Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, na een reeks verontrustende getuigenissen vorig jaar over seksueel misbruik in de sportwereld heeft het Vlaams Parlement een bijzondere commissie opgericht die zich moest buigen over dat grensoverschrijdend gedrag. Initieel was dat enkel binnen de sportsector, maar na de wereldwijde #MeToo-getuigenissen werd het ook uitgebreid naar andere beleidsdomeinen.
Aan het einde van vorig werkjaar, in juni, hebben we met die commissie die werkzaamheden afgesloten, na heel wat hoorzittingen, en hebben we een pakket aan maatregelen opgelijst die grensoverschrijdend gedrag moeten voorkomen. Concreet gaat het over twaalf aanbevelingen met betrekking tot diverse beleidsdomeinen, de oprichting van een erkennings- en bemiddelingscommissie voor historisch misbruik en het verankeren van het huidige beleid in de jeugd- en sportsector. In de vorige legislatuur, op 2 april 2014, keurde het Vlaams Parlement ook al het voorstel van resolutie goed betreffende de erkenning van de slachtoffers van historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen en het omgaan met geweld in het algemeen. Een van de aanbevelingen toen was de oprichting van een tijdelijke commissie. De maatregelen voorgesteld door de bijzondere commissie van vorig werkjaar vormden ook het voorwerp van een voorstel van resolutie en twee voorstellen van decreet, die door de plenaire vergadering werden goedgekeurd op 4 juli 2018.
In de eerste plaats betroffen die de verdere bestendiging van maatregelen die eerder al waren genomen, zoals de website www.grenslijn.be en de verplichting voor sport- en jeugdorganisaties om hun beleid ter zake te versterken en aanspreekpunten integriteit in te richten. Het kunnen voorleggen van een uittreksel uit het strafregister bestemd voor het uitoefenen van een activiteit in contact met minderjarigen werd naast de sectoren Onderwijs en Welzijn ook opgelegd aan professionele medewerkers in de andere sectoren. De nadruk van al die voorstellen ligt op het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag en het voorkomen dat er slachtoffers worden gemaakt, maar met het voorstel van decreet houdende de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik beoogden we ook het versterken van het zorgaanbod en het bieden van een plek voor slachtoffers van historisch misbruik. Terwijl de vroegere commissie maar tijdelijk was en zich enkel richtte tot minderjarigen en enkel in de sectoren Jeugd en Onderwijs, beoogde het voorstel van decreet het oprichten van een permanent orgaan dat voor alle slachtoffers van historisch misbruik zou openstaan. Ook werd het werkveld uitgebreid. Zo richt men zich niet meer alleen tot minderjarigen, maar ook tot alle slachtoffers van grensoverschrijdend gedag, en wordt het werkdomein niet meer beperkt tot misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen, maar wordt het opengetrokken tot de hele maatschappij.
Uit recente cijfers blijkt nu dat misbruik door de kerk vooral op school gebeurde, omdat vooral daar geestelijken veel tijd spendeerden met kinderen. Bijna de helft, namelijk 43 procent, van de meldingen die de kerk de afgelopen jaren binnenkreeg, ging over misbruik door geestelijken in het onderwijs. Bijna alle meldingen – 92 procent – die binnenkwamen bij het Centrum voor Arbitrage, gingen over feiten die meer dan 28 jaar oud waren, 56 procent zelfs meer dan 48 jaar oud.
