Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Op 7 november 2018 schreven de Vlaamse Jeugdraad, De Federatie, het Overleg Kunstenorganisaties, de Vereniging Vlaamse Cultuur- en Gemeenschapscentra en het Overleg Cultureel Erfgoed een open brief waarin ze een meer professionele aanpak van de digitalisering van het departement Cultuur, Jeugd en Media vragen.
Volgens de open brief brengt de huidige digitale staat van het departement meer problemen dan voordelen met zich mee. Ze ondervinden moeilijkheden met de digitale systemen SISCA, OLIAD en KIOSK. Volgens hen blijkt de praktische uitvoering van een digitaal departement onvoldoende aan de noden te beantwoorden.
De verschillende organisaties stellen enkele adviezen voor. Concreet wordt er onder meer gepleit voor voldoende aandacht voor inspraak en werkbaarheid, voldoende cyclisch onderzoek en maximale toegang en toezicht op de eigen gegevens binnen een nieuwe digitale omgeving. Daarnaast vragen ze voldoende aandacht voor privacy, voldoende betrokkenheid van de sector bij het interpreteren van gegevens en het vermijden van overbodige planlast. Daarnaast wijzen ze ook op het belang van een gezond evenwicht tussen het kwantitatieve en het kwalitatieve luik. Tot slot vragen zij ook een klantvriendelijke administratie met voldoende persoonlijk contact.
Minister, begin dit jaar was er al ongerustheid over de hervorming van het departement die toen opgestart werd. Maar in een antwoord op een schriftelijke vraag van mijzelf legde u de nadruk op de digitalisering van het departement, en ik citeer: “De verschillende uitgangspunten en bouwstenen voor de nieuwe structuur zijn in deze commissie en andere fora meermaals besproken. Maar ook een optimalisering van de werking, door een grotere nadruk op kennisontwikkeling, een meer geïntegreerde aanpak van beleidsvoorbereiding en -uitvoering en een digitalisering van alle kernprocessen, vormde een belangrijk streefdoel.”
Hoe staat u tegenover de open brief die ondersteund wordt door verschillende verenigingen? Bent u akkoord dat de huidige digitale staat van het departement Cultuur, Jeugd en Media te wensen over laat?
In hoeverre bent u van mening dat de adviezen uit de open brief ter harte genomen moeten worden? Op welke wijze kan het departement hierop inspelen?
De hervorming van het departement, die opgestart werd begin dit jaar, sprak reeds over een digitalisering van de kernprocessen. Bent u van mening dat het departement hierin geslaagd is?
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief hebt u daar wel heel kort op gereageerd, vandaar dat ik ook de vraag opnieuw wil stellen, omdat ze toch wel iets uitgebreider is dan toen. U zei dat er dit jaar nog bijkomende stappen gezet zouden worden en dat er misschien overwogen moet worden om enkele financiële conclusies te trekken in verband met de KIOSK. Kunt u die uitspraken nog een beetje meer toelichten?
Minister Gatz heeft het woord.
Hoe ik tegenover de open brief sta waarnaar u in de vraag verwijst? Ik heb die uiteraard aandachtig gelezen en, zonder voorbij te willen gaan aan de pijnpunten die er vandaag zijn en waarop ik zo dadelijk dieper in zal gaan, stemt het mij optimistisch dat de verschillende verenigingen het wel eens zijn over de ambitie die wij samen aan de dag moeten leggen, namelijk het vereenvoudigen van de procedures, de planlasten verminderen en last but not least, door cijfers het beleid onderbouwen om zo de maatschappelijke relevantie van de sectoren meer zichtbaar te maken. De gezamenlijke brief leert mij ook dat er een bereidheid is om samen en over de sectoren heen na te denken over de stroomlijning van de dienstverlening. Dat is belangrijk om de operationele kosten van de digitalisering betaalbaar te houden en de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen.
Het mag duidelijk zijn dat die ambitie vandaag nog niet gerealiseerd is. Er is nog een weg af te leggen. Het departement biedt ook een brede waaier van diensten aan, die verder gaat dan het subsidiëren van de organisaties. Ook deze dienstverleningen werden de voorbije jaren gedigitaliseerd. Denk hierbij in de eerste plaats aan de attestering van monitoren en instructeurs via de Kadervormingstool (KAVO), ten tweede aan het online reserveren van kampeermateriaal, ook aan de erkenning van de radio’s, de bevragingstools voor de cultuurcentra en de bibliotheken, die al een lange traditie hebben, en de terugkoppeling hierover via het kennisportaal. Bovendien zullen met de vrijetijdsmonitor, waarbij in de eerste helft van dit jaar een gelijkaardig traject gelopen is, weldra nieuwe rapporteringsmogelijkheden voor de lokale besturen gecreëerd worden. Verbeteringen zijn uiteraard altijd mogelijk, maar met deze digitaliseringen hebben we een aantal stappen vooruit gezet.
