Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, op 7 juli 2017 heeft de Vlaamse Regering het witboek ‘Open en wendbare overheid’ goedgekeurd. Hierin staan een aantal engagementen die passend zijn voor een open en wendbare overheid. Een van die engagementen is de oprichting van een wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid.
Er staat letterlijk het volgende: “We verhogen onze interne capaciteit op het vlak van strategisch langetermijnonderzoek en toekomstverkenningen en we onderzoeken hoe we dat uitbouwen in de Vlaamse administratie” en “We laten ons daarbij inspireren door buitenlandse voorbeelden.” Dat slaat op Nederland. Het is de bedoeling het transitiedenken op termijn volledig in te burgeren.
Minister-president, mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig. Welke stappen zijn ondertussen gezet om deze wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid boven de doopvont te houden? Ik vertrek vanuit dezelfde gedachte als in mijn vorige vragen om uitleg. Het is in het belang van Vlaanderen dat we over goede data beschikken en dat we hierop een aantal langetermijndoelstellingen proberen te enten. Een dergelijke raad zou zeker kunnen helpen om die debatten te objectiveren. Hoe ver staat het met de oprichting van een Vlaamse wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, het is een interessante vraag die straks ook aan bod komt bij de bespreking van de beleidsbrief. Ik zal dit luik van de beleidsbrief dan niet meer behandelen omdat ik het nu exhaustief behandel in het kader van deze vraag om uitleg.
In deze regeerperiode heb ik een eerste stap gezet met de oprichting van de Vlaamse Statistische Autoriteit (VSA). Ik vind het belangrijk en essentieel dat we beschikken over voldoende betrouwbare, kwaliteitsvolle openbare statistieken. Die zijn cruciaal om onze samenleving en onze economie beter te begrijpen en ook om te komen tot planning inzake beleid en evaluatie van dat beleid. De VSA zal vanaf december voor het eerst de publicatie op een andere manier doen, dus niet meer via het klassieke VRIND-boek (Vlaamse Regionale Indicatoren). Ze zal onderzoeken die geactualiseerd worden op het web plaatsen. Men gaat breder dan wat aanvankelijk VRIND was, vooral met onderzoek op gezin en samenleving. Het gaat dus om de uitbouw van een volwaardige VSA. Maar het is evident dat we dit moeten onderscheiden van beleidsonderzoek en toekomstverkenningen.
Ik heb die idee gelanceerd in het groenboek en daarna in het witboek ‘Open en wendbare overheid’. Ik heb daarbij verwezen naar de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
Na de goedkeuring van het witboek heeft het Departement Kanselarij en Bestuur werk gemaakt van een implementatieplan. Dat werd meegedeeld aan de Vlaamse Regering op 1 december 2017. Daarin wordt gezegd dat we onderzoek gaan doen naar een onafhankelijk adviserend orgaan voor langetermijnonderzoek, maar dat dit uiteraard samen moet worden bekeken met de reeds bestaande adviesraden, steunpunten, de studiedienst die we hebben binnen de Vlaamse overheid, de transitieambtenaren enzovoort. Ik bevestig dat in mijn beleidsbrief ‘Algemeen regeringsbeleid’, die straks ter bespreking voorligt. Daarin zeg ik dat er nood is aan expertiseopbouw inzake toekomstverkenningen.
Ik wil eerst beklemtonen dat het belangrijk is dat we over een dergelijke toekomstverkenner beschikken. Die nood is groot. Ook op Europees en internationaal niveau wordt die nood steeds meer aangevoeld. Maar ook op het Vlaamse niveau. Grote omvattende problemen die de landsgrenzen overstijgen, moeten we kunnen aanpakken. We moeten gaan voor een langetermijnaanpak en tegelijk stappen zetten in de richting van het kompas dat we vasthouden. We zien ook dat meer dan ooit de veranderingen heel snel komen. Ik weet dat het een triviaal woord geworden is, maar disrupties zijn alom aan de orde in Vlaanderen en in heel de wereld. Het is zaak om je daar zoveel mogelijk op voor te bereiden. Ook de bedrijfswereld ziet dit als een heel belangrijke uitdaging.
Het moet dus een langetermijnvisie zijn, maar je moet ook kunnen monitoren en bijsturen waar nodig. Daarom is het wenselijk dat je naast een statistische autoriteit ook beschikt over een toekomstverkenner, een soort wetenschappelijke raad.
