Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, mijn vraag handelt over de Vlaams-Nederlandse top die op 5 november in Middelburg heeft plaatsgevonden. Dat was nu al de vierde top op rij. De eerste was in 2011 in Bornem, en twee jaar later was er die in Maastricht, telkens met minister-president Kris Peeters. Dan was er de top in Gent in 2016 met u, minister-president, en nu was er opnieuw een in Middelburg. En ik denk, telkens als er zo’n Vlaams-Nederlandse top geweest is, dat het dan goed is om even terug te koppelen naar de commissie. Want Nederland bekleedt in ons Vlaams buitenlands beleid toch een beetje een speciale plaats, in die zin dat we in ons buitenlands beleid – terecht, denk ik – focussen op de buurlanden. Maar van al die buurlanden neemt Nederland dan toch een prioritaire, een speciale plaats in.
Of dat wederzijds is, dat is natuurlijk maar de vraag. Er zijn nu op de Nederlandse televisie een aantal interessante documentaires en programma’s over de Tachtigjarige Oorlog, zowel meer komische – ‘Welkom in de 80-jarige Oorlog’ verdient aanbeveling – als meer ernstige documentaires. Het leert ons in elk geval dat, sinds de Vrede van Münster in 1648, en eigenlijk al enkele decennia daarvoor, Nederland een onafhankelijke Europese staat is, en zich als dusdanig ook gedraagt. Het speelt dus mee in dat spel van staten binnen Europa en binnen de wereld, en maakt daar soms uitgesproken keuzes.
Vlaanderen heeft natuurlijk een heel andere achtergrond. Zoals we kunnen zien als we straks de beleidsbrief bekijken, is ons buitenlands beleid eigenlijk maar 25 jaar oud, en wij zetten voorzichtige stappen, zeker in het begin. En de eerste partner naar wie we dan keken, was natuurlijk Nederland. Als die twee elkaar ontmoeten, rijst de vraag: is dat dan een ontmoeting tussen gelijkwaardige partners? Ik denk dat het goed is om daar dan toch telkens even naar terug te koppelen in de commissie.
Zoals gezegd, waren de centrale thema’s op de vierde Vlaams-Nederlandse regeringstop infrastructuur en klimaat, hoewel er eigenlijk – als ik de gezamenlijke verklaring Vlaams-Nederlandse top bekijk die ik ondertussen in handen heb gekregen – vier bladzijden van verschillende thema’s aan bod zijn gekomen. Ik denk dat het ook heel goed is dat het niet louter de ministers-presidenten zijn die elkaar even ontmoeten, maar dat het ruimere delegaties zijn, met ministers en staatssecretarissen aan beide zijden, met een aantal hoge ambtenaren, neem ik aan, mensen uit het bedrijfsleven, havens, universiteiten. Het is dus heel goed dat die elkaar om de twee jaar eens ontmoeten, om te zien hoe het met die samenwerking staat.
En dan kom ik eigenlijk al bij mijn vragen. Door dit document te lezen, heb ik al enkele antwoorden gekregen, maar misschien wilt u wel een aantal accenten leggen. Welke onderwerpen werden er precies besproken, welke concrete voornemens zijn hieruit voortgekomen? Hoe liep dat eigenlijk politiek? Hoe verliep het contact tussen het bedrijfsleven, de havens, de universiteiten? Ziet u daar vooruitgang sinds 2016? En de onderliggende vraag hierbij is: in welke mate is Vlaanderen voor Nederland ook een belangrijke partner? Is dit een verplicht nummertje vanuit Nederlandse zijde, of denkt men: met die mensen kunnen en moeten we zaken doen? De vierde vraag vind ik eigenlijk wel belangrijk: het is goed om elkaar geregeld eens te zien, maar zoals dat gaat bij ontmoetingen, worden dan dikwijls mooie beloftes gemaakt. Het is echter nog veel beter om in de weken en maanden na die ontmoeting permanent te monitoren wat er van de gemaakte engagementen uiteindelijk in huis is gekomen. Het is goed om dat eens te monitoren, en permanent te volgen hoe het met die samenwerking staat, om waar nodig een tandje bij te steken. De laatste vraag is: is er al een Vlaams-Nederlandse top 2020 in het vooruitzicht? Met andere woorden: komt er na die vierde ontmoeting ook nog een vijfde, of hoe moeten we dat zien?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik zal misschien eerst iets zeggen over de algemene sfeer. Alles kan beter natuurlijk, maar naar mijn aanvoelen blijkt het bij die ontmoetingen toch telkens over meer te gaan dan nabuurschap. Die ontmoetingen verlopen heel warm, ook in een vriendschappelijke sfeer, en dat is naar mijn aanvoelen ook wederzijds: ik denk aan de manier van ontvangst en de manier van begroeten door de minister-president, door de andere ministers, en door de belanghebbenden – de stakeholders, zoals men dat noemt. Het was opnieuw een top die in een heel warme, aangename sfeer is verlopen. Ik heb ook even kunnen refereren aan de periode van voor het verdrag van 1648. Ik had nagegaan dat de Staten-Generaal, nadat die zich uit Brussel had teruggetrokken, en vervolgens naar Antwerpen was gegaan, over Middelburg finaal naar Den Haag was gegaan. Het was uitgerekend op die plaats in Middelburg waar we samengekomen zijn, de plaats waar de Staten-Generaal tijdelijk verbleven heeft in de jaren 1580 – het precieze jaar ben ik vergeten, ik geloof 1583 – vooraleer zich geheel noordelijk terug te plooien. Ik moet zeggen dat er ook onder de aanwezigen, onder de commissarissen van de Koning, een goed besef is van die gemeenschappelijke geschiedenis die er geweest is.
