Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de noodzakelijke extra investeringen in het Vlaamse rioleringsstelsel
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, in de Europese kaderrichtlijn Water en in het decreet Integraal Waterbeleid oppert Vlaanderen de ambitie om de kwaliteit van het water in de Vlaamse kanalen, beken en rivieren gevoelig te verhogen. Uit een recente studie van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) blijkt hiervoor, boven op de voorziene budgetten, minstens 2,7 miljard extra nodig te zijn. In de media bevestigde u die cijfers en verwees u naar een gecombineerde aanpak. In dat opzicht verwijs ik ook naar de recente uitgave van Aquafin inzake een betaalbare realisatie van het Vlaamse waterbeleid. Daarin staat dat een “geïntegreerd asset management van de afvalwater- en hemelwaterinfrastructuur met Aquafin als unieke assetmanager” voor het bovenlokale en lokale niveau een mogelijke stap kan zijn. Aquafin meent daarmee een efficiëntiewinst van 60 miljoen euro per jaar te kunnen boeken.
Minister, denkt u dat een dergelijke geïntegreerde aanpak een jaarlijkse besparing van 60 miljoen euro zou kunnen opleveren, en dus ook zou kunnen bijdragen aan het halen van het ambitieniveau? Hoe staat u daartegenover?
De heer Danen heeft het woord.
Een gelijkaardige vraag, met een paar andere accenten. In de Europese kaderrichtlijn Water en in het decreet Integraal Waterbeleid werd inderdaad afgesproken dat de kwaliteit van het water in de Vlaamse kanalen, beken en rivieren gevoelig hoger moet tegen 2027. Om die afspraken na te komen, moeten meer Vlamingen via rioleringen op een afvalwaterzuiveringsinstallatie worden aangesloten. Daarnaast moeten bestaande rioleringen worden onderhouden, en ook tijdig vervangen. De VMM rekende uit dat daarvoor 2,7 miljard euro nodig zal zijn, boven op de al geplande investeringen. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) denkt dat het aandeel oude rioleringen in deze VMM-studie veeleer wordt onderschat en dat de noodzakelijke investeringen nog hoger zullen uitvallen. Met de huidige inkomsten kunnen rioolbeheerders tussen 1,5 en 3,3 miljard euro investeren. Bij een volledige besteding van die inkomsten hebben de beheerders geen middelen meer voor de noodzakelijke vervangingen van de rioleringen na 2027.
Minister, om de afspraken tegen 2027 na te komen, moeten er nog veel inspanningen worden geleverd. Bestaat er vandaag een investeringsprogramma om de doelstellingen in 2027 te bereiken? Wie bewaakt de voortgang van dit programma en is Vlaanderen nog steeds op schema? De rioolbeheerders hebben duidelijk nood aan meer financiële middelen. Waar denkt u die extra financiële middelen te vinden? Waar zitten de grootste noden? Is dat in de steden of in het buitengebied? Zijn de noden geografisch gespreid of zijn er regio’s die meer inspanningen vereisen? Zo ja, welke gebieden hebben dan nood aan meer financiële middelen? Welke gebieden zullen prioritair worden aangepakt, of welke investeringen krijgen voorrang? Is er een prioritering van de inspanningen? Welke waterlopen – kanalen, beken of rivieren – lijden op dit moment het sterkst onder de vervuiling die afkomstig is van ongezuiverd afvalwater? De noodzakelijke investeringen werden duidelijk onderschat. Er was een VMM-studie nodig om dit in beeld te brengen. Hoe komt het dat die noodzakelijke investeringen onder de radar bleven en dus werden onderschat?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het gaat hier om een studie van KPMG die werd aangevraagd door de nv Aquafin zelf, om een zicht te krijgen op de uitdagingen. Het onderzoek valt eigenlijk uiteen in een aantal onderdelen qua besparingen. Ten eerste is er 4 miljoen euro kostenbesparing via een geïntegreerde aanpak van het assetmanagement door een optimalisatie van het operationeel beheer en het integreren van hydraulische modellen. Ten tweede is er 56 miljoen euro door een betere invulling van de budgetten door slim te plannen. Dat houdt onder meer in dat de levensduur van de infrastructuur wordt gemaximaliseerd door slim te vervangen, voor 25 miljoen euro per jaar, door een optimaal gescheiden stelsel aan te leggen, voor 9 miljoen euro per jaar, door de prioritering in de uitbouw, voor 20 miljoen euro, en door het efficiënter investeren in bufferbekkens. Daarnaast vermeldt het onderzoek dat er 5 miljoen euro kan worden bespaard door operationele synergieën voor de exploitatie van infrastructuur binnen eenzelfde geografisch gebied te benutten.
Deze besparingen die worden opgesomd, zijn dus niet allemaal te herleiden tot meer of een betere organisatie in de watersector. Zo zijn de besparingen door optimalisaties en synergieën een mogelijk te verwachten gevolg van dit model, terwijl andere optimalisaties en synergieën van het huidige model mogelijk weer verloren gaan. De bulk van de besparingen is volgens deze studie te halen uit het slimmer plannen. Deze besparingen kunnen ook worden gerealiseerd door een verdere rationalisering, professionalisering en responsabilisering binnen het huidige model.
De oefening die KPMG heeft gemaakt in opdracht van de nv Aquafin, is vanuit theoretisch oogpunt zeer waardevol. Een aantal vaststellingen, zoals het niet voortijdig vervangen van infrastructuur, of het efficiënt omgaan met bufferbekkens en het optimaal scheiden, worden door de VMM onderschreven. Recent is dat ook nog aangehaald in een publicatie over de toekomstige kosten van de rioleringen. Deze maatregelen kunnen kostenbesparend werken door bijvoorbeeld de juiste investering op het juiste tijdstip door te voeren, waardoor weinig rendabele investeringen de kostprijs voor de rioleringen niet onnodig omhoog kunnen jagen.
Er zijn al heel wat stappen gezet in de sector, maar uiteraard kunnen we nog grotere stappen vooruit zetten om het rioolbeheer efficiënter en resultaatgerichter te laten verlopen. De huidige rioolbeheerders en de nv Aquafin als beheerder van de bovengemeentelijke assets hebben daar een belangrijke verantwoordelijkheid in. Vandaag is er een grote diversiteit binnen de gemeentelijke rioolbeheerders, gaande van intergemeentelijke samenwerking en individuele gemeenten tot dienstverleningsverbanden. Voorbeelden zijn de nv Aquafin, rechtstreekse concessies, Riopact, Rio-Totaal, Rio-link.
Elke organisatievorm heeft zijn eigen expertise, sterktes en zwaktes. Maar ze zijn wel allemaal gebonden aan de finale partner om de werken te kunnen uitvoeren, en dat is uiteraard de gemeente. Een goede samenwerking, communicatie, opvolging en coördinatie tussen de gemeente, alle actoren binnen het saneringsbeheer en de nutssector blijven volgens mij cruciaal.
Aquafin heeft een aandeel van 40 procent in de gemeentelijke rioolmarkt en heeft dus een belangrijk potentieel om binnen de sector zijn stempel te drukken. De oefening die Aquafin voorlegt, bevat interessante pistes om verder te exploreren, maar er is uiteraard binnen de sector en met de toezichthouder nog verder overleg en debat nodig. De samenwerking met en de positieve inbreng vanuit de gemeenten zal in elk geval de oefening gemakkelijker maken en zal zelfs cruciaal zijn om het tot een goed einde te brengen.
Om de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water te halen, zijn verschillende maatregelen en acties geformuleerd. Die staan allemaal, zoals u weet collega’s, in de stroomgebiedbeheerplannen. Deze plannen gaan verder dan de maatregelen die binnen de rioleringssector moeten worden getroffen.
Voor de verdere uitbouw van de rioleringen zitten de maatregelen vervat in de reeds opgedragen gemeentelijke en bovengemeentelijke investeringsprogramma’s en in de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen (GUP).
Een GUP geeft de planning weer van de nog aan te leggen rioleringen, met ook een prioriteit van wat we eerst moeten doen en wat het meeste ecologische winst oplevert. Dat moet uiteraard ook economisch worden bekeken. Deze GUP’s worden opgevolgd door het jaarlijkse wateruitvoeringsprogramma (WUP) met daarin een lijst van projecten die aan Aquafin en de gemeenten worden opgedragen, en ook een lijst van rioleringswerken in uitvoering.
