Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de heropening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA)
Verslag
In de pers konden we lezen dat de opening van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) met minstens twee jaar wordt uitgesteld. U sprak van het snijpunt 2020-2021. De directie van het KMSKA liet in haar reactie zelfs dat nog open. Dat betekent dat het museum zowat tien jaar gesloten zal zijn voor het publiek. Dat is volgens mijn bescheiden mening tot wel een heel lange periode voor een museum, ook voor de bekendheid en de uitstraling van het museum.
Dat betekent niet dat het museum ondertussen niet heel wat extra-murosactiviteiten heeft georganiseerd, en ook met zijn collectie op andere plekken op een interessante manier aan de slag is gegaan. Dat wil ik ook wel even onderstrepen.
Ik fixeer me in mijn vraag op die openingsdatum 2020-2021 én op de kosten die die verbouwingen met zich hebben meegebracht.
Welke factoren liggen aan de basis van het uitstel?
Zijn er in de voorbije jaren eigenlijk wel voldoende kredieten vrijgemaakt? Is dat een verklaring? Of heeft het te maken met de voorbereiding van de werken waardoor veel tijd is verloren gegaan? Zijn er andere verklaringen?
Hebt u, en eventueel uw voorganger, onvoldoende middelen voorzien?
In de begroting van 2019 is er een daling van de kredieten voor ‘alternatieve programmatie’ met 1,5 miljoen euro, al gaat dat niet echt over het gebouw. Ik denk – maar ik ben niet helemaal zeker – dat dat een eenmalige kredietlijn was. Welke plannen heeft het KMSKA nog inzake alternatieve programmatie voor de twee komende jaren gelet op het feit dat ze twee jaar langer gesloten zullen zijn?
Welk budget wordt nog uitgetrokken voor de afwerking van de verbouwingswerken en inrichtingskosten? Ik verneem dat het toch ook gaat over een aantal kosten die niet in de originele plannen van het masterplan waren opgenomen, met name de burelen, de tuinaanleg, de inrichting van een onthaalruimte, de inkom, een aantal digitale technieken.
Ten slotte: hoeveel hebben de werken ondertussen gekost?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het KMSKA is al zeven jaar lang onderhevig aan een grondige renovatie. Die zou normaal gezien afgerond zijn in 2019, maar nu blijkt dat het eerder 2022 zal worden.
De Vlaamse overheid is daarvoor opdrachtgever, het Facilitair Bedrijf van de stad Antwerpen is gemandateerd om het project uit te voeren in samenwerking met het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI). Het budget voor de renovatie – de heer Caron had het er ook over – werd in 2010 al eens opgetrokken naar 74 miljoen euro. Momenteel wordt de eindkost op 90 miljoen euro geraamd.
Het KMSKA is een van onze mooiste musea in Vlaanderen. Het is een pronkstuk. Helaas blijkt de complexiteit van de renovatie toch onderschat geweest te zijn.
Dat het museum gesloten is, betekent niet dat het personeel niet actief is gebleven. De afgelopen jaren werkte het museum mee aan verschillende tentoonstellingen in twaalf landen. Ook werden kunstwerken uit de collectie uitgeleend.
Het belang van de renovatiewerken staat uiteraard buiten kijf. Dat werken al eens vertragingen kunnen oplopen, gebeurt ook niet zelden, maar de termijnen van de renovatie van het KMSKA blijven maar opschuiven.
Minister, kunt u een overzicht en toelichting geven bij alle problemen die zijn opgedoken sinds de start van de renovatie in 2011? Waarom waren deze onvoorzien en dus niet opgenomen in de planning?
De eindkost wordt geschat op 90 miljoen euro. Dat is een heel stuk hoger dan het initiële budget van 44 miljoen euro. Kunt u duiden wat de oorzaak is van die overschrijding en hier misschien een iets gedetailleerdere schatting van die 90 miljoen euro geven?
Wat zijn de implicaties voor de verdaging van de heropening, die voorzien was in 2017 en nu vooropgesteld is in 2022, voor alle aspecten van de werking van het museum en zijn collecties?
Ten slotte: behalve de renovatie van het KMSKA zijn er nog enkele grote renovatiewerken van culturele infrastructuur in aantocht. Ik denk dan aan de Opera van Gent en het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA). Welke lessen trekt u uit dit renovatiedossier zodat de controle van tijd en budget voor de werken die er nog aan komen aan die andere gebouwen beter kan gebeuren?
Minister Gatz heeft het woord.
De voornaamste vraag is wat er aan de basis ligt van het uitstel en welke problemen we allemaal zijn tegengekomen.
