Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we ontmoeten elkaar regelmatig in verband met de elektrificatie van onze mobiliteit, met name over het omkaderend beleid dat daarvoor nodig is zoals het voorzien in laadpalen. We hebben de ambitie om die laadpaleninfrastructuur zoveel mogelijk uit te bouwen in Vlaanderen. Laadpalen kunnen immers niet worden losgekoppeld van het promoten van elektrische voertuigen. Er is maar een deel dat onder de verantwoordelijkheid van de overheid valt, en dat is het bouwen van die laadpalen. Het eigenlijk promoten van de elektrische mobiliteit hangt van heel wat meer zaken af dan die waar de overheid rechtstreeks invloed op heeft.
Er zijn diverse initiatieven om de laadpaleninfrastructuur in Vlaanderen uit te breiden. We hebben de ambitie om tegen 2020 het aantal laadpunten in Vlaanderen te verdubbelen tot 5000. België telt op dit moment 1765 publieke laadpalen. In heel het noordwesten van de Europese Unie heeft alleen het Groothertogdom Luxemburg er minder. Tussen januari 2010 en juni 2018 is het aantal openbare en private laadpalen in Nederland gegroeid van 400 naar 122.036. Dat hoge cijfer klopt niet omdat het gaat over de totaliteit van de laadinfrastructuur en het cijfer dus ook de particuliere laadinfrastructuur omvat. Er waren in juni 2018 17.681 reguliere publieke laadpalen in Nederland, wat natuurlijk gigantisch is. De vergelijking met koploper Nederland toont misschien een te schrijnend beeld, maar Vlaanderen en België blijven toch achter bij inwonersaantal vergelijkbare landen zoals Zweden met een kleine 5000, Oostenrijk met 3706 of het vergelijkbare Denemarken met 2582.
Enkele weken geleden kwam het bericht dat federaal minister van Consumentenzaken Peeters in de zomer een studie liet opstarten naar de noodzaak van een wetgevend kader rond laadpalen. Het gaat voornamelijk over de ijking en manier van opladen via laadpalen. Er bestaan momenteel verschillende systemen met elk een eigen manier van factureren zoals een abonnement per kilowattuur, per minuut of een combinatie. Ik moet bekennen dat ik redelijk geschrokken was van dat bericht. Ik herinner me dat we in het Vlaams Parlement al verschillende discussies hebben gehad, onder meer met de vorige minister van Innovatie, mevrouw Lieten, over de standaardisatie van de systemen binnen Europa. Europa heeft er regels voor opgelegd, maar de precieze manier van betaling voor de elektriciteit zou nog worden onderzocht. Ik was dus geschrokken dat er blijkbaar toch nog een studie voor nodig is. Potentieel kan het wel degelijk een domper zetten op het verder uitrollen van de infrastructuur.
De administratie moet in de studie onder meer nagaan welke systemen er op de markt zijn, de meetmethode en de prijsbepaling. De studie dient ook na te gaan hoe de goedkeuring van de laadpalen en de omkadering in de buurlanden gebeurt, hoe de interactie met de Europese richtlijn voor meetinstrumenten is en of aan consumenten voldoende garanties geboden worden voor een correcte prijs. Deze studie kan echter leiden tot nieuwe eisen voor laadpalen. Dit creëert dan weer onzekerheid in de sector en kan de verdere uitrol van laadpalen in gevaar brengen.
Minister, wordt uw expertise en die van uw diensten in deze studie betrokken? Zo ja, welke input levert Vlaanderen? Zo niet, is betere afstemming noodzakelijk?
Hoe staat u tegenover bijkomende regulering rond laadpalen? Schiet de huidige Europese regelgeving te kort? Wat leert de studie ons over praktijken in andere Europese landen?
Wat als de 5000 laadpalen die Vlaanderen nu uitrolt niet voldoen aan de nieuwe federale eisen, gaan deze dan aangepast en/of vervangen moeten worden? Hoe kunt u garanderen dat we geen bijkomende lasten creëren voor de plaatsers van laadpalen en dat de bestaande laadpalen niet afgebroken en vervangen moeten worden door nieuw geijkte exemplaren, wat de uitrol zou vertragen en wat uzelf ook niet zou toejuichen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega’s, mijn diensten hebben enkel onrechtstreeks vernomen dat de federale diensten met deze studie gestart zijn. Daarop werd in september een informatieve vraag gesteld door mijn diensten op het energieoverleg transport (ENOVER). Het antwoord was dat de studie nog in een exploratiefase was en dat er nog geen concreet voornemen was om de gewesten te betrekken. Verder stelde de federale ambtenaar dat ‘indien gesprekspartners van het Vlaamse Gewest dat willen, ze contact kunnen nemen voor een onderhoud.’
