Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op 28 februari 2018 keurde het parlement ons voorstel van resolutie goed inzake de sensibiliseringsacties met het oog op het voorkomen van gehoorschade en tinnitus. Het doel van deze resolutie is om meer inzicht te krijgen in het gebruik van gehoorbescherming en om mensen uitgebreider te sensibiliseren voor de gevaren van zowel gehoorschade als tinnitus.
Deze resolutie kwam er na de vaststelling van het gebrek aan accurate gegevens in verband met het gebruik van gehoorbescherming en omwille van het belang van preventie op dit gebied. Een op de acht kinderen en tieners tussen 6 en 19 jaar heeft immers enige vorm van gehoorverlies. Hoewel de uitgebreide informatie- en sensibiliseringscampagnes het bewustzijn bij jongeren deden stijgen, blijft er toch nog altijd een belangrijke groep die zich onvoldoende bewust is van de risico’s op gehoorschade. Vooral het risico van tijdelijke tinnitus als voorbode van definitieve tinnitus en gehoorverlies is onvoldoende bekend.
Om die redenen moet de Vlaamse overheid blijven sensibiliseren voor deze gevaren, gelet op het stijgend aantal jongeren met tinnitus en gehoorschade. Als medeondertekenaar van deze resolutie heb ik een aantal vragen omtrent de concrete uitvoering ervan.
Wij vroegen om de wetenschappelijke onderzoeken omtrent het gebruik van gehoorbescherming aan te moedigen en om bij bestaande onderzoeken een indicator in te voeren over het gebruik van oordoppen. Op die manier krijgen we een accuraat beeld van de beweegredenen om geen gehoorbescherming te dragen. Zijn er hieromtrent al concrete initiatieven genomen om de evolutie van het gebruik in beeld te brengen?
Welke stappen zijn al ondernomen om de bestaande campagnes ‘Help ze niet naar de tuut’ en ‘Iets minder is de max’ te voorzien van bijkomende informatie over tinnitus? Werd daarbij specifiek rekening gehouden met de jongeren onder de 14 jaar?
Welke sensibiliseringsacties werden sinds de stemming van de resolutie al gevoerd over de mogelijke gehoorschade bij langdurige blootstelling aan hoge geluidsniveaus bij het gebruik van oortjes of een koptelefoon?
Hebt u in de voorlichtings- en sensibiliseringsacties voor jongeren en hun omgeving over het gebruik van oordoppen de focus gelegd op het correcte gebruik ervan?
Welke concrete initiatieven werden al genomen om het correcte gebruik van oordoppen en het herkennen van de alarmsignalen in geval van gehoorschade te herhalen in de scholen?
Hebt u al overleg gepleegd met apothekers, audiologen en gehoorcentra om kopers van oordoppen correct in te lichten over het gebruik?
Op welke manier hebt u gezorgd voor voldoende sensibilisering in verband met de mogelijkheden van secundaire preventie en behandeling zoals hoorapparaten, cochleaire implantaten, zuurstoftherapie enzovoort?
Hebt u de organisatoren, die toegankelijke audiovisuele berichtgeving gebruiken voor mensen met tinnitus en gehoorverlies, al aangespoord om dit ook bekend te maken?
Werd bij de Federale Regering al aangedrongen op initiatieven die ervoor zorgen dat de gebruiksaanwijzing van oordoppen vervolledigd wordt met gerichte informatie over het correcte gebruik? Welke concrete stappen werden hiervoor reeds ondernomen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In het Vlaams cohortonderzoek JOnG! werd bij 1443 12-jarige jongeren – geboortejaar 1996 – de attitude ten opzichte van blootstelling aan lawaai en het gebruik van gehoorbescherming in kaart gebracht. Daaruit blijkt onder andere dat slechts 15,2 procent van de ondervraagde jongeren ooit oorbescherming heeft gedragen. Opvallend is dat de potentiële schade van blootstelling aan lawaai wordt onderschat en dat het recuperatievermogen van het gehoor wordt overschat. Minder dan de helft van de jongeren gelooft dat zij gehoorverlies kunnen voorkomen door gehoorbeschermers te dragen en een gelijkaardig aantal vindt het dragen ervan vervelend. Deze gegevens zijn gepubliceerd in het themanummer ‘Gehoor’ van JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg van november van dit jaar.