Een doordachte uitbreiding van de saneringsinfrastructuur is een van de mogelijke maatregelen die bijdragen tot het realiseren van de doelstellingen die ons tegen 2027 zijn opgelegd. De studie van de VMM berekent de middelen die nodig zijn voor een volledige uitbouw van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur zoals dat ook is opgenomen in de zoneringsplannen. Het gaat dus niet alleen over wat er nodig is voor het halen van de goede toestand.
Op dit ogenblik loopt de oefening naar het afbakenen van de investeringen die bijdragen tot het bereiken van de goede watertoestand, zodat het noodzakelijke ambitieniveau scherp kan worden gesteld. Het financieringsmodel van de VMM zal ons daarbij helpen en leren in welke mate extra financiering nodig is om deze investeringen te realiseren en duurzaam te onderhouden.
Indien er bijkomende financiering nodig is, ligt de oplossing in een gecombineerde aanpak van zuinig omgaan met de schaarse middelen, nieuwe technieken toepassen bij uitbouw en renovatie, sterker sturen en in het reguleren van het tarief op basis van de financieringsnood, het ambitieniveau en het optimaal financieel management van de beheerders.
De oefening van de VMM toont grote verschillen tussen de individuele gemeenten. Uit die oefening kunnen we afleiden dat in landelijke gemeenten de financiële uitdaging groter is dan in stedelijke gemeenten. Zoals gezegd richt de oefening zich op het maximale ambitieniveau.
Binnen de stroomgebiedbeheerplannen die van 2016 tot 2021 lopen, is er gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak. We werken met speerpuntgebieden en aandachtsgebieden. In de stroomgebiedbeheerplannen zijn zeventien speerpuntgebieden aangeduid. Binnen deze gebieden wordt de maatregel uit het maatregelenprogramma van het stroomgebiedbeheerplan versneld in planning en uitvoering gezet als een van de maatregelen om de goede toestand te halen. Rioleringsprojecten met een hoge GUP-prioriteit die in speerpuntgebieden liggen, krijgen voorrang bij de subsidiëring of opdracht op het optimalisatieprogramma van Aquafin.
Kleinere waterlopen waar relatief veel ongezuiverd huishoudelijk afvalwater in terechtkomt, ondervinden uiteraard ook een impact van die lozingen. Dat zijn in eerste instantie gemeenten of delen van gemeenten waar een deel van het afvalwater nog niet gezuiverd wordt. De impact op de waterlopen wordt echter niet alleen bepaald door de lozing van huishoudelijk afvalwater, maar ook door de impact van andere bronnen zoals landbouw, industrie en bovenstroomse invloeden. In het kader van de volgende generatie gebiedsdekkende uitvoeringsplannen zullen per gemeente de inspanningen die per afstroomzone van waterlopen noodzakelijk zijn, concreet in kaart worden gebracht. Daarbij wordt rekening gehouden met andere bronnen van verontreiniging en de specifieke gewenste waterkwaliteit tegen 2027.
De resultaten van de studie over de maximale plannen voor de uitvoering van de zoneringsplannen hebben mij niet verrast. Het resultaat ligt immers in lijn met de getallen die vroeger op tafel lagen. Die cijfers kennen wij en zijn voor ons dan ook niet nieuw.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik ben blij om te horen dat u meent dat er ook verdere stappen kunnen worden gezet om de middelen die we al ter beschikking stellen, op een efficiëntere manier in te zetten om de doelstellingen op het vlak van hernieuwing van de riolering en zuivering van het water waar te maken. Dat kan het best in een combinatie of pakket van verschillende maatregelen waarvan efficiëntie een belangrijk onderdeel is. Het is de moeite om ook vanuit het parlement te kijken hoe we tot een betere coördinatie tussen Aquafin, dat deel is van de Vlaamse overheid, en de gemeenten in het bijzonder kunnen komen. Ik geloof dat er nog een honderdtal gemeenten zijn die het in grote mate zelf doen. Hoe kunnen we die coördinatie verbeteren en ervoor zorgen dat we enerzijds beter in kaart brengen wat nu de juiste staat van de rioleringen is waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en anderzijds beter de werken coördineren zodat alle infrastructuur die wordt gebouwd, ook op een maximaal rendementsniveau kan worden gebruikt.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoor inderdaad dat er met een aantal efficiëntieoefeningen wel wat miljoenen gevonden kunnen worden. Maar natuurlijk zijn de uitdagingen heel erg groot, en het geld dat daarvoor nodig is, is navenant: dat gaat over verschillende miljarden.