Minister, vandaar mijn vragen naar de implementatie van de permanente commissie. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbreiding van de werking van de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik, en dus het bieden van een permanent karakter aan die commissie? Zijn er cijfers met betrekking tot het aantal slachtoffers die te maken kregen met misbruik en die zich hebben gemeld sinds het van kracht worden van het parlementair initiatief tot uitbreiding van het werkingsdomein? Kunt u daar dan eventueel meer duiding bij geven, over de leeftijd en de sector waarin het misbruik werd gesitueerd? Op welke manier worden slachtoffers aangemoedigd om te getuigen, zich te melden en eventueel hulp te zoeken? Welke rol heeft 1712 daarbij?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Binnen de interkabinettenwerkgroep integriteit is er recent overleg geweest tussen alle betrokken beleidsdomeinen, namelijk Welzijn, Sport, Onderwijs, Jeugd en Cultuur, om een plan van aanpak uit te werken om te komen tot de oprichting van de permanente erkenningscommissie voor historisch misbruik. Daarbij gaven de partners het mandaat aan de administratie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin om daartoe een traject op te zetten. In dat traject is ervoor gekozen om vzw Moderator de opdracht te geven om op zeer korte termijn, tegen 15 januari 2019, voorstellen te formuleren voor de oprichting en werking van de commissie. Dat is niet toevallig de vzw Moderator. Dat is dé organisatie in Vlaanderen die expertise heeft in het opnemen en behandelen van erkennings- en bemiddelingsvragen. Om de continuïteit te verzekeren, is meteen ook een opdracht toegevoegd voor het opnemen van de lopende en eventuele nieuwe dossiers.
Concreet gaat het om de volgende opdrachten: ten eerste, de opmaak van een voorstel voor de operationalisering van de commissie met betrekking tot de voorwaarden om te komen tot een intersectorale en multidisciplinaire samenstelling van de commissie; de voorwaarden en de procedure die de toegang tot de commissie regelen; werkbare en juridisch correcte modaliteiten voor de registratie en uitwisseling van gegevens bij de behandeling van dossiers; de wijze van bekendmaking van de commissie; een huishoudelijk reglement voor de werking van de commissie; de begroting voor de werking van de commissie. Een tweede zaak die gevraagd is aan de moderator is de behandeling van oude dossiers en nieuwe dossiers die aangemeld worden, met inbegrip van de praktische organisatie ervan. Een derde zaak is de voorbereiding van de operationalisering van de commissie, in overeenstemming met het decreet van 13 juli 2018 houdende de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik, en haar uitvoeringsbepalingen.
Het is de bedoeling dat de opdrachten die ik vermeldde onder ‘ten eerste’, tot een voorstel leiden op basis waarvan een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 13 juli 2018 houdende de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik, kan worden opgemaakt.
Zoals u merkt, wordt er volop gevolg gegeven aan de resolutie van de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag en het voorstel van decreet betreffende de erkennings- en bemiddelingscommissie. De bedoeling is dus de huidige commissie, die, zoals al gezegd, in eerste instantie als een tijdelijk initiatief bedoeld was, permanent te maken en te verbreden met expertise naar de andere beleidsdomeinen zoals cultuur, sport en andere.
Het is ook zo dat de ‘tijdelijke’ commissie nog steeds actief is om de continuïteit te garanderen. Dat behelst dat de lopende dossiers – sommige dossiers vergen gesprekken over een periode van verschillende maanden – en in beperkte mate nieuwe aanvragen, mee beïnvloed door getuigenissen in de media, door de commissie worden opgenomen.
In afwachting van een voorstel van decreet hebben we de voorbije periode bewust geen brede bekendmaking gedaan van het nog steeds actief zijn van de tijdelijke commissie. Omdat de oprichting van de intersectorale permanente commissie nog wordt voorbereid, kwamen in de voorbije periode ‘slechts’ twee aanvragen binnen. Het misbruik waarvan deze slachtoffers, mannen van 55-plus, getuigen, gebeurde in voorzieningen uit de welzijnssector.
1712 had vooral bij de aanvangsfase de enige toeleidende rol tot de tijdelijke commissie. Een van de belangrijkste beleidsaanbevelingen van de tijdelijke commissie stelt dat de toegang tot de commissie ruimer moet zijn. De commissie moet dus ook via andere kanalen, bijvoorbeeld de hulpverlening of ombudsfiguren, bereikbaar zijn. Het is belangrijk dat we bij het operationeel maken en het bekendmaken ook deze bredere toegang bekendmaken, en niet enkel 1712. Daarom heeft 1712 momenteel geen specifieke rol meer, maar treedt wel nog steeds als verwijzer op in individuele situaties.