Wij benaderen elkaar nu natuurlijk vanuit, wat ik noem, een welbegrepen eigenbelang. We zijn elkaars dichtste buren, elkaars beste partners, maar je hebt natuurlijk niet altijd gedeelde belangen. Op een aantal vlakken is dat wel zo. Ik denk dat dat heel zeker vaststaat voor dingen waar we al lang overeenkomsten over gesloten hebben, zoals het geheel van de culturele sector. We hebben ook al gezamenlijke handelsmissies gedaan. Maar er is ook meer en meer het logistieke geheel: de samenwerking, waar we op de vorige top toch een mooi voorbeeld van hebben gezien, en die nu is voortgezet, met de creatie van één haven voor Gent, Terneuzen en Borsele. Ook op andere logistieke terreinen komen we erop terug.
Ik had daar een goed gevoel bij en ik vond dat het geslaagde top was. Elke organisatie is natuurlijk anders. Nu was het in de vooravond in Middelburg. Maar het is de gastheer die de formule vastlegt en uitnodigt. Niet elke timing of aanpak is dezelfde.
Er kwamen uiteraard een aantal onderwerpen aan bod. Wat mij betreft, is het spectaculairste dat Nederland is ingegaan op mijn vraag om een gezamenlijke studie in de markt te zetten om te kijken of wij bij grensoverschrijdende infrastructuurprojecten één vergunningentraject kunnen doen met één milieueffectenrapport, met één openbaar onderzoek en dergelijke meer. Ultiem zouden we zelfs – maar dat is dan een Belgische kwestie – naar bijvoorbeeld één administratieve beroepsinstantie kunnen gaan, bijvoorbeeld een gemengde kamer Raad van State. Ik denk dat dit een zeer mooi voorbeeld zou zijn van grensoverschrijdende samenwerking.
Ik heb voor de vuist weg een aantal projecten opgesomd die daarvoor in aanmerking zouden komen. Stel dat je de elektriciteitscentrale Maasbracht, die recent nog in het nieuws was, zou verbinden met ons elektriciteitsnet. Dan heb je een leiding nodig die zowel in Nederland als in Vlaanderen loopt. De pijpleiding ArcelorMittal met Dow Chemical is ook een grensoverschrijdende infrastructuur, net als de Tractaatweg en de 3RX, die we vroeger altijd aanduidden als de IJzeren Rijn. Dat zijn voorbeelden waarbij dit mogelijk zou zijn.
Eerst zullen we via een studie bekijken of dit kan, en we denken dat dit inderdaad zo is met de Benelux-wetgeving. Er zijn al voorbeelden geweest van dit soort experimenten. Het mooie zou zijn dat die studie aantoont dat dit kan en dat we dat dan ook kunnen implementeren. Mochten we tot één gemengde kamer Raad van State komen, dan is dat natuurlijk Nederlands-Belgisch. Vlaanderen heeft dat niet in de hand, want wij zijn bevoegd voor de vergunningen, maar niet voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Maar ik vind dat echt veelbelovend, en zeker de moeite waard om onderzocht te worden.