Minister, u hebt heel wat geantwoord op vragen die ik gesteld heb. U hebt ook een aantal dingen niet gezegd, of een aantal dingen zijn me alleszins niet duidelijk. Dus ik ga u nog een paar vragen stellen.
Eerst en vooral, wat moeten we doen om de doelstellingen van de Europese kaderrichtlijn Water te halen? Ik begrijp dat we duidelijk niet op het spoor zitten. Wat moeten we doen om wel op dat spoor te geraken?
Ten tweede, het is duidelijk dat er sowieso meer geld nodig is, dus de rioolbeheerders hebben nood aan meer financiële middelen. Waar moeten ze die dan halen? U hebt daar een aantal mogelijkheden naar voren geschoven, maar niet gezegd voor welke mogelijkheid u dan kiest.
Ten derde zijn er heel wat spelers op het veld van het rioolbeheer in ons gewest. Is er dan niet iemand nodig die dat wat strakker coördineert? En dat zou u misschien kunnen zijn.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, heel het plan om riolen aan te leggen en hemelwater af te koppelen is inderdaad een hele uitdaging, met een serieuze investering voor lokale besturen. Ik ben het niet eens met collega Van Rompuy, die zegt dat gemeenten die alleen opereren en hun eigen riolen onderhouden, daarom niet voldoende slagkrachtig zijn. Het is trouwens bewezen in de studie van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) dat zij met minder geld meer doen dan in een samenwerkingsverband of in een intercommunale. Volgens mij is het toch nog een werkpunt dat de middelen die zo’n samenwerkingsverband heeft, efficiënter en sneller ingezet moeten worden. Men zit daar op bergen geld, maar de output – effectief riolen in de grond krijgen – is daar nog een probleem. We weten natuurlijk dat het vergunningsmatig niet altijd evident is om projecten en onteigeningen rond te krijgen. We kennen allemaal de problemen die zich stellen in verband met riolering.
Minister, hoe bekijkt u de hemelwaterafvoer en het leggen van gescheiden rioleringen? Is dat nog houdbaar? Kunnen wij nog overal altijd hetzelfde principe toepassen dat wij én riolering vernieuwen, én ook een gescheiden stelsel aanleggen? Want de kosten om overal gescheiden hemelwaterafvoer aan te leggen, zijn dikwijls de grotere kosten in het geheel: er moet afgekoppeld worden, enzovoort. Kunnen die zoneringsplannen op dat vlak niet aangepast worden en kan er niet gekeken worden naar waar het interessanter is om bijvoorbeeld gebieden te laten infiltreren of meer op perceelsniveau te werken en te kijken of, zonder een gescheiden stelsel aan te leggen, de kosten daarvan niet veel schappelijker zijn voor de gemeentebesturen? Hoe staat u bijvoorbeeld tegenover het relinen van rioolbuizen? Want het is niet omdat een riool oud is, dat ze ook versleten is. Meestal kan men met een goed assetmanagement en een cameraonderzoek wel inschatten wanneer een riolering vernieuwd of vervangen moet worden. Het geeft ook lokale besturen meer de ruimte en de tijd om te plannen, om ook andere problemen aan te pakken, zoals aanleg van voetpaden, fietspaden, enzovoort. Is het niet nuttig om daar ook meer op in te zetten?