Ik geef even een reconstructie. In 2006 stelde het architectenbureau Claus & Kaan Architecten – nu gewoonweg KAAN Architecten – het masterplan voor. Sommigen onder u zullen zich dat nog herinneren. Dat masterplan bestond uit zeven delen en de kost voor de uitvoering van het totale pakket werd geraamd op 49,9 miljoen euro. In 2007 werd het ontwerp dan herwerkt naar twee fases.
De vorige Vlaamse Regering maakte voor de renovatie van het KMSKA een budget van 44 miljoen euro vrij. De effectieve investeringen gebeurden in 2010 met de studie fase 2, in 2011 met de uitvoering van fase 1 en in 2012 met de uitvoering van fase 2. Enkele cruciale deeldossiers, beschreven in het oorspronkelijke masterplan, werden uit het bouwdossier geschrapt om binnen dit budget te blijven.
Inmiddels werden deze dossiers opnieuw opgevist. U bent daarvan op de hoogte. Het gaat dan over de renovatie van de gevel, die in uitvoering is, de security, die ook in uitvoering is, de tuinaanleg, de ICT-problematiek en de inrichting van het museum. De renovatie van het kantoorgedeelte is hierin niet meegenomen.
Bij de uitvoering van de werken, gestart in 2011, is vastgesteld dat er aanzienlijk meer asbest aanwezig was dan oorspronkelijk geraamd. Concreet werd er in de eerste fase 4,1 miljoen euro en in de tweede fase 3,4 miljoen euro aan de asbestsanering uitgegeven. Dat is in totaal 5,3 miljoen euro meer dan initieel geraamd werd.
De prognose van de bezoekerscijfers die meer dan 10 jaar geleden voor het KMSKA werden gemaakt, was erg voorzichtig. Uit recent onderzoek blijkt dat musea die recent vernieuwd en vervolgens heropend werden, een recordaantal bezoekers halen. Daar kunnen we ons op zichzelf alleen maar over verheugen. Voor het KMSKA werd er destijds echter rekening gehouden met een beperkte stijging van bezoekers. In het nieuwe businessplan gaat men nu uit van 300.000 bezoekers op jaarbasis in plaats van 170.000. De inkomzone van het KMSKA werd hier niet op ontworpen en de plannen worden om die reden momenteel herwerkt.
Door de lange doorlooptijd van het project is er inmiddels een nieuwe visie gegroeid over hoe het museum optimaal te exploiteren. Het KMSKA wil zich in de toekomst veel meer profileren als belevingsmuseum en volop inzetten op participatie van de bezoekers, wat op zichzelf uiteraard ook een goede zaak is.
Een laatste element is dat inclusiviteit langzamerhand ook een steeds belangrijkere plaats inneemt binnen onze samenleving. Op het vlak van toegankelijkheid van gebouwen stijgen de verwachtingen zienderogen. Bij de start van het dossier was er één aangepaste ingang voorzien. Er wordt nu een nieuwe bijkomende ingang gerealiseerd op het gelijkvloers die de toegankelijkheid merkelijk moet verhogen.
Dit zijn een aantal verklaringen die aangeven waarom we niet op het oorspronkelijke budget zijn kunnen blijven, maar ik treed daarover graag met u in debat.
Wat de tweede vraag betreft, werden de nodige kredieten de voorbije jaren wel degelijk vrijgemaakt voor de op te starten fases. Je kunt dan ook stellen dat de werkzaamheden op de werf niet zijn stilgevallen door budgettaire beperkingen – gelukkig maar. Wel is het zo dat een aantal onvoorziene werkzaamheden zijn opgedoken, zoals de bijkomende asbestverwijdering, die niet alleen meer kost, maar ook een verschuiving in de planning heeft teweeggebracht.
Het is trouwens niet vreemd dat er een aantal al dan niet onvoorziene problemen wordt vastgesteld bij de realisatie van een project van een dergelijke omvang en complexiteit als de renovatie van het KMSKA. Het gaat om onvoorziene omstandigheden met gevolgen voor het budget en de planning, die ervoor gezorgd hebben dat de bufferruimte doorheen de jaren volledig werd benomen – opgegeten, om het beter te zeggen.
Door de afhankelijkheid van de verschillende fases is het ook niet meer mogelijk parallel te plannen; in een eerste fase van een bouwwerf lukt dit beter dan bij de opbouw en herinrichting van een museum.
De deeldossiers bevinden zich ondertussen in de studiefase en kunnen in uitvoering gaan, zodra de bouwkundige werken van de huidige fase zijn afgerond.
Wat de middelen betreft die ik en mijn voorganger voorzien hebben, werd het masterplan opgedeeld in verschillende fases. De vorige Vlaamse Regering voorzag slechts voor de eerste twee kredieten. Die bedroegen 44 miljoen euro, zoals ik al zei. In de loop van de jaren werd er 26 miljoen extra ingebracht om de meerwerken en de bijkomende deeldossiers te financieren. Zo bracht het toenmalige Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU) 8,4 miljoen euro in en werd er in 2017 op de FoCI-begroting 9 miljoen euro aan extra middelen ingeschreven. Het resterende bedrag wordt gefinancierd via de recurrente dotatie van FoCI. Daarover zal in de komende periode uiteraard nog discussie zijn.