Het zou ook een versnelling betekenen. Stel u voor dat u straks voor de 3RX – als die er ooit komt – één openbare procedure hebt en één milieueffectenrapport hebt dat gelijktijdig in Vlaanderen en Nederland loopt, of dat u gezamenlijk de procedure voor Nordrhein-Westfalen kunt doen en dat er één instantie is die de bezwaren beoordeelt, dan denk ik dat u vlugger vooruit zult gaan en natuurlijk ook zou vermijden dat het ene land ‘nee’ en het andere land ‘ja’ zegt.
Europa werkt daarvoor aan een regelgeving, maar werkt in dit geval met het recht van een van de staten. Ik denk dat dat bijzonder moeilijk zou liggen en ik vind dat geen goed idee. Zeg je dan: het is het Belgische recht, het Nederlandse recht, het Duitse recht? Mijn voorstel – maar ik laat dit over aan de studie – is dat we gewoon van de Europese regelgeving vertrekken die gemeenschappelijk is voor milieueffectenrapporten enzovoort. We hebben dezelfde basis. In ons regeerakkoord staat dat we niet aan ‘gold-plating’ doen, dus kunnen we zeggen dat we de gemeenschappelijke regels als basis nemen en daar geen ‘gold-plating’ bovenop doen. Dat is ook de visie van de Nederlanders. Dus wat het materiële recht betreft – want dat zou het grootste obstakel zijn – moet je in principe kunnen werken als je een oplossing vindt om dat procedureel te doen.
Ik heb daarover gesproken met staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Knops, die bevoegd is voor het grensoverschrijdend verkeer, en die was heel enthousiast. Ik heb dit daarna aangebracht bij mijn ambtsgenoot minister-president Rutte, en ook die was hier enthousiast over. We hebben beslist om zo’n studie gezamenlijk in de markt te zetten.
Over de brexit hebben we ook uitvoerig gepraat en we zitten op dezelfde lijn. Nederland en Vlaanderen worden bijzonder zwaar getroffen bij een harde brexit. U kent ons pleidooi daarover, dat is zo handelsvriendelijk mogelijk, maar ik heb ook de brexitblindheid van het meerjarig financieel kader aangekaart. Minister-president Rutte zit op mijn lijn in dat het een slechte zaak zou zijn indien de douanerechten die de landen mogen inhouden, van 20 procent naar 10 procent zouden gaan. Dat is natuurlijk contraproductief, want uitgerekend Ierland, België en Nederland zullen veel zwaardere douanekosten hebben. Minister Van Overtveldt moet, net als in Nederland, heel veel douaniers aanwerven. Ik heb ook gepleit voor een Europees compensatiefonds voor die regio’s of landen die daardoor worden getroffen. Nederland heeft daarin nog geen akkoord gegeven, maar ook daarop kwam een positieve reactie van de minister-president. In de rand daarvan heb ik de idee van de macrostrategie van de Noordzee aangekaart, en daar reageerde de minister-president eveneens positief op.
We hebben afspraken gemaakt – dat is ook aan bod gekomen in de gesprekken tussen minister Weyts en zijn ambtsgenoten – dat we werk zouden maken van een grensoverschrijdende infrastructuur. Het belangrijkste is daarin dat Nederland heeft toegezegd om in de werkgroep rond de 3RX te stappen. Duitsland heeft voorgesteld dat er nu een gezamenlijke werkgroep zou zijn. We hebben een studie gemaakt om te kijken hoe we dat praktisch kunnen implementeren. Nederland moet over de brug worden getrokken, want u weet dat Nederland zich baseert op het verdrag van 1839 met het historische tracé, en dat is voor de Duitsers onbespreekbaar. De studie heeft ook aangewezen dat er een beter traject mogelijk is. Ik ben daar niet supertriomfantelijk over, maar ik ben er wel vrij optimistisch over dat er een win-win in zit, ook voor Nederland, omdat ze op dit traject vanuit Zeeland en Nederlands-Limburg, ook voor personenvervoer, willen aansluiten. Zo kunnen ze in de Tweede Kamer zeggen dat het niet louter over transit gaat en dat het hun veel zal kosten, maar dat ze er ook iets bij te winnen hebben. Zo wordt het een beter plaatje, en daar moeten we naar zoeken. We hebben het ook over de Tractaatweg gehad, waarin van onze kant een bijdrage wordt gevraagd, maar ook dan was er een openheid om erdoor te raken.
Zoals u zegt, was het inderdaad breder dan alleen de minister-president en de ministers, maar ook de stakeholders en onze universiteiten, wetenschappelijke en culturele instellingen, de havens en andere bedrijven waren opnieuw aanwezig.
Er is veel aandacht gegaan naar de mededeling van de haven, North Sea Port, over de stand van zaken en de vooruitgang die er geboekt was. