Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
De volgende vraag kan dan ook beschouwd worden als een Europese bevoegdheid, want het gaat over burgemeestersconvenant.eu. Het gaat over iets dat is beslist in Parijs in 2015. Misschien is het dus ook geen Vlaamse bevoegdheid!
In 2015 hebben 195 landen – Vlaanderen is geen land maar slechts een regio – in Parijs beslist om de opwarming van de aarde aan te pakken, de weerbaarheid van de landen te vergroten en de transitie in te zetten naar een koolstofarme maatschappij. Het ambitieuze en bindend mondiaal klimaatakkoord vormt de basis voor het internationaal en nationaal klimaatbeleid voor de komende decennia.
Tal van Vlaamse steden nemen de verantwoordelijkheid op door het ondertekenen van het Burgemeestersconvenant. Vlaamse steden, onze bevoegdheid dus. Daarmee nemen ze het engagement op voor de reductie van de CO2-uitstoot met 20 procent tegen 2020 of met 40 procent tegen 2030 als ze later hebben getekend. Het Burgemeestersconvenant is een initiatief van de Europese Commissie en geen vrijblijvend engagement. De EU volgt immers op of de gemeenten de engagementen nakomen.
Als een gemeente het Burgemeestersconvenant ondertekent, moet ze binnen het jaar een nulmeting van de CO2-uitstoot op het grondgebied en een energieactieplan (Sustainable Energy Action Plan of SEAP) voorleggen. De gemeenteraad keurt het energieactieplan met de doelstellingen en concrete acties om de CO2-vermindering te realiseren, goed.
Vlaanderen heeft een eigen tool en website ontwikkeld om de gegevens bij te houden, namelijk burgemeestersconvenant.be. Jammer genoeg is het niet ‘.vl’ omdat dat niet mag. De gemeenten staan zelf in om het energieverbruik van de eigen gebouwen en de eigen vloot in te vullen in de inventaris. Deze tool is mee opgemaakt door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in opdracht van de Vlaamse overheid. De gemeenten moeten dus zelf het verbruik van hun gebouwen en vloot invullen omdat anders alles wordt gegroepeerd in de kolom ‘tertiair’. Als we de kolom ‘tertiair’ willen uitsplitsen tussen gemeentelijke en niet-gemeentelijke gebouwen, dan moet dit op deze manier gebeuren. Het verbruik is verrekend in de ‘tertiaire sector’ en de ‘openbare verlichting’, maar we kennen de verhouding niet.
In functie van de openbaredienstverplichting bezorgen de distributienetbeheerders jaarlijks de eigen verbruiksgegevens voor elektriciteit en aardgas aan de desbetreffende gemeenten en steden, en dit in drie verschillende formats. Deze cijfers worden aan de lokale besturen aangereikt in functie van de ondersteuning voor het Burgemeestersconvenant. We stellen vast dat deze gegevens niet worden ingevoerd in de tool die Vlaanderen ter beschikking stelt en dus ook niet centraal worden bijgehouden. Daardoor zijn deze gegevens niet beschikbaar.
Op 28 september 2018 stelde ik een schriftelijke vraag met de vraag of ik de cijfers zou kunnen krijgen per gemeente over de verschillende jaren heen over wat het verbruik is voor elektriciteit voor de eigen gebouwen, voor gas voor de eigen gebouwen, voor het wagenpark en voor de openbare verlichting. Ik heb die cijfers niet kunnen krijgen. Uit uw antwoord bleek dat de cijfers niet centraal worden bijgehouden. U geeft wel aan dat we kunnen kijken op de website provincies.incijfers.be/databank. Op die website wordt echter ook geen uitsplitsing gemaakt. U antwoordde ook dat er gekeken kan worden op de website van Eandis. We hebben echter geen toegang tot de deelverbruiken per straat, waarvoor een code nodig is die eigendomsrecht is van de gemeenten.
Met andere woorden, het is momenteel zeer moeilijk om het bos door de bomen te zien. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel. Het gaat om een Vlaamse bevoegdheid. Hoe kunnen we deze gegevens beter ontsluiten en raadpleegbaar maken? En twee: hoe kunnen de bestaande databanken beter aan elkaar gekoppeld worden? En hoe kunnen de beschikbare gegevens worden ingevoerd in de overzichten op www.burgemeestersconvenant.be?
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik wil graag een onduidelijkheid in de toelichting van uw vraag corrigeren, als ik mag. Want het klopt niet dat de gegevens van de distributienetbeheerders niet worden ingevoerd in de inventaristool. Fluvius vormt juist een belangrijke schakel om inzicht te krijgen in het energieverbruik per sector in de gemeente. De distributienetbeheerder levert in opdracht van het Departement Omgeving jaarlijks aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) voor elke gemeente de elektriciteits- en gasverbruiken aan voor elke sector, zowel tertiair, de huishoudens, als de industrie. Deze inventarissen zijn jaarlijks beschikbaar sinds 2011. Dit kan door iedere geïnteresseerde gebruiker ingekeken worden door naar de website www.burgemeestersconvenant.be/co2-inventarissen te gaan, en een Excelbestand van een willekeurige gemeente te openen. Er is bijgevolg volledige ontsluiting en transparantie van de beschikbare lokale energiedata.