In de begroting van 2019, zo zei de heer Caron, is er een daling van de kredieten voor alternatieve programmatie met 1,5 miljoen euro vast te stellen. Wat is daar de achtergrond van?
Sta me toe de 1,5 miljoen euro waarnaar wordt verwezen, te kaderen. De dotatie die KMSKA ontvangt als Dienst met Afzonderlijk Beheer (DAB) voor de werking en de lonen, bedroeg in 2016 en in 2017 ongeveer 2,5 miljoen euro. Met de begrotingsopmaak 2018 werd deze dotatie verhoogd met 500.000 euro om de opening voor te bereiden en dus, onder andere, de beelden klaar te maken en te restaureren en de schilderijen die in het nieuwe museum tentoongesteld zouden worden, opnieuw in te kaderen, maar ook om consultancy in te huren, met het oog op de nieuwe organisatiestructuur. Zoals u al begrepen zult hebben, betrof dit geen systematische verhoging van de dotatie.
De resterende 1 miljoen euro waarop nu wordt gedoeld, werd niet aan de dotatie voor KMSKA toegevoegd. Met het oog op een heropening in 2019 dachten we om eenmalig 1 miljoen euro te voorzien voor een grote Bruegeltentoonstelling, vanuit de middelen voorzien voor ontwikkelingsgerichte en internationale projecten die de structurele werking van erfgoedorganisaties overstijgen. We blijven dus wel in dezelfde sfeer, maar niet bij dezelfde toegewezen organisatie. Zoals u weet, zou deze tentoonstelling deel uitgemaakt hebben van het programma ‘Vlaamse Meesters’ van Toerisme Vlaanderen, maar tijdens de begrotingsaanpassing 2018 liet ik reeds verstaan dat deze geplande openingstentoonstelling niet kon doorgaan. Dat had onder meer te maken met het overbrengen van werken naar Antwerpen vanuit Brussel en Madrid, om diverse redenen.
Andere projecten rond het thema ‘Vlaamse Meesters’/’Antwerpen Barokstad 2018’, geprogrammeerd in Antwerpen, werden deels via deze middelen gefinancierd. Uiteindelijk droegen we bij aan twee projecten van vzw Antwerpen Kunststad, omdat we toch wilden dat de toegewezen middelen het programma ‘Vlaamse Meesters’ zouden kunnen versterken. Dat ging enerzijds naar de financiering van Sanguine, een tentoonstelling in het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) en anderzijds naar de herpresentatie van de Dulle Griet in het Museum Mayer van den Bergh.
Het KMSKA ontwikkelde naar aanleiding van de sluiting de voorbije jaren tal van initiatieven om de collectie te blijven tonen aan een breed publiek. Door de jaren heen gaat het toch om 1700 bruiklenen en tal van expo’s in binnen- en buitenland. Aangezien we van de nood een deugd gemaakt hebben, zou ik hier kunnen zeggen dat het KMSKA dankzij dat grote aantal bruiklenen wel een vrij groot krediet opgebouwd heeft bij bevriende instellingen, waar we de komende jaren hopelijk op kunnen kapitaliseren.
Met andere woorden, als je veel werken uitleent, zullen er op een gegeven moment ook wel veel werken van andere instellingen naar Antwerpen kunnen komen. Dat hopen we dan toch.
Ook het onderzoek op de collectie is intenser dan ooit tevoren. De restauratiecampagne draait op volle toeren en mede dankzij privéfinanciering zullen alle werken op zaal in orde zijn tegen de heropening.
Ook de komende jaren zal het KMSKA onverminderd initiatieven van museale en andere partners actief blijven ondersteunen, in het kader van de uitbouw van het netwerk. In 2018 initieerde het museum zelf een expo in Venetië, in samenwerking met Toerisme Vlaanderen. Ook de initiatieven in het kader van het Breugeljaar worden actief ondersteund.
Voor 2019 worden momenteel een aantal mogelijke pistes bekeken. Zo is er het idee om een aantal deelcollecties elders in Europa te tonen nu het museum inderdaad langer dan verwacht gesloten blijft. Op zich zou dat geen noemenswaardige meerkosten mogen genereren.
Een andere vraag betrof het budget voor de afwerking van de verbouwingswerken en inrichtingskosten. Voor de resterende deeldossiers, met name de inrichting van de publieke en tentoonstellingsruimtes, de tuinaanleg, ICT en de renovatie van de kantoren, zal een bedrag van circa 20 miljoen euro moeten worden uitgetrokken. Een nota waarin die kosten worden verantwoord, wordt voorbereid voor de volgende legislatuur, maar ik neem mijn verantwoordelijkheid, zodat de bouwwerken in elk geval niet zullen stilvallen. Dat is immers het laatste dat we nu kunnen gebruiken.