Beide campagnes boden reeds informatie over tinnitus. De campagne ‘Help ze niet naar de tuut’ van minister Schauvliege kreeg dit jaar nog een update. De campagnematerialen worden nog regelmatig besteld bij het departement Omgeving. De campagne ‘Iets minder is de max’ staat nog steeds online, maar wordt niet meer actief gepromoot. Beide campagnes richten zich op de 14+-leeftijd.
We hebben ervoor gezorgd dat sinds het schooljaar 2016-2017 de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), in het kader van de systematische contactmomenten in het vijfde jaar lager onderwijs en het derde jaar secundair onderwijs, een gehooronderzoek doen bij alle leerlingen met een nieuwe test, de zogenaamde ‘speech-in-noise’-test (SPIN). Deze test vervangt de toonaudiometrie en is onder andere gericht op de vroegtijdige detectie van lawaaischade.
Sinds dit schooljaar is de nieuwe regelgeving leerlingenbegeleiding van kracht met verschuiving in de contactmomenten. Vanaf september 2018 wordt de SPIN-test afgenomen in het zesde jaar lager onderwijs en het derde jaar middelbaar onderwijs.
De CLB’s registreren de gegevens met betrekking tot deze screening op gestandaardiseerde wijze. Het Agentschap Zorg en Gezondheid ontvangt elk jaar op geanonimiseerde wijze gegevens uit de contactmomenten met betrekking tot groei, pubertaire ontwikkeling en visus. Momenteel wordt het nodige gedaan om ook de gegevens met betrekking tot gehoorscreening te ontvangen. Dit biedt op termijn mogelijkheid tot het verwerven van longitudinale epidemiologische kencijfers omtrent gehoorschade bij kinderen en jongeren.
Het systematische toepassen van de SPIN-test door het CLB bij kinderen en jongeren is een belangrijke stap in de bewustmaking en vroegdetectie van lawaaischade. CLB-medewerkers kunnen jongeren immers wijzen op de alarmsignalen van gehoorschade bij het afnemen van de test of bij de bespreking van de resultaten en wijzen op het belang van oorbescherming.
In de campagne ‘Iets minder is de max’ werden de voor- en nadelen van oordoppen duidelijk uitgelegd. Samengevat is dit: een correcte plaatsing van de oordopjes, het regelmatig opnieuw goed plaatsen van de oordopjes; het continu gebruik van oordopjes in geval van blootstelling aan geluid.
Belangrijk zijn dan: het comfortabel zitten van de oordoppen; het niet meer zien van de oordoppen wanneer men in de spiegel kijkt na inbrenging; het niet meer gedempt worden van geluid wanneer men na inbrenging de handen op de oren legt.
Deze boodschap wordt meegenomen waar het kan. Er zijn bijvoorbeeld ziekenfondsen die hierrond werken via ludieke campagnes op festivals, folders, artikels in hun ledenbladen enzovoort.
Overleg met apothekers, audiologen en gehoorcentra om kopers van oordoppen correct in te lichten over het gebruik heeft niet plaatsgevonden.
Oordopjes worden via vele kanalen verspreid: supermarkten, audiologische centra, gratis ter beschikking gesteld tijdens festivals enzovoort, en slechts in beperkte mate door de apotheker. De aanbevolen instructie door de apotheker zal dus niet volstaan om de volledige doelgroep te bereiken.
