Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, de Europese Commissie wil hogere efficiëntienormen voor lampen en verlichtingsproducten. Vanaf 1 september 2020 zouden nieuwe, strengere standaarden gelden. Dat is een goede evolutie, al zouden de strengere regels een economische, technische en artistieke impact hebben en voor problemen zorgen. In het voorstel wordt de huidige uitzondering voor podium- en studiobelichting vervangen door uitzonderingen die gebaseerd zijn op technische eigenschappen. De Europese Commissie houdt rekening met de specificiteit van de sector en maakt een uitzondering voor professioneel gebruik van specifieke producten in theaters, concerthuizen en andere presentatieplekken.
Toch blijft de sector met serieuze bezorgdheden zitten. Zo zouden de nieuwe ecodesign-regels leiden tot stijgende kosten voor organisaties in de podiumkunstensector, en zouden ze zo het artistieke ontwerp van heel wat voorstellingen beïnvloeden, en dat zonder een noemenswaardige energiebesparing. Podiumverlichting is immers maar goed voor 5 procent van de totale energiekost van een theater. Sommige technische eisen uit de voorgestelde regelgeving zouden volgens de sector ook onmogelijk te halen zijn, in het bijzonder als het gaat over de stand-by-modus. Hoewel onderzoekers niet stilzitten, is er op dit moment voor verschillende lichtbronnen of lampvoeten geen alternatief beschikbaar op de markt.
Daarnaast moeten we ook vaststellen dat podiumverlichting deel uitmaakt van de productiekosten. Hogere kosten hebben een impact op het budget van een organisatie, op ticketprijzen en op het publieksbereik. Podiumverlichting is een essentieel onderdeel van een productie. Theater, opera, ballet, musicals en concerten ‘made in Europe’ hebben over heel de wereld een grote reputatie. De nieuwe voorgestelde ecodesign-regels zouden leiden tot een verlies aan artistieke excellentie en brengen internationale tours in gevaar.
Ik wou u graag de volgende vragen stellen: gebeurt de uitzondering op de richtlijn voor professioneel gebruik van specifieke producten in theaters, concerthuizen en andere presentatieplekken enkel op basis van technische criteria, of wordt ook rekening gehouden met artistieke criteria? Vindt u dat uitzonderingen op basis van artistieke criteria mogelijk moeten zijn?
Ziet u andere mogelijkheden om, bij het invoeren van deze Europese regelgeving, de podiumkunstensector te ondersteunen om toch te voldoen aan deze richtlijnen? Welke stappen kunt en zult u ondernemen om te wegen op de Europese besluitvorming, zodat er rekening gehouden kan worden met de impact op de podiumkunstensector?
Denkt u dat er extra overleg nodig is met de cultuursector? Is de problematiek ook besproken op uw buitenlandse missie naar China en Japan, die eveneens in het teken van theater stond? Zo ja, welk standpunt hebt u daar dan ingenomen?
Minister Gatz heeft het woord.
Wat uw eerste vraag betreft: het gaat hier voor alle duidelijkheid niet over een richtlijn, maar over een verordening van de Europese Commissie. Dat onderscheid is niet onbelangrijk omdat een verordening rechtstreeks van kracht wordt in de lidstaten, en niet moet worden omgezet in nationaal recht. Het huidig voorstel van inwerkingtreding is 1 september 2021.
In de tekst die nu voorligt, wordt niet echt gesproken over artistieke elementen. Wel zijn er reeds voorstellen van uitzonderingen die ook voordelig zijn voor de podiumkunstensector, en komt er vanwege de Commissie nog een interpretatieve tekst – waar hebben we dat nog gehoord – waarin wel al wordt voorzien om toelichting te geven over theater- en studiolicht. Concreet gaat het over een viertal bezorgdheden die artistieke gevolgen zullen hebben als hiermee geen rekening gehouden zou worden.
Ten eerste is er de stand-by-modus: daar gaat het over de verlichting voor theater en muziekconcerten die onmiddellijk en snel aan- en uitgezet moet kunnen worden.