Hoeveel hebben de werken ondertussen gekost? Sommigen onder u hebben het correct begroot. Het heeft ook in de kranten gestaan. Momenteel is er reeds 70 miljoen euro vastgelegd voor de bouwkundige werken tot en met midden 2020. Wat met de eindkosten? Ter zake komt de eindmeet van 90 miljoen euro inderdaad in zicht. In 2008 werd in het bedrag van 44 miljoen euro voorzien voor de eerste twee fases van het masterplan. Dat werd destijds als volgt gespreid. Er was sprake van 8,5 miljoen euro voor de uitvoering van de eerste fase: het casco gereedmaken van een definitief depot voor de kunstwerken, het gedeeltelijk saneren van asbest, het verwijderen van alle aanwezige installatievoorzieningen en bepaalde binnenwanden, het maken van vloeropeningen en wanddoorbraken en het voorzien in tijdelijke installaties voor het interne depot. Het tweede bedrag was 4 miljoen euro voor de ontwerpstudie van de tweede fase. Het derde, grootste bedrag was 31,5 miljoen euro voor de uitvoering van de tweede fase, zijnde het realiseren van het verticale museum binnen het bestaande museum door middel van het construeren van vier vides op de plaatsen van de huidige vier patio’s en van een overspannende bovenzaal.
Al tijdens de uitvoering van de eerste fase werd het voorziene budget overschreden. Bij oplevering van die fase stond de teller reeds op circa 11 miljoen euro, voornamelijk door de bijkomende kosten voor de gedeeltelijke asbestsanering. In 2014 werd de uitvoering van de tweede fase dan gegund voor 37,4 miljoen euro in plaats van 31,5 miljoen euro. De verhoging is te verklaren door de indexering zes jaar na de toekenning van het budget en de kennis van het complexe gebouw die werd verkregen tijdens de eerste fase van het traject. Het grootste deel van de asbestsanering werd in dit dossier opgenomen en werd gefinancierd met FFEU-middelen (Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven). De stijging van de bouwkosten had uiteraard ook rechtstreekse implicaties op het ereloon van de studiebureaus.
In de loop van deze legislatuur werden de initieel niet geplande werken opgestart. Zo startten dit jaar de renovatie van de gevel, ten belope van 3,5 miljoen euro, en de studie voor de tuinaanleg, voor 100.000 euro. De meeste deeldossiers zijn daarbij ook noodzakelijk om het gerenoveerde gebouw terug operationeel te maken: de inrichting van het museum voor 6,5 miljoen euro, de securityinstallatie voor 2 miljoen euro en ICT voor 1 miljoen euro. De studie van de renovatie van de kantoorvleugel moet nog worden opgestart. Die bouwkosten worden voorlopig geraamd op 3,5 miljoen euro.
Welke zijn de implicaties voor de verdaging van de heropening? Het KMSKA heeft zich voldoende kunnen voorbereiden op de uitgestelde heropening. De algemene museale werking gaat onverminderd voort. Ik heb het dan over alle initiatieven op het vlak van collectieonderzoek, collectiebeheer en collectie-informatie. Die zijn zelfs nog aangescherpt ten opzichte van vroeger. Het KMSKA voert een bijzonder actief bruikleenbeleid – ik zei het al – in functie van het tonen van de collectie aan de buitenwereld en het creëren van goodwill voor de toekomst. Deze dossiers vergen een nauwgezette opvolging, verzekering, transport, koeriers... Het KMSKA werkt actief mee aan een indrukwekkend aantal tentoonstellingen. Het project van het nieuwe museum vergt anderzijds ook veel extra inspanningen van het hele team. Dat gaat dan over het nauwgezet opvolgen van alle facetten van de bouw- en inrichtingswerken, over het geven van de nodige input voor de programma’s van eisen van alle deeldossiers, zoals infrastructuur, gevel, tuin, ICT, security, inrichting, shop, café enzovoort. Het gaat ook over het voorbereiden van de nieuwe collectiepresentatie: de concept- en content-ontwikkeling, het concept informatieoverdracht, het concept ‘hospitality’ en de ‘customer journey’, dus de beleving van de bezoeker. Het gaat ook over het uitwerken en implementeren van alle logistieke aspecten: de bewaking in de zalen, de nachtbewaking, de werking van de kassa’s, de variabele signalisatie en dies meer.