Voor wat betreft het indienen en verwerken van subsidiedossiers bouwde het departement een platform, KIOSK zoals u weet, dat het mogelijk maakt om processen en invulschermen op maat te configureren zonder bijkomende programmatie. De idee is dat de ongeveer honderd subsidiestromen die ons beleidsveld rijk is, hier digitaal ook elk een plaats kunnen krijgen zonder voor elke stroom een aparte en soms dure toepassing te programmeren.
De kunstenorganisaties pionierden in 2016 en die digitalisering werd toen relatief gunstig onthaald, zo bleek uit een tevredenheidsenquête eind 2016. Die tevredenheidsenquête wordt binnenkort overigens herhaald zodat het departement de mogelijke verbeterpunten aan KIOSK op regelmatige basis kan blijven detecteren, dus ook bij de gebruikers uit andere sectoren die sedert eind 2016 geleidelijk ook van KIOSK gebruik beginnen te maken.
De uitrol van andere subsidiestromen op het KIOSK-platform nadien blijkt een stuk moeilijker te verlopen. De digitalisering vergt een nieuwe en andere manier van denken die, zo moeten we erkennen, nog onvoldoende organisatiebreed ingebed is binnen het departement of in het veld. Het voorbije jaar 2018 werd hier wel sterk op ingezet door de oprichting van een digitaliseringswerkgroep, door bijkomende wervingen zowel bij het IT-team als bij de inhoudelijke teams, en door in interne opleidingen te voorzien. Deze maatregelen en inspanningen moeten worden volgehouden en het departement onderzoekt permanent welke aanpassingen voor de eindgebruikers functioneel en technisch de beste verbeteringen zouden zijn.
Bovenstaande voorbeelden tonen aan dat er binnen het departement, ondanks de terechte verzuchtingen, een digitale basis aanwezig is, waarop kan worden voortgebouwd.
Uit de brief onthoud ik de bereidheid van de verenigingen om mee te werken aan de digitalisering van de dienstverlening. Ik zie deze vraag als een opportuniteit voor het departement. Cocreatie wordt vandaag beschouwd als het businessmodel om de toekomst van organisaties in een digitale wereld veilig te stellen. Uber, Waze, Airbnb zijn gekende voorbeelden. De vergelijking gaat uiteraard niet helemaal op maar de cultuur- en jeugdsector kent een heel lange en een sterke participatieve traditie, ‘cocreatie avant la lettre’. Die traditie moeten we in ere houden: bij het ontwerpen en het valideren van oplossingen maar ook en vooral bij het afstemmen van de terminologie.
Het is de bedoeling dat het departement binnenkort voor alle sectoren een meer gestructureerde werkwijze voor dat proces van gebruikersfeedback afspreekt in het overleg dat het departement binnenkort met de auteurs van de open brief zal hebben. Ik herinner er verder aan dat het betrekken van eindgebruikers of hun vertegenwoordigers in operationele feedbackgroepen bij de digitalisering van dossierstromen vanaf het begin wel degelijk de bedoeling was en blijft. Bij de uitrol van het Kunstendecreet in 2015-2016 gebeurde dit bijvoorbeeld wel al gestructureerd en met brede constructieve gebruikersfeedback vanuit onder andere het Overleg Kunstenorganisaties (oKo), maar evenzeer met individuele kunstenaars. De feedback werd meegenomen in de aanpassingen die in KIOSK intussen werden doorgevoerd. Het departement wil deze werkwijze van gebruikersfeedback effectief opschalen en ten dienste stellen van alle sectoren.
De samenleving wordt steeds meer datagedreven, die trein mag niet worden gemist. We moeten het beleid en onze sectoren met cijfers onderbouwen en daarrond een kwalitatief verhaal vertellen. Data moeten daarom vlot en zonder veel inspanning uitgewisseld kunnen worden. API-technologie (Application Programming Interface), waarbij we data rechtstreeks uit systemen – authentieke of andere bronnen – kunnen opladen en verwerken, kan die ambitie helpen waarmaken. De verenigingen en het departement moeten hier samen de mogelijkheden onderzoeken.