Mijn laatste vraag gaat over de solidarisering van de inkomsten van die saneringsbijdragen en de inzet daarvan, conform de prioriteiten van de zoneringsplannen, de gemeentelijke investeringsprogramma’s (GIP’s), en de effecten op de waterkwaliteit waar nog geen riolering ligt. Hoe zit het met de prioriteiten in dat geheel? Kunnen we dit dus effectief doen met wat we vandaag aan saneringsbijdragen heffen? Daar is natuurlijk de voorwaarde aan verbonden dat lokale besturen ook daadwerkelijk de bijdrage gebruiken waarvoor ze initieel bedoeld is, namelijk om rioleringen te leggen.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik vond uw antwoord echt ontgoochelend. Het lijkt wel alsof u niet beseft welke factuur ons boven het hoofd hangt: 2,7 miljard euro. Ik heb een zeer goede studie aandachtig doorgenomen en geprobeerd om ook gaten te vinden om dat bedrag naar beneden te kunnen halen. Maar ik vrees dat als dat lukt, dat slechts met een paar honderden miljoenen kan, en niet met 2,7 miljard euro.
U geeft dan als antwoord: “De oplossing ligt in een gecombineerde aanpak: zuinig omgaan met de schaarse middelen, nieuwe technieken toepassen bij renovaties en het noodzakelijke ambitieniveau correct inschatten.” U kunt niet vager antwoorden dan met dit zinnetje. Dit is gewoon geen antwoord. Het enige dat u nu doet, is die factuur van 2,7 miljard euro vooruitschuiven en hopen dat de legislatuur zo vlug mogelijk voorbij is, en dan zullen we in de volgende legislatuur wel zien wie dat moet gaan betalen. U hebt in uw antwoord niets aan concrete acties gegeven om die studie van Aquafin in de praktijk om te zetten naar oplossingen. Niets! U hebt een beschrijving gegeven en u hebt vooral op de juiste momenten de paraplu opengetrokken. Als collega Van Rompuy zegt dat misschien het parlement een coördinerende rol moet spelen in dit verhaal: de coördinerende minister voor dit verhaal zit tegenover ons. U moet hier oplossingen geven. Wij willen u daarin helpen, en we zeggen dat ook al verschillende jaren in deze commissie. Maar het antwoord dat u gegeven hebt op een factuur van 2,7 miljard euro die op ons afkomt, vind ik gewoon hallucinant.
Ik vraag u dus heel duidelijk: welke acties gaat u nu op korte termijn uitvoeren om een antwoord te geven op de factuur die boven ons hoofd hangt en om onze doelstellingen te halen? Want wat u net hebt geantwoord, komt niet in de verte bij een antwoord dat oplossingen kan geven op basis van deze studie. Dus wat gaat u doen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik zal beginnen met te antwoorden op de vragen van collega Beenders. We hebben hier vorige week en eerder ook al de discussie gevoerd naar aanleiding van de beleidsbrief. Dat bedrag is natuurlijk niet nieuw. In de Vlaamse Regering werden die stroomgebiedbeheersplannen al verschillende keren in alle transparantie goedgekeurd. Iedereen weet dat dit miljarden kost. De vragen naar extra middelen werden ook telkens op tafel gelegd bij elke begrotingsbespreking. Deze Vlaamse Regering heeft geen miljarden om alleen aan rioleringen te geven. Er zijn ook nog alle andere eisen op het vlak van leefmilieu, en dan heb ik het nog niet over alle eisen die er zijn op het vlak van welzijn, onderwijs, en ik kan zo nog een tijdje doorgaan.
Er zijn inderdaad miljarden nodig. Op dit moment hebben wij die miljarden niet om die investeringen te doen. Dus moet je keuzes maken. Wij hebben die keuze gemaakt. Wij voeren uit wat in de eerste plaats het meest ecologische winst geeft. We doen dat planmatig. We doen dat ook samen met de gemeentebesturen.
Het is niet correct te stellen dat deze Vlaamse Regering geen verantwoordelijkheid genomen heeft. Er is nog nooit tijdens een legislatuur zoveel geld van de Vlaamse overheid naar rioleringen gegaan. Er was geen enkele regering voor ons die zoveel middelen naar de rioleringen heeft laten gaan. Dat is een eerste zaak.