Een beperkt aantal mensen met een zeer specifieke functie, bijvoorbeeld de erfgoedbewakers, werden gedetacheerd naar collega-instellingen, zoals het Museum aan de Stroom (MAS) Antwerpen. Het KMSKA-team is in de loop der jaren sterk in aantal verminderd. Voor de sluiting waren er nog 120 medewerkers, nu nog ruim 70. Een aantal functies werden niet opnieuw ingevuld. Het KMSKA heeft een toekomstig organogram opgesteld met ruim 100 medewerkers. De nieuwe aanwervingen zullen twee jaar voor de heropening worden opgestart.
Ten slotte zullen een aantal huurcontracten moeten worden verlengd en verder opgevolgd, zoals het museumdepot in Kallo en het Felixarchief. Het verblijf in het Vlaams administratief centrum (VAC) Anna Bijns zal moeten worden verlengd. Daarvoor zijn de eerste gesprekken opgestart.
Die meerkosten voor één grote werf, allemaal goed en wel, maar er zijn er nog andere op komst, zoals Opera Gent en het M HKA, zo werd gesteld. Er werd gevraagd welke lessen we hieruit kunnen trekken.
Uiteraard pleit ik voor een meer integrale benadering van de projecten. Het verleden heeft uitgewezen dat het opsplitsen in verschillende deelprojecten tot termijnverlengingen en oplopende kosten kan leiden, en in dit geval heeft geleid.
Om een kwaliteitsvol project te realiseren, is een faseplan noodzakelijk. Al van bij het opstellen van het masterplan dient de visie op lange termijn volgens een prioritaire aanpak te worden geconcretiseerd. Er dienen doelstellingen en criteria voor het project te worden uitgestippeld. Van bij aanvang van het traject moeten de prioriteiten en de fasering van de deelprojecten worden uitgetekend en moet worden bepaald wanneer er in middelen moet worden voorzien. De projectstructuur moet helder gedefinieerd worden, met aanduiding van duidelijke aanspreekpunten. Ook het eigenaarschap moet eenduidig afgesproken worden.
De coördinatie van het geheel is cruciaal en er moet een grotere resultaatsverbintenis worden bereikt met de verschillende spelers, of het nu gaat over bouwwerken, inhoud van de collectie, organisatie van het museum enzovoort. De doelstellingen en timing moeten voor alle partners steeds duidelijk zijn.
Ik veroorloof mij nog een bedenking te maken, aansluitend op deze laatste, nogal algemeen geformuleerde conclusies. Een journalist van een krant vond mijn vaststelling dat de overheid onvoldoende is toegerust om dergelijke werven te begeleiden niet geloofwaardig. Ik wil hier uit de doeken doen waarom mijn stelling wel hout snijdt. Er werd op een bepaald moment verwezen naar het feit dat het Afrikamuseum wel op vier jaar tijd kan opengaan en dat we hier al aan zeven jaar zitten, die er uiteindelijk tien zullen worden.
Voor alle duidelijkheid, ik ben heel blij dat het Afrikamuseum opengaat en ik zal de inhoudelijke discussie daarover nu niet voeren, maar dit was een eenvoudigere werf omdat het ging om een eenvoudigere renovatie van een bestaand gebouw, waar een ander gebouw is naast gezet. Dat is altijd eenvoudiger dan, zoals hier, twee gebouwen in elkaar schuiven. Ook de schaal van het KMSKA is toch nog van een iets andere orde.
Ik ben wel, misschien te laat, tot de vaststelling gekomen – ik doe dat ook in naam van de bevoegde diensten – dat wij in feite niet uitgerust zijn om werven van deze omvang vanuit Cultuur te begeleiden. Concreet doet het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) zijn uiterste best, maar het is maar uitgerust om niet al te complexe werven te begeleiden tot 10 of 15 miljoen euro – als ik er een bedrag op zou mogen plakken. Dat is de kennis en de expertise die ze hebben, maar eenmaal het daar boven gaat, wordt het moeilijk. Het is ook niet zo dat wij in de Vlaamse overheid – tenminste met mijn beperkte kennis van de hele Vlaamse overheid – voldoende mensen hebben om dergelijke complexe werven museaal te begeleiden. Dit is iets anders dan een kantoorgebouw zetten.
