Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Het is eigenlijk een beetje toevallig dat ik deze vraag stel of dat ze die in mijn schoenen hebben geschoven, maar de heer Vandaele zal zich wel bemoeien omdat hij het toch niet kan laten. (Gelach)
Minister, ik stel deze vraag ook een beetje vanuit de circulaire economie. Op het vlak van afval legde Vlaanderen al een heel grote weg af: van illegale stortplaatsen naar meer verantwoord ondernemen en consumeren. Het Materialendecreet en het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) leggen een basis voor het beter sluiten van de materialenkringlopen. Het decreet sluit ook de deur voor uitvoer van ongesorteerd afval naar het buitenland. Vraag is natuurlijk of het ook omgekeerd werkt. Met andere woorden: in hoeverre is Vlaanderen beschermd tegen invoer van afval uit het buitenland?
Het Materialendecreet richt zich op het duurzame beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Het decreet neemt ook een definitie op van materialen en grondstoffen. Alle afvalstoffen zijn materialen, maar niet alle materialen zijn afvalstoffen. U kent dat ongetwijfeld beter dan ik. Een grondstof in het kader van het Materialendecreet is – en dat is een definitie – ‘een bijproduct of materiaal dat de einde-afvalfase heeft bereikt’. Er bestaat een Europese kaderrichtlijn over afval en specifieke verordeningen voor bijvoorbeeld metaalschroot, koperschroot en glas. Het VLAREMA-besluit voorziet – binnen het kader van het Materialendecreet – ook bepalingen voor het hergebruik van bepaalde materialen. Als er geen specifieke criteria zijn, moet men een ad-hocafweging maken op basis van de definitie van afval.
Onder bepaalde voorwaarden kan men afvalstoffen als grondstof gebruiken. Men spreekt dan over materialen die de status van ‘afvalstof’ verliezen en in de ‘einde-afvalfase’ komen. In die gevallen moet men bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) een grondstofverklaring aanvragen. Dat is dus eigenlijk een gemotiveerde beslissing, waarbij de OVAM verklaart dat een specifiek materiaal dat wordt geproduceerd door een specifieke producent voor een specifieke toepassing, het afvalstatuut verliest en grondstof wordt. Het is dus door een verklaring dat een bepaald materiaal geen afval meer is, maar grondstof wordt. Elke lidstaat van de Europese Unie hanteert hiervoor een eigen definitie en stelt eigen voorwaarden. In geval van een grensoverschrijdend transport geldt in dat geval de strengste definitie.
Recent kwam deze problematiek in het nieuws naar aanleiding van verdere stappen in een internationaal onderzoek waarbij ook een Antwerps bedrijf betrokken zou zijn. Het kabinet was daar ook bij betrokken, maar daar gaat het in dezen niet over. Tussen 2012 en 2015 zouden er immers een tiental transporten naar de Antwerpse haven zijn geweest, waarbij vervuilde afvalstoffen tot stookolie en bunkerbrandstof voor schepen zijn verwerkt. Het ging volgens de OVAM om afvalstoffen waarvoor geen afvalstofverklaring werd afgeleverd en die dus niet als grondstof mochten worden beschouwd.
Het Materialendecreet stelt duidelijk dat er een grondstofverklaring moet zijn, waarin verklaard wordt dat een specifiek materiaal dat wordt geproduceerd door een specifieke producent voor een specifieke toepassing, het afvalstatuut verliest en dus grondstof wordt. Wat is de rol van de OVAM in dergelijke dossiers? Welke toetsingscriteria gebruikt de OVAM? Is een grondstofverklaring in alle situaties vereist? Zo niet, waarom niet?
Welke controlesystemen zijn er om te vermijden dat via internationale stromen afvalstoffen toch onze samenleving binnenkomen? Wie voert hier de controle uit?