Er is nog geen vraag aan de Vlaamse overheid gesteld en bijgevolg ook nog geen insteek gegeven. Gelet op de initiatieven die Vlaanderen op dit vlak heeft genomen, is afstemming inderdaad essentieel. Mijn diensten zullen dit punt dan ook opnieuw agenderen op het ENOVER-Transport met de federale overheid en de andere gewesten.
In de lopende uitrol van de basisinfrastructuur zijn er vooralsnog geen juridische hinderpalen. De standaardisatie van stekkers is Europees geregeld. Er blijft natuurlijk de kwestie van interoperabiliteit en prijsaanduidingen, maar daarvoor worden binnenkort Europese projecten opgestart om dit gezamenlijk te regelen. We hebben momenteel geen inzage in de resultaten van de studie, als die er al zouden zijn.
Veel zal afhangen van wat er uiteindelijk uit de studie komt. We hebben alvast gevraagd – in antwoord op de suggestie om met de federale overheid in contact te komen – om snel Allego, dat de uitrol verzorgt van de drie eerste loten voor de basisinfrastructuur in Vlaanderen, te betrekken bij de werkzaamheden. We veronderstellen dat ook de netbeheerders, die de Vlaamse uitrol coördineren, betrokken zullen worden.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw kort maar duidelijk antwoord. Ik leid er vooral uit af dat de mededeling over de studie, die zelfs nog niet was doorgepraat met u of uw diensten, voornamelijk aankondigingspolitiek is geweest.
We kunnen het alleen maar betreuren dat men daarvoor zelfs niet rechtstreeks contact opneemt, vooral omdat dit, afhankelijk van de uitkomst en de conclusies van die studies, wel degelijk behoorlijk zware gevolgen kan hebben voor onze doelstellingen. Het is dan wel jammer dat, wanneer wij die doelstellingen ernstig nemen en proberen daar naartoe te werken, dat op die manier, zonder enige vorm van overleg, wordt doorkruist. Ik betreur dat.
Verder is er nog de vraag of er effectief veel nood is aan die studie. Aankondigen dat je consumenten zult beschermen, is leuk. Maar als je met die studie enkel het tegenovergestelde bereikt en de uitrol van die laadpalen nog vertraagt, is dat te betreuren.
Ik hoor vooral dat er geen juridische problemen zijn. Met betrekking tot de prijs heeft de consument nog altijd de vrijheid om zelf te kiezen welk systeem hij gebruikt. Ik heb op het terrein nog nooit gehoord van enig probleem daaromtrent. Daarom is het een verrassing dat er een studie zou zijn die heel de boel kan verlammen. We kunnen dat alleen maar betreuren.
Maar goed, minister, uw antwoord was in elk geval duidelijk.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik dank u voor uw vraag. Het is belangrijk om over de uitrol van de laadpalen de vinger aan de pols te houden. Ik denk dat de minister er alles aan heeft gedaan om zoveel als mogelijk de toename van het aantal laadpalen te stimuleren. Maar hij kan ze natuurlijk niet zelf gaan plaatsen.
We mogen niet vergeten dat de steden en gemeenten hierin een belangrijk aandeel hebben. Het antwoord op de vraag is in die zin ook heel duidelijk. Als de lokale overheid niet meewil, als de distributienetbeheerders niet meewillen, tja…. Het is evident dat je verwacht dat de netbeheerders erop toezien dat dit soort ijking correct verloopt. Wanneer lokale overheden aanbestedingen doen om laadpalen te plaatsen en dat niet via de netbeheerders doen, zullen zij daar ook op moeten toezien.
Maar ik moet u er wel attent op maken, mijnheer Diependaele, dat er niet in alle steden en gemeenten een even groot enthousiasme is om laadpalen te laten plaatsen op het publieke domein. Indien uw vraag dus uitzwermt naar ‘we moeten meer laadpalen hebben’, dan hoop ik ook dat de N-VA-burgemeesters en -schepenen overal te velde hun verantwoordelijkheid zullen opnemen en daar in voldoende laadpalen zullen voorzien.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik hoop, samen met collega Schiltz, dat de burgemeesters en schepenen dat voorzien in hun bestuursakkoord voor de volgende jaren. Oostende zal het voorbeeld geven, mijnheer Schiltz.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik denk dat u de inslag van de vraag niet helemaal begrepen hebt. Het ging namelijk niet bepaald over het feit dat we inderdaad een probleem hebben met de uitrol van die laadinfrastructuur. Want we zitten wel degelijk achter op schema en zullen het moeilijk halen.
Maar dat was natuurlijk niet de invalshoek. De invalshoek was voornamelijk of dat die ijkingsprocedures en die studie nodig waren en of die studie de uitrol niet zou vertragen en daardoor de doelstelling van uw eigen minister meer onderuit zou halen.
Ik denk dat u er beter aan doet om te luisteren wanneer de vraag wordt gesteld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.