Digitalisering is natuurlijk nooit een doel op zich. Digitalisering is een middel om dienstverlening sneller, eenvoudiger, gebruiksvriendelijker, transparanter en met zo goed mogelijke garanties op gelijke behandeling aan te bieden. Het is een proces dat per definitie nooit af is of helemaal geslaagd zal zijn. Nieuwe inzichten en nieuwe technologie – het ‘internet of things’, artificiële intelligentie, ‘blockchain’ – bieden steeds weer nieuwe opportuniteiten om de dienstverlening te verbeteren. Het departement zit alleszins niet stil en zet in op die digitalisering.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, ik geef toe dat de digitaliseringsproblematiek een zeer complex probleem is. Ik heb ook alle begrip voor de groeipijnen die dat met zich meebrengt.
Het is goed dat er heel wat gebeurt, maar die open brief is er natuurlijk ook niet zomaar gekomen. De problemen rond digitalisering en de hervorming duren nu toch al een hele tijd. De sector mag toch ook wel actie verwachten om de nodige ondersteuning te krijgen.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Er wordt gewerkt aan een eengemaakt registratiesysteem, dat de bestaande gegevensregistratiesystemen waaronder het Sector Informatie Sociaal-Cultureel volwassenenwerk en Amateurkunsten (Sisca), technisch bij elkaar brengt. Kunt u een timing geven?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, het is een interessante vraag van de collega. We werden vorige week aangesproken over een oefening rond Vlaamse subsidies, die bezig is binnen de Vlaamse overheid. Daarbij werd uw Departement Cultuur, Jeugd en Media als pilootentiteit gekozen. Er is een communicatiebureau aangeduid, dat vorige week enkele dagen voor de vergadering zou plaatsvinden en dat een aantal organisaties opriep om heel dringend op een of andere plaats hun inspraak te komen geven. Dat is natuurlijk geen manier van werken. We hebben daar opmerkingen over gekregen. Er zijn uiteraard organisaties naartoe gegaan want men is ook wel wat bang omdat het toch over subsidies gaat. In welke mate zijn ze proportioneel? Hoe gaat het digitaal verder? Er waren meteen al wat discussies.
Op twee dagen tijd organisaties uitnodigen die een drukke agenda hebben, dat is misschien niet de beste manier. Laten we hopen dat het niet een soort van ‘pro forma’-inspraak is, waarna de administratie zal zeggen hoe het verder zal gaan. Men had geen onverdeeld positieve indruk na de eerste bijeenkomst vorige week. Ik wou dat hier even zeggen. U hebt het trouwens ook uitvoerig gehad over subsidies. Het sluit er dus bij aan.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Van Eetvelde, ik zal navraag doen in verband met uw vraag over het eengemaakte registratiesysteem. Ik heb hier niet bij me wat dat precies inhoudt. Ik zal u het antwoord schriftelijk bezorgen.
Mevrouw Brouwers, ik ben inderdaad op de hoogte van het incident met betrekking tot de iets te korte deadline om een aantal gegevens te kunnen opvragen bij een partner of bij partners in het werkveld. Ik heb dat ook besproken met de administratie. Dat was inderdaad geen bewuste keuze van de administratie. Het komt natuurlijk vervelend over ten aanzien van het werkveld. Men zal daaraan remediëren om de gevraagde gegevens op een iets langere tijdspanne te kunnen inwinnen.
Anderzijds heeft men mij tijdens de laatste deelbeleidsraad deze week heel het systeem van de mogelijke hervorming, of de hervorming in de slimme subsidies, waarin deze vragenlijst kaderde, uitgelegd. Het lijkt me wel interessant om dat ook hier in de commissie te bespreken, omdat het verhaal natuurlijk veel breder is dan enkel het feit dat een organisatie veel te laat een vragenlijst kreeg. Dat euvel is in elk geval opgelost. Het lijkt me wel zinvol om dat bredere traject in het kader van die slimme subsidies, of het streven daarnaar, wat dat juist is en hoe dat allemaal gezien moet worden, later eens te bespreken. Ik denk dat dat een aantal zaken zal verduidelijken: wat het is, wat het maar is, wat het ook kan zijn … Ik wil het eenmalige incident daar niet zozeer tegen afwegen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik wil er nog kort aan toevoegen dat ik het een zeer goede zaak vind dat die tevredenheidsenquêtes op regelmatige basis herhaald zullen worden. Dat kan voor ons dan ook de vinger aan de pols zijn. We blijven het verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.