Ten tweede zijn er de witte lichtbronnen voor speciale noden. Er zijn geen vervangproducten op de markt voor sommige witte lichtbronnen, zoals LED-spots die een object kunnen markeren of een persoon op het podium kunnen volgen.
Ten derde is er de uitbreiding van de definitie van de golflengte van groen. Het voorstel perkt de definitie van de golflengte van groentinten grondig in. Daardoor worden heel wat courant gebruikte groene LED-zenders uitgesloten en is het niet meer mogelijk om kleuren als munt- of limoengroen te gebruiken op het podium.
Ten vierde zijn er verdere uitzonderingen voor specifieke lampvoeten gebruikt op het podium en in studio’s. Hoewel de podiumkunstensector een wegbereider is op het vlak van nieuwe technologieën en duurzame alternatieven op het vlak van podiumverlichtingen, kunnen nog steeds niet alle specifieke lampvoeten vervangen worden.
Uiteraard moeten uitzonderingen op basis van artistieke criteria mogelijk zijn, al spreekt het ook voor zich dat elke sector zijn steentje zal moeten bijdragen om de klimaatuitdagingen aan te gaan. Daar is in deze zaal uiteraard ook niemand het oneens over.
Wat uw tweede vraag betreft: er worden reeds impactstudies gemaakt die erop wijzen dat de invoering van de verordening, zoals hij vandaag voorligt, substantiële financiële gevolgen zal hebben voor onze presentatieplekken. Om de precieze impact te kennen moeten we echter wachten op de definitieve tekst. Zodra deze gekend is, zal ik laten onderzoeken welke beleidsmaatregelen en ondersteuning gepast zijn voor de ondersteuning van de culturele sector. Momenteel kan ik nog de opdracht geven voor dit onderzoek, maar de verdere opvolging zal voor de volgende legislatuur zijn. Dit kan eventueel verder bekeken worden in samenwerking met de Vlaamse minister bevoegd voor Energie, zoals dit eerder al gebeurde voor het Vlaams Klimaat- en Energiepact van 1 december 2016.
Wat uw derde vraag betreft: het milieu- en klimaatbeleid zijn in ons land materies die deels federaal en deels gewestelijk zijn, zoals u weet. Om ons land toe te laten om Europese en internationale dossiers op te volgen en een rol te spelen in die besluitvorming ten aanzien van nieuwe reglementering of aanpassing van bestaande regels, is er voorzien in een geheel van spelregels, structuren, werkgroepen en expertennetwerken. En daarin vormt, voor dit dossier, het Samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 de basis. Dat samenwerkingsakkoord voorziet in de oprichting van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM).
Het dossier zit momenteel in de ‘comitologiefase’. Dit wil zeggen dat een groep van experten uit de lidstaten, aangesteld door de Europese Commissie, de uiteindelijke tekst voorbereidt. Voor België wordt dit opgevolgd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu – ik heb dat in een antwoord op een vorige vraag ook al aangehaald.
Verschillende organisaties die over de nodige technische kennis beschikken, deelden me hun standpunt mee. Het gaat dan in het bijzonder over het Kenniscentrum Podiumtechnieken van het Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound (RITCS), de Performing Arts Employers Associations League Europe (Pearle), het Steunpunt voor Productionele, Ontwerpende en Technische krachten van de culturele sector (STEPP) en Overleg Kunstenorganisaties (oKo), alsook de Vlaamse Onafhankelijke Film & Televisieproducenten (VOFTP). De artistieke argumenten en de vraag om in uitzonderingen te voorzien op de richtlijn werden door hen ook al rechtstreeks aan de FOD overgemaakt, met de vraag om hier rekening mee te houden in de besluitvorming.
Met het oog op de volgende bijeenkomst van het comité op 17 december 2018 en op de stemming die dan zal plaatsvinden, heb ik op mijn beurt deze bezorgdheid nogmaals, maar dan meer in detail, overgemaakt aan de bevoegde federale minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling. Ik volg dit uiteraard nauwgezet op.
Ik denk dat verder overleg met de cultuursector hierover noodzakelijk zal zijn. De cultuursector zal zelf en samen met mij het nodige moeten doen om de huidige situatie en een wenselijk scenario in kaart te brengen.