Ik moet dus naar oplossingen zoeken, waarschijnlijk samen met de volgende Vlaamse Regering, voor zover ik daar een rol in zal spelen want dat is absoluut niet zeker. Ik moet dus naar oplossingen zoeken om een begeleiding van werven op dat niveau mogelijk te maken. Dat zal natuurlijk geld kosten. Dat is het nadeel. Men kan inderdaad een aparte consultant aanwerven voor de coördinatie van dit plan en ik denk dat dit noodzakelijk zal zijn. Het FoCI doet zijn uiterste best, maar dit overstijgt zijn kunnen. Men wordt maar één keer in de vijftig jaar of misschien zelfs langer geconfronteerd met dergelijke werven. Men kan dus ook niet verwachten dat dergelijke knowhow bij de administratie of bij het KMSKA zelf in huis is. We zullen daar echt naar een oplossing moeten gaan, want ook het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) kondigt zich aan als iets van dezelfde orde. Bouwtechnisch is het misschien eenvoudiger omdat het gaat om een nieuw gebouw op een nieuwe plek, maar ook daar zijn er bijkomende studies bezig over de ondergrond. Dat is echt allemaal niet zo simpel. De Opera van Gent zal iets zijn op een kleinere schaal, maar zal qua complexiteit misschien vergelijkingspunten hebben. Een dergelijke omvang van werken vanuit cultureel oogpunt zal dus bijkomende knowhow vragen.
Ik was er niet bij toen de oorspronkelijke plannen zijn opgemaakt, maar misschien wist men toen wel al dat men ergens tussen 70 en 90 miljoen euro zou uitkomen en niet bij 44 miljoen euro. Heeft men het toen misschien niet durven zeggen omdat men er anders niet zou aan beginnen? We moeten toch wel de ambitie blijven hebben in Vlaanderen – aan dit publiek moet ik dat niet zeggen – om te zeggen hoeveel iets zal kosten, want we weten ook – de studie van de VRT en andere multiplicatoreffectenstudies van culturele investeringen indachtig – dat elke investering in cultuur minstens 1,5 euro of 3 euro return opbrengt. In het geval van de VRT was dat 2,2 euro. Dit zijn dus geen verloren investeringen, maar het zijn wel investeringen die ESR-matig zeer veel vragen van een overheid, met de Europese beperkende maatregelen die we vandaag kennen.
Ik pleit dus wel degelijk voor het voortzetten van die ambitie. Ik zoek nog naar oplossingen om dit meer transparant, gecoördineerd en overzichtelijk te kunnen doen, met de nodige knowhow. Daarmee wil ik niet zeggen dat alle mensen die vandaag op het dossier werken hun stiel niet kennen, maar het stretcht wel hun capaciteiten, dus ook de mijne. We moeten daar eerlijk in zijn. Ik maak mezelf dus deel van het probleem en ook van de oplossing.
Het is fijn als de minister zelf de repliek geeft. Ik vind dat tof. Ik had enkele puntjes opgeschreven. Ten eerste, is de Vlaamse Gemeenschap uitgerust om dergelijk dossier te begeleiden? Ten tweede, een betere financiële planning had heel veel geholpen kunnen hebben.
Ik onderschrijf uw conclusie en ik wil er toch even bij blijven stilstaan. Met het M HKA en de restauratie van de Opera van Gent voor de deur, mag Vlaanderen professioneler zijn. Wat we zelf doen, moeten we beter kunnen doen. Het klopt dat we nog niet die knowhow hebben voor grote werven of als het gaat over vereisten voor een cultureel gebouw. Ik onderschrijf wel uw inspanningen, en die van de mensen van het FoCI en het museum. Daar wil ik geen kritiek op geven.
Het klopt zeker dat er een slechte financiële planning was.
Men heeft al een stuk van dat masterplan afgeknipt in de eerste fase. Het is een dossier van meer dan tien jaar oud. Het is zelfs vijftien jaar oud in de geesten: in de planning en in de ideeënvorming. Als men natuurlijk met 44 miljoen euro denkt te landen, dan komt men er nooit. Men gooit een aantal elementen uit het masterplan opzij, men denkt ze later te kunnen opvangen maar ze komen sowieso terug. Dat is een boemerang die terugkomt. Bovendien is dat een heel dure operatie, overigens ook omdat studiebureaus en architecten heel hoge erelonen rekenen op bijkomende opdrachten. Het gaat in dit geval om 13,5 procent plus btw als ereloon op een nieuw onderdeel. Samengeteld is dat 20 procent meer dan wat het is. Dat moet vermeden worden met een globale visie.
Als een dergelijk dossier tien tot vijftien jaar aansleept, dan zijn de visie en de ideeën van de leiding vijftien jaar later – overigens voor een groot deel een andere leiding – anders dan bij het initiële plan. De vroegere directeur ging voor een museum dat zijn collectie goed moest presenteren naar, zoals u het zelf mooi hebt gepresenteerd, een museale visie die ook toegankelijkheid en beleveniswaarde als extra dimensies heeft. En verder denk ik aan de ICT-toepassingen die vijftien jaar geleden nog niet bestonden en die we dus niet konden toepassen. Dus, snellere bouwwerven zullen ook helpen om dat te vermijden.