De analyse van de Vlaamse administratie loopt nog. Daarin zullen een aantal vragen beantwoord worden. Wat zal de taak zijn van wat ik een Vlaamse WRR noem? Hoe kiezen we onderwerpen en wie communiceert erover? Hoe sturen we de Vlaamse WRR op dagelijkse basis? Is er interactie met bijvoorbeeld de Vlaamse universiteiten? Werken we met interne of externe onderzoekscapaciteit? Als het met interne capaciteit gebeurt, zit je met een grote budgettaire uitdaging en moet je kijken of je daar eventueel andere oplossingen voor vindt. Ik kom daar nog op terug. Wat is de verhouding met het lopende toekomstonderzoek, de transities, de steunpunten, de adviesraden? Wat is er budgettair noodzakelijk om een goede werking te hebben? Welke plaats krijgt de Vlaamse WRR binnen de Vlaamse overheid?
Zoals ik al zei, moeten we de vandaag bestaande onderzoekscapaciteit in kaart brengen. Er is Visie 2050, met een langetermijnvisie, en met transitie-ambtenaren en cellen die eraan werken om de zeven grote transities voor te bereiden. Er is ook de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO), die adviezen verleent aan zowel de Vlaamse Regering als aan het Vlaams Parlement. Er is de raad van bestuur van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO). Er is de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Zo kan ik er nog een aantal opsommen.
Daarnaast zijn er de steunpunten die aan beleidsonderzoek in de brede zin doen. Zo hebben we steunpunten voor bestuurlijke vernieuwing, economie en ondernemen, onderwijsonderzoek, welzijn, volksgezondheid en gezin, werk en milieu en gezondheid. Er zijn er nog meer. Het is belangrijk dat je dit allemaal mee in de afweging neemt. Er zijn ook de adviesraden, zoals de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), die over zeer veel vrouw- en mankracht beschikt en ook zeer veel adviezen verstrekt.
Persoonlijk ben ik nogal voorstander van het Nederlandse model. De WRR kan als een inspiratiebron gelden. Het is een onafhankelijk adviesorgaan voor het regeringsbeleid, bij wet geregeld. De WRR komt in samenspraak met regering, parlement en maatschappelijke stakeholders tot een selectie van potentiële onderwerpen voor het werkprogramma. Na overleg met de minister-president komt de raad tot een definitieve shortlist.
De raad streeft naar een balans tussen wetenschappelijk studeerwerk en raadpleging van deskundigen. Onderwerpen worden gekozen vanuit diverse wetenschappelijke disciplines. De raad bestaat uit professoren die werkzaam zijn als hoogleraren en telkens benoemd worden voor vijf jaar. Daarnaast beschikt de raad over een groep van onderzoekers en deskundigen die tijdelijk worden aangesteld. U kent de publicaties. Die zijn maatschappelijk relevant en zijn consulteerbaar op hun website.
En dan volgt er altijd een antwoord van de minister-president op de rapporten die worden verstrekt, waardoor dat natuurlijk een aanleiding is tot publiek debat, tot discussie over de toekomstlijnen die moeten worden getrokken.
Ik ben daar dus van overtuigd. Ik ben mij er ook van bewust dat, als je helemaal uit het niets overgaat tot de oprichting van zo’n Vlaamse WRR en je moet dat volledig budgettair gaan onderbouwen, dat een zeer dure aangelegenheid zal zijn. Daarom denk ik dat je de bestaande capaciteit moet bekijken. Ik doe daar echter nu geen uitspraak over: dat is mijn persoonlijke mening. Er zijn in diverse departementen studiediensten actief die op korte termijn werken, maar er zijn ook onderzoekers die zich met de langere termijn bezighouden. We hebben daar onvoldoende zicht op. Er zijn ook onvoldoende netwerken ter zake. Ik denk dat dit allemaal in kaart moet worden gebracht: wat zit er in de departementen en agentschappen? Wat hebben we in het kader van Visie 2050? Welke zijn de andere adviesorganen of agentschappen of Vlaamse wetenschappelijke instellingen die adviezen verstrekken? Wat met onze steunpunten, die op dat vlak een beetje vergelijkbaar zijn, maar die minder advies verlenen op langere termijn dan zo’n wetenschappelijke raad? Kun je daar op een of andere manier tot coherentie, tot synergieën komen, zodat de budgettaire impact minder groot zal zijn? Ik verwijs ook naar de vorige vraag om uitleg. Dit is een keuze waarvoor nu alle ingrediënten worden klaargemaakt. We hebben die VSA. Het was voor mij een absolute prioriteit dat we eerst over goede data zouden beschikken. We hebben daar een leidend ambtenaar die in het Britse instituut voor statistiek een directiefunctie had en daar het klappen van de zweep heeft geleerd. Nu geeft hij die VSA op die manier vorm.