Mevrouw Van Werde, uw vijfde vraag heb ik niet goed begrepen. Deze zaak is niet aan bod gekomen tijdens de cultuurmissie naar Japan en China. Ik zie niet meteen een link, maar misschien kunt u dat nog verduidelijken. Dit punt is daar niet aan bod gekomen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, u hebt een heleboel informatie gegeven. Ik zal het nog eens moeten nalezen, vooral het gedeelte over de specifieke maatregelen die worden genomen. Ik ben blij dat er overleg met de sector is en ik ben blij dat hiernaar wordt gekeken. Het is natuurlijk goed ambitieus te zijn, maar ik denk dat we ook realistisch moeten blijven. Momenteel bestaat geen apparatuur die aan de geplande strengere normen kan voldoen en die dezelfde beleving en kwaliteit kan bieden. Ik denk dat we na 17 december 2018 meer nieuws zullen krijgen, want dan is de volgende bijeenkomst gepland.
Minister, ik wil me hier kort even bij aansluiten. Ik heb hier zelf al eens een vraag om uitleg over gesteld. U krijgt op een of andere manier antwoorden van de FOD. Merkt u dat met die gevoeligheid rekening wordt gehouden of moeten we de druk opvoeren?
Mevrouw Van Werde, ik deel uw bekommernis. Als er geen technische apparatuur is die dezelfde faciliteiten biedt en die duurzamer is, moet daar onderzoek naar worden gedaan. Het moet echter ook mogelijk blijven. Stel u voor dat we in het theater geen volgspots of limoengroen licht meer kunnen hebben.
Minister, voelt u aan de reacties dat hiermee rekening zal worden gehouden of valt dit alles op een koude steen? Het gaat natuurlijk om technici en specialisten die met licht en energie bezig zijn en die daar alles van kennen. Misschien zijn daar niet zo veel theaterliefhebbers en -kenners bij.
We voeren in elk geval onze inspanningen op. De specifieke lezing van de vier punten die theatertechnisch van belang zijn, zorgt ervoor dat we steeds gerichter om een vorm van uitzondering kunnen vragen. In het begin werd het probleem algemener benoemd. Nu wordt het zeer gericht benoemd, ook ten aanzien van minister Marghem en de FOD.
Ik ga ervan uit dat drie scenario’s voorliggen en dat twee van die scenario’s hopelijk onwaarschijnlijk zullen zijn. Het is niet zo waarschijnlijk dat we een volledige uitzondering zullen krijgen. We moeten immers meegaan in de omschakeling naar een klimaatneutrale theaterverlichting. Het is hopelijk ook niet waarschijnlijk dat we volledig niet zullen worden gehoord en dat hier dus een geweldige investering mee gepaard zal gaan. Lampen worden natuurlijk regelmatig vervangen, maar we hebben vorige keer al een bedrag vermeld en dat loopt serieus op. We zouden dan ook zitten met een aantal theatertechnische tekortkomingen die de beleving door het publiek zullen verminderen. Ik ga ervan uit dat gedeeltelijk en misschien in belangrijke mate met deze opmerkingen rekening zal worden gehouden. Natuurlijk is niet enkel de Vlaamse of Belgische podiumsector of kunstensector hiermee begaan. In de andere Europese lidstaten speelt gelukkig dezelfde verhouding een rol.
Ik hoop dat we na 17 december 2018 gaandeweg meer nieuws zullen krijgen, zodat we op een redelijke landingspiste kunnen afstevenen. Het feit dat we nu zeer gerichte en geen algemene vragen kunnen stellen, maakt het voor de tegenpartij moeilijker om hier geen rekening mee te houden. Het wordt ook gemakkelijker voor ons om met argumenten aan te tonen waarom er best oplossingen zouden kunnen komen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik hoop dat er een beetje speling op de timing zit, want als die strakke timing gehandhaafd blijft, zal het zeer moeilijk worden. Het is niet omdat je alle lampen verandert, dat de kosten niet heel hoog zullen oplopen. Heel het systeem moet natuurlijk worden veranderd, met inbegrip van de bedieningspanels en de dimmers. Dat brengt voor theaters grote kosten met zich mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.