Is er volgens u nood aan bijkomende maatregelen? Dat is dan wel een beetje in het licht van het voorval met de procedure die loopt. Is er nood aan bijkomende middelen of personeel om de risico’s tot een minimum te herleiden?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Uiteraard hebben we daar een strikte regelgeving rond en de basis daarvan ligt in het Materialendecreet. Vroeger spraken we over een Afvaldecreet. We hebben daarmee komaf gemaakt en er Materialendecreet van gemaakt om juist de overstap naar een circulaire economie te kunnen maken en om zo veel mogelijk materiaal opnieuw te kunnen gebruiken.
Eigenlijk staat de basis – of het nu over afval of materiaal gaat – in twee artikelen van het Materialendecreet: artikel 36 en 37. Die basis is uiteraard verder aangevuld met concrete procedures en dergelijke meer in de uitvoeringsbesluiten, VLAREMA en dergelijke meer. Er zijn eigenlijk vier gevallen mogelijk opdat een afvalstof als grondstof kan worden ingezet.
In het eerste geval moet een afvalstof aan bepaalde voorwaarden voldoen inzake samenstelling, maar er is geen grondstofverklaring vereist. Dat staat opgenomen in bijlage 2.2 van VLAREMA. Daar staat dus een hele opsomming van afvalstoffen die onderworpen zijn aan dergelijke samenstellingsvoorwaarden. Het is de verantwoordelijkheid van de houder van de afvalstof om na te gaan of aan die samenstellingsvoorwaarden is voldaan. Zo ja, dan kan hij de materiaalstroom als grondstof op de markt brengen. Zo niet, dan moet de materiaalstroom als afvalstof worden verwerkt. Het gaat hier om een materiaalstroom die frequent aanwezig is in de industrie en waarvoor door de overheid duidelijke criteria zijn vastgelegd die aangeven wanneer ze als grondstof kunnen worden gebruikt. Het gaat ook om materiaalstromen die slechts beperkte milieurisico’s hebben. Het gaat ook om materiaalstromen die slechts beperkte milieurisico’s hebben. Je hebt daar ook categorieën in.
Geval twee: een afvalstof moet aan bepaalde voorwaarden voldoen inzake samenstelling, en moet daarenboven over een grondstofverklaring beschikken, vooraleer ze kan worden ingezet als grondstof, vandaar dat het de tweede categorie is. Het gaat om stromen die hogere milieurisico’s met zich meebrengen. Daarom wordt het niet alleen aan het oordeel van de houder overgelaten, maar moet de OVAM een grondstofverklaring afleveren om zo te garanderen dat die stroom ook werkelijk aan de voorwaarden voldoet. De lijst van afvalstoffen waarvoor een grondstofverklaring verplicht is, is ook opgenomen in de bijlage bij VLAREMA.
Geval drie: een afvalstof moet niet aan bepaalde vooraf vastgestelde samenstellingsvoorwaarden voldoen, maar kan wel worden ingezet als een grondstofverklaring is afgeleverd. Het gaat om een materiaalstroom met een hoog potentieel milieurisico, waarvoor dus geen vooraf gedefinieerde samenstellingsvoorwaarden zijn opgesteld. Dit betekent dat de OVAM hier geval per geval bekijkt waarover het gaat, om te kunnen oordelen of er al dan niet een grondstof is, en of dat ook milieuverantwoord is.
Geval vier: een afvalstof moet niet aan bepaalde voorwaarden voldoen inzake samenstelling, heeft ook geen grondstofverklaring nodig om te worden ingezet als grondstof. In dat geval moet de houder van de materiaalstroom zelf oordelen of er sprake is van een grondstof of een afvalstof. De houder kan in geval van twijfel uiteraard ook altijd aan de OVAM vragen om een grondstofverklaring op te maken. Een andere mogelijkheid is dat de houder een argumentatie uitwerkt waarom een materiaal volgens hem geen afvalstof is, en dus aan de overheid vraagt om die redenering te volgen, zonder dat de formele of lange procedure van een grondstofverklaring gevolgd moet worden. De OVAM behandelt de aanvragen voor grondstofverklaringen en levert ook grondstofverklaringen af. De aanvraagprocedure is geregeld in VLAREMA en staat daarin uitdrukkelijk omschreven. De OVAM zal oordelen of een bepaalde materiaalstroom aan alle wettelijke voorwaarden voldoet om te worden ingezet. Zijn er geen specifieke samenstellingsvoorwaarden opgenomen, zal de OVAM kijken of de algemene criteria die opgenomen zijn in het Materialendecreet, van toepassing kunnen zijn op dat materiaal of die grondstof. Dan gaat het over: de zekerheid dat bepaalde materiaalstromen in een volgend proces rechtstreeks zullen worden ingezet, dat er ook aan alle milieuvoorschriften wordt voldaan, en dat er ook geen milieuschade kan optreden. Tegen de beslissing van de OVAM om een grondstofverklaring af te leveren, kan beroep worden aangetekend bij de bevoegde minister.