Wat wel klopt, is dat men niet tot op het niveau van de gemeentelijke gebouwen kan kijken binnen de scope van deze tool. De inventaristool dient om een totaalbeeld te krijgen van het energie- en CO2-verbruik op het gemeentelijk territorium per sector en per energiedrager – waar het beschikbaar is. Daarvoor worden vele dataleveranciers bevraagd om data aan te leveren, waaronder dus ook Fluvius. Met deze aanpak voldoen de gemeenten aan de vereisten voor het Burgemeestersconvenant en wordt er een uniforme methodologie aangeboden. Dat was de bedoeling van de opzet van deze ondersteunende tool.
Maar omdat er inderdaad werd vastgesteld dat de provincies gezamenlijk een webplatform voor dataontsluiting ontwikkelden, dat gebruiksvriendelijk is en veel mogelijkheden biedt inzake datavisualisatie, werd ervoor geopteerd om geen dubbelwerk te verrichten en dus ook geen budget te spenderen aan de ontwikkeling van nog eens een eigen dataviewer, maar juist wel samen te werken en ervoor te zorgen dat er nog meer data uit de inventarissen werden ontsloten.
Mijnheer Gryffroy, er moet inderdaad over gewaakt worden dat we het overzicht niet verliezen in een veelheid van databanken. Maar laat ik even terugkijken naar 2012, toen we gestart zijn met deze tool. Toen dienden alle data nog afzonderlijk opgevraagd te worden bij elke gemeente, en bij elke dataleverancier. Dit leidde dan tot grote frustraties bij gebruikers en aanbieders van de data. Iedere gemeente gebruikte bovendien een eigen methodologie, eigen kengetallen, en een eigen interpretatie van de handleiding van het Burgemeestersconvenant.
Ondertussen staan we weer een heel stuk verder, en is databeheer in zijn totaliteit veel belangrijker geworden dan zes jaar geleden. Met ‘big data’, ‘open data’ en ‘smart city’-concepten is er ook een ecosysteem ontstaan van aanbieders van diensten voor lokale overheden inzake energiebeleid en klimaatneutraliteit. En dit veranderende landschap is hoopgevend, maar wordt uiteraard wel complexer om in te navigeren. We zijn dus waakzaam om dubbelwerk en overlap te vermijden en we streven naar verdere integratie van de bestaande databanken. Daarom heeft het Vlaams Energieagentschap begin dit jaar een strategienota uitgewerkt met betrekking tot de ontsluiting van energiedata naar lokale besturen toe.
Dat resultaat kunt u lezen op de nieuwssectie van de website van het Burgemeestersconvenant. Enerzijds bevat het een overzicht met initiatieven omtrent data op de verschillende beleidsniveaus. Dat kan nuttig zijn voor iedereen die met data bezig is maar soms het overzicht verliest. Anderzijds bevat het de actiepunten die het Vlaams Energieagentschap in de toekomst wil uitvoeren om de lokale besturen beter te ondersteunen. Een opsomming van de besliste punten: eerst en vooral het aanleveren van data op niveau van statistische sectoren, ten tweede de toegankelijkheid en visualisatie van de data op een laagdrempelige manier via het platform van provincies in cijfers, de hernieuwbare-energiebarometer op gemeentelijk niveau met een maandelijkse update, de centralisatie van de communicatie via de website burgemeestersconvenant.be, en de datanoden aankaarten bij derden.
Om de enorme dataset uit de inventaristool te ontsluiten rondt het Departement Omgeving een opdracht af om de inventarissen als een opendataset aan te bieden aan iedereen die daarmee aan de slag wenst te gaan.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik denk dat mijn vraag inderdaad onduidelijk was. Ik heb het niet over de verbruiksgegevens over de gemeente, tertiair. Ik heb het over de verbruiksgegevens van de eigen stedelijke gebouwen. Als je kijkt op burgemeestersconvenant.be, en je klikt een gemeente aan, dan zijn er lijnen voorzien: ‘Gemeentelijke gebouwen en installaties/voorzieningen’ voor ‘Elektriciteit’, ‘Warmte/Koude’, ‘Aardgas’, ‘Vloeibaar gas’, ‘Stookolie’ enzovoort. Die lijntjes zijn voorzien. En die lijntjes worden door geen enkele gemeente ingevuld. Mijn vraag ging daarover.