Voor wat 1712 betreft, weet u uit een recent antwoord daarover, dat we momenteel op drie terreinen aan de slag zijn om de herkenbaarheid en de organisatie van de bereikbaarheid nog te verhogen. Er werd voor gekozen om eerst werk te maken van de aanstelling van een 1712-coördinator, de uitbreiding van de openingsuren en de uitbouw van een 1712-chat. De coördinator is sinds mei 2018 in dienst. De uitbreiding van de openingsuren is nu in een proefproject sinds oktober operationeel, waarbij geëxperimenteerd wordt met openingsuren tot 19 uur. De uitbouw van de 1712-chat bereiden we momenteel voor zodat deze begin 2019 operationeel kan zijn.
Bij elke aanvraag wordt steeds samen met het slachtoffer besproken wat hij of zij met zijn of haar verhaal wil doen. Meestal willen slachtoffers vooral zelf een vorm van herstel verkrijgen, en zijn ze op het moment van hun aanmelding meer zoekend naar individuele heling, eerder dan dat ze de rol van iemand die getuigt, nastreven. Dat lukt meestal pas voor slachtoffers die een verwerkingsproces achter de rug hebben.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Uit de evaluatie van de tijdelijke commissie die na de eerdere resolutie is opgericht, is gebleken dat er nood was aan een meer permanente commissie, zelfs al is het aantal mensen dat zich richt tot die commissie niet zo heel groot. Maar voor degenen die dat nodig hebben, kan ze absoluut wel een grote betekenis hebben. Na de hoorzittingen in de bijzondere commissie, die eind vorig jaar is opgestart en de eerste helft van dit jaar heeft gelopen, is dat ook bevestigd. Ik ben dus tevreden dat we een akkoord hebben kunnen krijgen om die commissie een permanent karakter te geven. Ik begrijp natuurlijk ook wel dat er dan ook een omschakeling nodig is, die met de nodige omzichtigheid en betrokkenheid van de verschillende sectoren moet gebeuren.
Minister, ik ben alleszins tevreden dat uw antwoord aantoont dat daar beleidsoverschrijdend verder werk van wordt gemaakt en dat ondertussen de tijdelijke commissie niet is opgeheven voor degenen die daar nood aan hebben, al maakt u melding van twee mensen die zich in tussentijd hebben aangemeld.
Ik kijk uit naar de verdere uitwerking van die permanente commissie. U hebt de datum van 15 januari genoemd. Is er een streefdatum waarop ze ook echt operationeel zal zijn? Zal dat dan ook gepaard gaan met een informatiecampagne?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, dit thema ligt mij ook na aan het hart. Het permanent maken van deze commissie kan ik ten volle ondersteunen. Ik heb wel een vraag naar de mogelijke coördinatie en samenwerking. Zoals u weet is in Gent het Zorgcentrum na Seksueel Geweld opgericht vanuit het federale niveau. Hoe zal bij de uitrol van het permanent maken van deze commissie er specifieke samenwerking, overleg en expertise-uitwisseling zijn? Ik hoor dat er meer nood is aan toegang. Het Zorgcentrum toont dat ook aan. Op een jaar tijd hebben heel wat personen daar hulp gezocht. Mijn bekommernis is hoe we dit Vlaamse verhaal kunnen inpassen in het verhaal en de belangrijke uitrol van de Zorgcentra na Seksueel Geweld.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat de laatste vraag betreft, zijn wij daar absoluut vragende partij voor, voor zover er linken zijn natuurlijk. In alle eerlijkheid is het mij niet zo heel duidelijk wat er gaat gebeuren wat dat betreft. We geven uitvoering aan de wet, dus we gaan proberen dat in het voorjaar te realiseren. Een concrete datum kan ik daar niet voor geven.
Als dat wordt opgericht, zal daar uiteraard een campagne aan moeten worden gekoppeld, anders kan de bekendheid niet vergroot worden.
De bevoegdheid ligt nu bij federaal minister Peeters. Ik hoop dat die het ook ter harte neemt en dat u met uw collega Peeters een goede verstandhouding kunt hebben over de uitrol op de beide niveaus.
Het lijkt me evident dat we proberen om dat goed op elkaar af te stemmen.
Wanneer het BVR er kan zijn, zal afhangen van de operationaliteit van wat de vzw Moderator kan afleveren. Daar zullen verschillende beleidsdomeinen in moeten participeren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Wij kijken uit naar de verdere uitrol en we zullen dat alleszins verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.