden ter zake neemt.
Mijnheer Daniëls, uw opmerking over de stagediensten en het doorsturen van het dossier kan ik nu niet beantwoorden omdat ik niet precies kan inschatten of het klopt wat u zegt, maar ik stel voor dat ik u een aanvullend schriftelijk antwoord bezorg of dat u een schriftelijke vraag stelt.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik heb daarnet gezegd dat uw antwoord voorlopig geruststellend is. Er is de bevoegdheid Onderwijs maar daarnaast is er ook de bevoegdheid Welzijn en zijn er de bevoegdheden van de federale minister van Volksgezondheid. Alle details van wat minister Marcourt heeft gezegd, kennen wij uiteraard niet.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat dit van nabij wordt opgevolgd, ook vanuit de Vlaamse Regering. Het is misschien niet oninteressant om dit nog eens formeel op het Overlegcomité te agenderen.
Op 19 december is er Overlegcomité. De eerste agenda is binnen. Dit staat er voorlopig niet op maar ik zal de ontwikkelingen van de volgende dagen nauwgezet opvolgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.