Ten tweede hebben wij de moed gehad – en daar zit u constant kritiek op te geven – om een deel van de kosten die verbonden zijn aan het zuiveren van water en het aanleggen van rioleringen, door te rekenen aan de klant, onder het principe ‘de vervuiler betaalt’. Het is nog maar een deel. En u schreeuwt moord en brand omdat wij de waterfactuur hebben verhoogd. Collega Beenders, u zegt dat we van vandaag op morgen die 2,7 miljard euro moeten hebben en vraagt mij wat ik daarvoor zal doen. Ik ga de waterfactuur van de Vlaming niet verhogen om op korte termijn die 2,7 miljard euro te investeren in rioleringen. Dat is niet ernstig. We hebben het al gehad over de gele hesjes. Ik denk, als dat uw voorstel is, dat er wel eens heel veel gele hesjes op straat zouden kunnen komen.
We moeten dus inderdaad zaaien naar de zak, zo zuinig mogelijk en zo goed mogelijk met die middelen omgaan. Dat is ook wat wij doen, collega Beenders. We hebben een goed overzicht. We werken met alle spelers samen in de stroomgebiedbeheerplannen. We hebben per gemeente de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen. Ik denk dus dat wij dat zeer planmatig aanpakken.
Collega Nevens, u doet een aantal aanbevelingen. Soms worden strikte eisen opgelegd. U vraagt of we daar niet wat meer flexibel in kunnen zijn. Die vragen werden ook al gesteld aan de Vlaamse Milieumaatschappij en uiteraard ook aan de toezichthouder, om te bekijken of die good practices in een aantal gevallen niet eenvoudiger kunnen zijn, om wat meer kostenbesparend te zijn. Ik kan u daarin volgen. Ik heb de indruk dat men soms heel veel eisen en zware verplichtingen wil opleggen om dat zo goed mogelijk te doen, waardoor het soms ook wel meer kost. Aan de andere kant hebben wij de middelen die naar de lokale besturen gaan: de gemeentelijke saneringsbijdrage. Gemeenten moeten ook rapporteren over wat ze met die middelen aanvangen. We hebben al een weg afgelegd om die efficiënter aan te wenden.
Dus ja, dat is een enorme opdracht. Zo zijn er nog een heel pak opdrachten, die miljarden kosten, binnen Leefmilieu. Dat is zo. Maar ik heb geen toverhoed. En ik ga ook niet al die kosten rechtstreeks aanrekenen aan de Vlaming, collega Beenders. Dat is niet het beleid van deze Vlaamse Regering, en dat is ook niet wat ik kan of zal doen. Dat is waar u misschien op aanstuurt, want ik denk dat dat daarvoor de enige oplossing is, als u zegt dat er zoveel miljarden nodig zijn. Ik denk dat wij onze verantwoordelijkheid genomen hebben en dat er nog nooit zoveel geld daarnaartoe gegaan is. We rekenen slechts een kleine fractie aan aan de Vlaming en dat volstaat inderdaad niet. Maar het moet voor de Vlaming ook haalbaar en aanvaardbaar zijn.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik ben overtuigd. Ik heb geen verdere opmerkingen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb geen antwoord gehoord op mijn bijkomende vraag. Ik vind dat wel vreemd. Mijn vraag was heel concreet: wat gaat u nu doen om een versnelling hoger te schakelen? Ofwel zegt u: ik ga niet veel extra doen. Dan hebt u wel geantwoord.
Minister, het is wel zo dat, hoe langer u wacht, hoe duurder het wordt. Eigenlijk wordt de factuur dan doorgeschoven naar de volgende generaties. Ik weet niet of dat een goed idee is. Ik betreur inderdaad het feit dat er geen kordate en effectieve stappen worden gezet om hier toch wel wat harder te gaan dan nu het geval is. Niemand zegt u dat u dit moet doorrekenen in de waterfactuur. Er zijn ook andere mogelijkheden, bijvoorbeeld via de algemene middelen. Ik weet ook wel dat die ergens vandaan moeten komen, maar het is niet correct dat u zegt dat daarvoor de waterfactuur sowieso verhoogd moet worden. Dat is niet correct. Ik vind het jammer dat u de discussie tot dat aspect verengt, want er zijn andere oplossingen dan dat alleen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.