Er zijn geen initiatieven genomen in verband met de mogelijkheden van secundaire preventie en behandeling zoals hoorapparaten, cochleaire implantaten en dergelijke. Sensibilisering hierrond verloopt eerder via de curatieve gezondheidszorg, maar dat is, uiteraard, een federale bevoegdheid. Ik heb nog geen stappen ondernomen bij de federale overheid om initiatieven te nemen met betrekking tot de gebruiksaanwijzing van oordoppen.
Minister, ik ben heel blij met de studie die is uitgekomen in november. De cijfers bewijzen het: als er maar 15 procent ooit oorbescherming heeft gehad en het merendeel van onze jongeren niet gelooft in die oorbescherming en de recuperatiemogelijkheid overschat, dan zitten wij nog steeds met een probleem.
We moeten er in onze campagnes absoluut alles aan doen om het gebruik van oordoppen te benadrukken. We zien het nu ook in die studie: het is echt wel essentieel. Er werd ook aangehaald dat oordoppen vaak niet comfortabel zitten. Daar moet aandacht aan worden besteed. Het feit dat de SPIN-test wordt ingevoerd, is een goede zaak, naast het feit dat het naar het derde middelbaar wordt verlegd, want zestienjarigen gaan vaak naar fuiven, en zij vooral moeten worden gesensibiliseerd. Ik kan alleen maar hopen dat bij volgende campagnes de oordoppen nog meer aandacht zullen krijgen.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik dank mevrouw Saeys voor het indienen van deze opvolgingsvraag. Zoals we merken, is er nog veel werk. De problematiek blijft inderdaad zwaar onderschat. Vooral de doelgroep onderschat de risico’s van blijvende gehoorschade. Minister, u spreekt van één op acht. Volgens sommige studies zit één op zeven jongeren met blijvend oorsuizen, om nog niet te spreken van degenen die met zware tinnitus kampen.
In aansluiting op de bekendmaking van de resolutie hebben de indieners bezoek gekregen van een aantal deskundigen, onder andere professor Bart Vinck van Gent, de heer Bert Lecomte, oprichter van De Tuut van Tegenwoordig, en Erik De Muynck, hoorcoach. Minister, ik weet niet of u al contact hebt gehad met die mensen. Dat zou nuttig zijn want ze hebben heel concrete voorstellen over een heel coherente en gecoördineerde aanpak. Ze pleiten voor een plan van aanpak waarbij alle actoren die met de gehoorproblematiek bezig zijn, zoals artsen, audiologen, apothekers, scholen en CLB’s, worden betrokken. Ze willen al die actoren mee in het bad trekken. Ze hebben ook het voorbeeld gegeven van Knokke-Heist, weliswaar een rijke gemeente, waar zowel in de lagere als in de middelbare school, en bij jongvolwassenen aan sensibilisering wordt gedaan, op een heel leuke manier. We willen altijd leren van best practices, dus als Knokke een heel mooi model heeft uitgewerkt, waarom zouden we dat niet uitdragen naar de rest van Vlaanderen? De deskundigen pleiten ook voor de oprichting van een expertisecentrum – de lokalisatie ervan laten ze vrij – om al de kennis rond oorsuizen te bundelen. Ik kan u de namen doorgeven. Mevrouw Franssen was daar toen ook bij. We waren heel erg gecharmeerd door hun brede visie en hun aanbod om daarrond samen te zitten. Mocht het nog niet gebeurd zijn, zou ik u, minister, en uw administratie aanraden om naar die mensen te luisteren. Ze hebben ons aan de oren getrokken. Dat is niet in dovemansoren gevallen. Ze hebben heel goede ideeën.
Ik ben absoluut akkoord. U geeft best die gegevens door. Ik heb er geen kennis van, maar het is mogelijk dat de administratie er wel al contact mee houdt. Uiteraard is dat altijd nuttig.
Wij hebben al samengezeten met die mensen. We gaan er binnenkort opnieuw mee samenzitten. Het zou inderdaad interessant zijn om dat te doen met het kabinet, om eens te bekijken wat we concreet kunnen doen met wat zij voorstellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.