Ik weet dat Fluvius, vroeger Eandis en Infrax, deze gegevens van elektriciteit en aardgas voor de gemeentelijke gebouwen – lees: gemeentehuis, sporthal, zwembad enzovoort – opstuurde naar de diensten. Dat werd gedaan, inclusief openbare verlichting. Maar we moeten enkel maar vaststellen dat ze niet op die tool worden ingevuld. Mijn vraag ging dus daarover: waarom wordt dat niet gedaan, en hoe kunnen we dat beter doen, zodat dat wel gedaan wordt.
We weten dus niet van een gemeente wat hun eigen verbruik is ten overstaan van het totaalverbruik. Waarom vind ik dat belangrijk? Omdat we straks spreken over een daling van 20 procent of 40 procent, en je moet dus eigenlijk iets vertellen aan de burger. We willen een CO2-reductie hebben van 40 procent, maar wij als gemeente zijn verantwoordelijk voor slechts 2 of 3 procent. Met andere woorden: je vraagt eigenlijk de inspanning aan de burger. Maar de vraag is: wat kun je ook zelf gaan doen? Je kunt dat ook bijhouden, en ook die trends bijhouden. En dat vind je daar dus niet terug.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Het is de verantwoordelijkheid van elke gemeente om zelf al die statistische gegevens bij te houden. In onze gemeente doen wij dat wel degelijk. Als het louter gaat over het invullen van een tool, dan denk ik dat we eerder moeten kijken naar de VVSG om daar iedereen nog meer waakzaam voor te maken. In Limburg zijn we wat de Burgemeestersconvenant betreft zeer goed bezig. Ik denk dat in eerste instantie naar de gemeenten en/of naar de provincies moet worden gekeken en dat zij ervoor moeten zorgen dat al die statistische gegevens worden bijgehouden.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mevrouw Peeters, ik kan bevestigen dat Limburg het op dat vlak beter doet dan de rest. Maar het is nog niet ideaal, als ik collega Danen zie knikken. Op het niveau van wat een gemeente moet doen en niet moet doen, mijnheer Gryffroy, heb ik niet de eindverantwoordelijkheid. Dat is zo. Als het gaat over andere zaken, dan is de minister van Energie niet bevoegd. Ik kan niets opleggen aan de gemeenten. Als er moet worden gevraagd aan de gemeenten om iets te doen, dan beraadslaag ik daar best eens over met mijn collega-minister Homans, en ook met minister Schauvliege, want de Burgemeestersconvenant is heel wat meer dan alleen maar Energie, dat is ook Klimaat. Als het gaat over dingen vragen aan de gemeenten of dingen eisen van de gemeente, dan is minister Homans bevoegd. Ik zal dat met haar opnemen. Dit betekent natuurlijk wel dat je van boven uit opnieuw een administratieve verplichting oplegt aan gemeenten om dingen zelf in te voeren. We hadden het over een tool die een ondersteuning was. Gemeenten moeten dingen invoeren. Ik ben daar ook voorstander van. Maar u vraagt nu aan de minister van Energie om de gemeenten te verplichten bepaalde gegevens die ze hebben, in te voeren in de databank. Ik zal het met minister Homans opnemen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Als het gaat over Europese rapportering, moet dat niet gedetailleerd gebeuren. De VITO doet de moeite om een dergelijke tool te ontwerpen. Die bestaat al lang. De gemeenten moeten dan drie getalletjes invullen, maar ze slagen daar blijkbaar niet in. Mochten ze nu zelf die getalletjes moeten opzoeken, dan zou je kunnen zeggen dat dat veel werk is, maar ze krijgen de getallen van de distributienetbeheerder, die ze per mail in een pdf-document doorstuurt. ‘Alstublieft. Vul in.’ Oké, u kunt zeggen dat u niet verantwoordelijk bent en dat het iets is wat ik wil opleggen. Dan gaan we een stapje verder. Straks komen diezelfde gemeenten en steden bij u terecht en vragen ondersteuning voor hun eigen energiebeleid. Het eerste wat u zult vragen, is wat zij verbruiken. Ze zullen antwoorden: ‘Ik weet dat niet, mijnheer.’ Dat is de basis. De minister van Klimaat, minister Schauvliege, geeft incentives aan gemeenten die iets doen rond bijvoorbeeld het Klimaatfonds maar men weet niet hoeveel de gebouwen verbruiken. Dat mag dus blijkbaar niet bekend worden gemaakt op een website. Als het gaat over dataverzameling, vind ik het, na de inspanningen van de VITO, een gemiste kans dat de getallen over stedelijke gebouwen niet ingevuld worden. Straks gaat men vragen om een ondersteunend beleid, maar eigenlijk kent u de getallen niet. Ze zitten allemaal bij de ongeveer driehonderd gemeenten, ergens in een of ander Excelletje, maar niet op een centrale datatool. Ze zijn ook niet op de twee andere links terug te vinden die u hebt opgegeven in het antwoord op de schriftelijke vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.