Het is nu hoog tijd dat dit wordt afgerond, ik kan alleen mijn waardering uitspreken voor de inspanningen die worden geleverd maar ik zou nu toch ook iedereen willen oproepen om dit volle kracht vooruit af te werken. Ik denk dat er nu echt een deadline moet worden gesteld wanneer het museum kan open gaan. Zo vind ik de reactie van de directie dat ze wel zal zien, dat ze niet zeker is, niet fijn. Daar blijkt toch geen professionaliteit uit. Ik heb liever dat het zes maanden later opengaat als het niet anders kan maar dat men duidelijk zegt wat het mikpunt is en wat er technisch, bouwkundig, qua inrichting enzovoort haalbaar is.
Minister, alles begint met de laatste opmerking die u hebt gemaakt over de moeite die het kost om middelen voor cultuur vrij te maken. U zegt dat dat ESR-matig allemaal niet evident is en dat systematisch wordt onderschat hoeveel moeite het kost om dossiers er überhaupt door te krijgen wanneer het over cultuur gaat. Het blijft dus moeilijk om radicaal te investeren in cultuur. Dat is het belangrijkst in deze kwestie, want doordat men op voorhand al weet dat dat budget van 44 miljoen euro uiteindelijk zal uitkomen op meer dan het dubbele, zijnde 90 miljoen euro, wordt wat u voorstelt, namelijk een integrale benadering, onmogelijk. Wanneer men slechts in de helft van het budget voorziet, leidt dat er automatisch toe dat er zal worden beslist om gefaseerd te werken. En het ontbreekt aan coördinatie, precies door die opdeling en doordat bepaalde fases vertraging oplopen. Daardoor lopen zaken in het honderd.
Minister, dit is geen kritiek op u want ik ben blij van u te vernemen dat de werken niet zullen stilvallen en dat deze regering in budgetten blijft voorzien, maar het valt natuurlijk wel te hopen dat ook de volgende regering die budgetten zal blijven vrijmaken op een manier dat de werken niet zullen stilvallen.
Ik deel absoluut uw mening dat wij daar in Vlaanderen niet voor zijn uitgerust en dat die integrale benadering absoluut nodig is. U hebt daarbij gezegd dat coördinatie en eigenaarschap cruciaal zijn. Dat eigenaarschap is precies wat hier ontbreekt, we zien dat ook in andere grote infrastructuurwerken waar heel veel partners en grote organisaties samenwerken. Op een moment dat niet één iemand aan de kar trekt, de lead neemt en het dossier volledig doorgrondt, lopen er zaken fout. Ik denk dat het voortaan voor dergelijke grote budgetten de moeite loont om te voorzien in een kost voor een trekker, een coördinator die dan optreedt namens alle stakeholders, dus de bouwheer en alle betrokken overheden, en die samen met de architect dit dossier dag na dag intens opvolgt. Dat lijkt me de enige les die we hieruit moeten trekken en ik hoop dan ook dat er voor de renovatie van het MUHKA en de Opera van Gent een realistische begroting wordt opgesteld, dat een integraal plan wordt opgemaakt en dat iemand wordt aangesteld die de zaak trekt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen voor de minister maar wel een opmerking. Het KMSKA is ongeveer het grootste en meest complexe project dat het FoCI in zijn twintigjarige bestaan heeft gehad. Dat daar vertragingen op komen, dat budgetten verkeerd worden ingeschat, bewust of niet bewust, is gebleken maar ik vind niet dat we de verantwoordelijkheid daarvoor bij deze minister of bij de vorige kunnen leggen maar wel bij diegene die dit project bij de start verkeerd heeft ingeschat. We kunnen daar zeker lessen uit trekken, zoals de collega’s hier ook hebben gezegd, maar ik vind dat de minister zich in dit dossier niets te verwijten heeft, noch deze meerderheid, noch de vorige meerderheid. Ik durf te stellen dat men op een bepaald moment, toen alles begon, de zaken een beetje fout heeft ingeschat. U weet wie toen verantwoordelijk was. Die kleine bedenking wilde ik toch maken bij deze vraag.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, bij grote bouwwerken weet je waar je begint, maar niet waar je eindigt. Dat hebben we onlangs in Antwerpen zelfs nog eens ervaren: het diamantmuseum DIVA, dat wel op tijd klaar was, maar inderdaad ook over het budget is gegaan. Gedeputeerde Luk Lemmens zei toen ‘Dit gebeurt bij elke grote werf.’ Maar natuurlijk niet in die mate zoals hier gebeurd is.
De volgende Vlaamse Regering zal dus inderdaad verder in middelen moeten voorzien. Ik wil toch even namens de N-VA benadrukken dat wij absoluut de intentie hebben om prioritair te blijven inzetten op culturele infrastructuur. De lessen die getrokken moeten worden zijn: opsplitsen in deelprojecten, faseren van de deelprojecten, de doelstelling en de timing voor alle partijen moeten duidelijk zijn – de collega’s hebben het al gezegd en, minister, u hebt het zelf ook aangehaald.