De invoer van afvalstoffen wordt gecontroleerd door de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving. Ook voor materialen die overeenkomstig het Materialendecreet en de Europese End-of-Waste-verordeningen als grondstof kunnen worden ingezet, is de afdeling Handhaving bevoegd om hierop toezicht uit te oefenen. Onder deze toezichtsbevoegdheid valt eveneens de gebruiker van de grondstof en de locatie waar deze grondstoffen gebruikt worden in het Vlaamse Gewest. De materialen worden soms als product ingevoerd waardoor het niet evident is om deze transporten te traceren. Naast de afdeling Handhaving zijn ook de lokale toezichthouders daarvoor bevoegd.
Wat de inzet van afvalstromen als mariene brandstof betreft, moet het probleem vooreerst aan de bron worden aangepakt. We zien dat internationaal de normen waaraan mariene scheepsbrandstoffen moeten voldoen, helemaal niet streng zijn, waardoor dus relatief vuile oliestromen worden aangetrokken. Mochten mariene scheepsbrandstoffen aan veel strengere normen moeten voldoen, zouden er veel minder gemakkelijk vuile oliestromen ingezet kunnen worden. Vlaanderen heeft niet de bevoegdheid om die internationale normen aan te pakken, maar is daar wel vragende partij voor.
Daarom is er alleen de mogelijkheid om de inzet van oliestromen te controleren. De handhaving wordt bemoeilijkt omdat er geen traceringssystemen bestaan die de herkomst van scheepsbrandstoffen kunnen garanderen of nagaan. Een betere traceerbaarheid zou het voor handhavers gemakkelijker maken om te controleren of afvalstoffen worden vermengd of verdund in scheepsbrandstoffen. Maar ook dat moet internationaal geregeld worden.
Het is een technische uitleg, collega Diependaele, maar het komt er eigenlijk op neer dat je dus vier verschillende mogelijkheden hebt waarbinnen een stof als grondstof gezien kan worden.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, dank u voor een inderdaad technische uitleg, maar dat is ook logisch. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat we absoluut aandacht moeten hebben voor het feit dat we meer en meer gaan naar een economie waarin afval nagenoeg niet meer bestaat – die overgang is trouwens al zeer lang bezig. Dit is ook een streefdoel, het is niet enkel omwille van economische opportuniteiten dat we dat moeten doen, maar ook omwille van milieuoverwegingen.
Ik heb in elk geval begrepen dat er vier manieren zijn hoe afval geen afval meer is. Die hebt u duidelijk geschetst. En als er een tussenkomst van de OVAM nodig is, kan daar beroep tegen aangetekend worden bij u.