We moeten dus komen tot een Vlaamse WRR, maar dat is een politieke keuze die de volgende regering moet maken. Dat stond nu niet in het Vlaamse regeerakkoord. Ik heb het in het groenboek en het witboek gelanceerd. Het staat ook in mijn beleidsbrief. Het voorbereidende werk moet in het voorjaar klaar zijn, zodat er keuzes kunnen worden gemaakt. Daarbij zullen er naar mijn smaak ook synergieën moeten worden gezocht. Dat sluit ook een beetje aan bij de vorige vragen. We moeten immers waakzaam zijn inzake de groei van de lopende uitgaven, omdat we een grote klemtoon willen leggen op publieke investeringen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister-president, dank voor uw antwoord. Ten eerste vind ik het een belangrijke stap vooruit dat de data die VRIND elk jaar brengt, worden uitgebreid. Dat zal ons, denk ik, ook helpen ten opzichte van Europa, waarmee we toch vaak een discussie hebben: wat is het deel dat Vlaanderen doet, en de andere deelstaten? Zo zullen we dat kunnen scherpstellen. We kunnen er zo op wijzen dat Vlaanderen de doelstellingen daadwerkelijk heeft waargemaakt. Dit zal ons zeker kunnen helpen daarbij.
Ten tweede, hoe kunnen we de toekomstverkenning vormgeven? Het is een goede zaak dat u op dit ogenblik bezig bent met het in kaart brengen van wie daar allemaal mee bezig is. Maar wat zal tellen, is natuurlijk de kwaliteit van de uiteindelijke raad. Als hij resultaten kan leveren die van een dermate goed niveau zijn en goed onderbouwd zijn, dan kan hij ervoor zorgen dat het politieke debat dat daarna volgt, begint op een objectieve ‘bodem’. In tijden van fake news hebben we daar meer dan ooit nood aan. Ik hoop dat het een raad kan zijn die werk levert waarover iedereen het eens is dat het kwaliteitsvol is, zodat, als hij met een bepaalde studie komt, deze het kader kan zijn waarbinnen het politieke debat zich dan kan afspelen.
Ik kijk dus uit naar wat u uiteindelijk zult voorstellen. Ik vind het een belangrijk project en hoop dat we dat nog in deze legislatuur kunnen afwerken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister-president, die toekomstverkenner is inderdaad een zeer belangrijk item uit de beleidsbrief. We zien in Nederland dat hij fantastisch werk kan leveren. Veel grote werven die ook in de Visie 2050 van de regering naar voren zijn geschoven, behelzen transitietrajecten, en een transitietraject opzetten binnen één legislatuur is sowieso al een huzarenstuk. In die zin verwelkom ik dan ook uw initiatief om ook te bekijken wat de plaats van de transitiemanagers hierin kan zijn. Het is me echter nog niet helemaal duidelijk hoe u een dergelijk orgaan ziet, hoe u die toekomstverkenner ziet. Doet hij enkel onderzoek, brengt hij dingen in kaart, zoals collega Van Rompuy zegt, om een objectieve beginlaag van vaststellingen voor te leggen waarop wij dan beleid kunnen enten? Of zal hij ook al daadwerkelijk adviezen geven? Dat is dan al meer echt een transitiebegeleider, die een aantal paden of richtingen aangeeft.
U hebt al een aantal punten aangestipt met betrekking tot de relatie die deze raad moet hebben met betrekking tot de klassieke adviesorganen, zoals de SERV, de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) en zo verder, en ook de steunpunten. U bent vaak teruggekomen op die steunpunten. U hebt ook terecht aangehaald in uw repliek dat er al heel veel expertise aanwezig is bij de departementen, dat we misschien niet een heel nieuw orgaan moeten uitbouwen zonder dat we weten welke expertise er al is. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er binnen de Vlaamse overheid inderdaad heel veel studiewerk gebeurt dat momenteel nog onvoldoende wordt gevaloriseerd. Ik onderschrijf dus volmondig uw bezorgdheid: het is nuttig om eerst die expertise naar boven en in kaart te brengen alvorens nieuwe aanwervingen te doen of externe expertise in te huren.
Een bezorgdheid die ik wel heb, is dat, wanneer die raad concreter zou worden, hij voldoende onafhankelijk is. De hervorming die is gebeurd met de VARIO lijkt me een goed voorbeeld. Daarin zetelen onafhankelijke leden, die vrij en open kunnen spreken en niet gebonden zijn door een organisatie, of die geen afgezwakt standpunt moeten vertolken. Het lijkt er alvast voorlopig op dat deze adviezen sterk zijn en zeer sterk worden verwelkomd door de sector.