Het dossier was een beetje te zwaar voor het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI), denk ik, en ik vind de conclusie die u trekt dat we complexe werven ook museaal moeten begeleiden, dan ook terecht. Ik ben dan ook heel blij dat u van plan bent om samen met de volgende regering te zoeken naar oplossingen voor het begeleiden van dit soort werken.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil nog kort aangeven dat intussen wel nog een aantal zaken op touw worden gezet die de volstrekte geslotenheid van het gebouw lichtjes moeten doorbreken. U hebt vorige week waarschijnlijk gemerkt dat er een aantal werfconcerten van Het Zesde Metaal komen. Die zijn dan ook nog eens kunstzinnig geïnspireerd, omdat de groep rond Wannes Cappelle werkelijk in dialoog gaat met een aantal werken uit het museum en daar nieuwe songs uit zal puren. Het zijn drie optredens in het begin van januari, als ik me niet vergis. Dus allen daarheen! Op die manier is men toch langzaamaan de band tussen de potentiële bezoeker of de nieuwe bezoeker en het te openen gebouw aan het voorbereiden en aan het versterken.
Ik weet dat het een dooddoener is, maar ik ga hem toch gebruiken: men heeft in Amsterdam ook lang op dat andere prachtige museum moeten wachten, het Rijksmuseum. Zelfs bij onze immer perfecte noorderburen loopt het soms niet helemaal zoals gepland.
Ik ben er wel van overtuigd – laat dat dan toch een balsem op deze wonde zijn – dat wanneer het gebouw zal opengaan, het door zijn architecturale meerwaarde, door de ruimtes die er gecreëerd worden en door de collectie die er al is, werkelijk een topbelevenis zal worden.
Maar we moeten nu alle zeilen bijzetten om die eindspurt – zelfs al zal het nog drie jaar duren – zo snel mogelijk te kunnen realiseren.
Ik wil geen gelijk halen, collega Brouwers. Ik ken het dossier van in het jaar 2001. Het is toen gestart, toen Paul Huvenne met een nota enzovoort afkwam. Het is een dossier dat zeventien jaar oud is, en dat in de jaren daarna geëvolueerd is tot wat het is. Voor de volledigheid van het verhaal, voor wie het niet weet, is er in het begin ook aan gedacht om eerst een nieuwbouw bij te bouwen op een terrein van een school van het Gemeenschapsonderwijs in de buurt, en dan het bestaande gebouw deels te restaureren, maar dus niet zo ingrijpend. Al die dingen zijn gedurende de jaren geëvolueerd. Het masterplan, zoals het nu uitgevoerd wordt, dateert uit de vorige legislatuur en de budgetten zijn onder verantwoordelijkheid van toenmalig minister Schauvliege vastgelegd. Waarbij ik haar geen ongelijk of gelijk wil geven. Maar ik wil ook het ongelijk niet in mijn mandje nemen.
Dat bewijst iets anders, namelijk dat wij allemaal, parlementsleden die in de commissie Cultuur zitten, er wel voor moeten ijveren dat Vlaanderen ook op het vlak van cultuur en culturele infrastructuur ambitieus mag en moet zijn, en dat wij er attent op moeten zijn – welke minister het ook is, van welke kleur of geur – om ambitieus genoeg te zijn om projecten neer te zetten die de tand des tijds trotseren en die de topkwaliteit moeten waarmaken die we, gelet op onze kunstcollecties, terecht ambiëren.
Dat moet eigenlijk de les zijn. We gaan binnen twee of drie jaar een heel mooi Antwerps museum hebben, het belangrijkste van Vlaanderen trouwens, met de grootste publieke kunstcollectie die er bestaat. Laat ons daarvoor gaan, en laat ons daar vooral lessen uit trekken als er straks nieuwe grote bouwprojecten komen, zodat daarvoor de budgetten correct worden ingeschat. Als de minister van Begroting dan lastig doet over de ESR-waarden (Europees Stelsel van Economische Rekeningen) van die investering, die hij het eerste jaar helemaal moet inboeken – want daar gaat het dan over –, laat ons dan daar maar samen voor vechten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u om het punt dat ik wilde maken te onderschrijven. Laten we inderdaad ook, als het over cultuur gaat, van meet af aan durven zeggen: ‘Als we iets willen dat goed is, dat de tand des tijds doorstaat en dat mensen van heinde en ver naar Vlaanderen kan lokken, moeten we durven radicaal daarin te investeren en in de budgetten te voorzien zoals ze moeten zijn. Dat is de belangrijkste les die we uit dit dossier kunnen trekken. Daarbij moeten we voor de komende dossiers absoluut die idee van een centrale trekker opnemen. Deze vraag was niet ingegeven als een vorm van kritiek aan u, minister, integendeel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.