Wat die normen voor mariene scheepsbrandstoffen betreft, ik denk dat u daar inderdaad een terecht punt hebt en dat het jammer is dat we daar niet aan kunnen. Maar het blijft natuurlijk wel cruciaal dat we ervoor kunnen zorgen dat we, als de papieren zelf al niet helemaal in orde zijn, een voet tussen de deur hebben om misbruiken tegen te gaan. Ik begrijp dat die handhaving daar zeer moeilijk is, om al die stromen te controleren, maar we moeten er op zijn minst voor zorgen dat we het papierwerk dat er achterliggend voor moet zorgen dat er geen foute stoffen worden binnengebracht in Vlaanderen, in de gaten houden.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik had u via een schriftelijke vraag een soortgelijke vraag gesteld. Ik heb een aantal antwoorden binnengekregen, maar ik heb toch een aantal bijkomende vragen. U zegt dat de handhaving gebeurt door de afdeling Handhaving, maar is die daartoe uitgerust? Het lijkt me immers toch een bijzonder complexe zaak om dit soort dingen te handhaven, niet alleen theoretisch. Ik neem aan dat het gemakkelijker is om papieren te lezen en te beoordelen dan om daadwerkelijk het product te beoordelen.
U zegt ook dat er voor een aantal materiaalstromen natuurlijk geen specifieke criteria zijn. Ik begrijp dat voor een stuk wel: je kunt niet voor alles criteria opstellen. Dat zet echter natuurlijk wel de deur open voor malafide gebruiken. U zegt er ook bij dat er dan een ad-hocafweging moet worden gemaakt op basis van de definitie van het afval. Ik heb begrepen dat de OVAM dat doet. Moet ze dat vaak doen? Is dat iets dat elke dag gebeurt, of is dat veeleer uitzonderlijk?
U zegt ook dat er beroep kan worden aangetekend bij u als men niet akkoord gaat. Wordt er vaak beroep aangetekend in die gevallen waarin dat niet werd aanvaard?
Mijn laatste vraag is misschien de meest fundamentele. Het klopt dat elke lidstaat van de EU een eigen definitie en eigen voorwaarden hanteert. Lijkt het u niet verstandig dat men op Europees vlak een lijst opstelt? Die zou men dan ook natuurlijk laten aangroeien, want je kunt natuurlijk niet voor alles een lijst opstellen, je kunt niet alles definiëren. Als dat op EU-vlak meer wordt geregeld, kan er minstens binnen de EU meer afstemming komen, worden de zaken meer synchroon geregeld. Dat lijkt me meer fundamenteel, want anders zal men natuurlijk in de diverse lidstaten proberen, en in die waar men het gemakkelijkst binnen kan geraken, zal men proberen zijn afval die mogelijk grondstof wordt, binnen te laten komen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
College Danen, is de inspectie uitgerust voor die handhaving? In ieder geval hebben zij een paar mensen die daarin zijn gespecialiseerd. Die hebben zich daar echt in verdiept en zijn daar dus voldoende van op de hoogte. Ik heb vandaag geen signalen gehad vanuit die diensten dat dat niet gaat of dat ze daar geen mogelijkheden toe zouden hebben.
Dan was er de vraag of de OVAM dat vaak moet doen als er geen criteria zijn. Daar heb ik geen zicht op. Ik zal die cijfers opvragen bij de OVAM. Ik kan daar geen getal op plakken. Ik weet dat ook niet van buiten.
Er is niet vaak sprake van een beroep. Ik zal ook eens nagaan hoeveel er de voorbije periode zijn geweest, maar het is niet zo dat ik vaak dergelijke zaken zie passeren.
U vroeg of dat niet meer kan worden geharmoniseerd op Europees vlak. Een aantal zaken zijn al Europees geharmoniseerd. Wij geven daar natuurlijk uitvoering aan. Soms leggen we ook wel een aantal bijkomende criteria op. Het klopt echter natuurlijk dat meer uniformiteit eenvoudiger zou zijn. Ik heb dat daarnet ook aangegeven in verband met de samenstelling van de olie voor schepen. Hoe meer uniformiteit, hoe gemakkelijker het natuurlijk is om de zaken te controleren, en dan is het aan de grens of in de haven waar dat binnenkomt dat die controle kan gebeuren.
Ondertussen heb ik van de OVAM het bericht gehad dat het gaat om ongeveer honderd gevallen per jaar waarin wordt gevraagd om af te wegen of het om afval of om een grondstof gaat. Wat de beroepen betreft, dat moet ik navragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.