Ik vat samen. Kunt u toch nog een klein beetje concreter aangeven of u die raad ziet als een onderzoekinstelling of -bundeling, of dicht u hem ook een adviesfunctie toe? Is de onafhankelijkheid van zijn leden een belangrijk element dat u mee zult opnemen in uw suggesties?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik vind het heel boeiend om hierop in te gaan. Ik ben blij dat initiatieven worden verwelkomd. Nog eens, het is een keuze die zal moeten worden gemaakt in het volgende regeerakkoord. Het is belangrijk dat we beschikken over een onafhankelijke toekomstverkenner. Mijn zorg gaat naar efficiëntie. Ik heb een aantal zaken opgesomd die we nu al hebben. We hebben te weinig zicht op de onderzoekers die nu al actief zijn in de diverse departementen, die vaak werken op korte termijn, maar er zijn ook mensen die in staat zijn om verdere toekomstverkenningen te doen. Het zal hun opdracht zijn om dit te proberen samenbrengen.
Ik heb verwezen naar het Nederlandse model zonder dat ik mij daarover uitspreek. Het is trouwens niet aan mij om nu die keuze te maken, maar ik denk dat het een goed model is omdat je een bovenbouw hebt van onafhankelijke professoren, die instaan voor de bewaking en de kwaliteit daarvan, met daaronder een ploeg van deskundigen die het studiewerk doen.
De WRR publiceert vier soorten publicaties. Dat zijn de rapporten aan de regering, dat zijn adviezen, ook policy briefs, waarin de raad zeer kort op de bal speelt en inzichten uit eerdere rapporten inbrengt in een actueel debat. De raad publiceert verkenningen en working papers. De huidige lopende projecten zijn artificial intelligence, digitale ontwrichting, filantropie, geldschepping, migratiediversiteit, ongelijkheid en gezondheid, onzekerheid en onbehagen, toekomst van werk en toekomst van zorgkosten.
Ik kan er een hele serie opsommen van vroeger: beleid, informatie en technologie, big data, privacy, veiligheid, cultuurbeleid, Europese publieke taken, financialisering, handelsperspectieven voor duurzaamheid, heroriëntatie Europa, infrastructuren, keuze - gedrag - beleid, lerende economie, lessen van evaluaties, maatschappelijke scheidslijnen, markt - staat - samenleving, middenklassen onder druk?, Nederland en de EU, Nederland in de wereld, ontwikkelingssamenwerking, onzekere veiligheid, praktijken van toekomstverkenning, rechtspraak – het gaat natuurlijk over bevoegdheden die breder gaan dan de Vlaamse, hoewel wij ook al rechtspraak hebben –, rechtspraak en transparantie, redzaamheid, religie in het publiek domein, schooluitval, toekomst openbare besturen enzovoort. Er zijn voldoende boeiende thema's, ik zal ze niet allemaal opsommen.
Het is zaak om een goed evenwicht te hebben in toekomstverkenning, in rapporten die op lange termijn dienstig kunnen zijn. Daar hebben we een samenloop met Visie 2050 en met onze transities. Ik pleit ervoor dat als hier werk van wordt gemaakt, we goed in kaart brengen wat we al hebben, waar we er het best voor zorgen dat mensen die daar al mee bezig zijn hieronder terechtkomen, ook al om redenen van budgettaire noodzaak en om geen dubbel werk te doen, zodat we zoveel mogelijk expertise binnenbrengen.
Zo hebben we het systeem van een bovenbouw met professoren. Dat model lijkt me wel wat. In Vlaanderen zullen we wel voldoende onafhankelijke wetenschappers vinden, niet zoals Johan Vande Lanotte die zei, toen men vroeg om de partijprogramma's te bestuderen: oké, twee van u en twee van mij. Ik denk dat we voldoende onafhankelijke academici kunnen vinden om zo'n wetenschappelijke raad te leiden.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister-president, de enige bedenking die ik maak, is dat ik zowel bij dit als bij het vorige antwoord hoorde: dat is iets voor het volgende regeerakkoord. Wat mij betreft, kunnen we daar in deze regering al proberen werk van te maken. Als de studie over het ijkpunt voor een norm midden januari klaar is, waarom zouden we er dan niet proberen iets mee te doen in deze legislatuur? Waarom zouden we in deze legislatuur niet al werk maken van die raad? Het is niet omdat men in een andere regering de legislatuur wil inkorten, dat wij hier zouden moeten stilvallen.
Minister-president, dit is een suggestie voor u. Wat mij betreft, kunnen we de volgende zes maanden nuttig blijven gebruiken, ook voor sociaal-economische thema's.
De vraag om uitleg is afgehandeld.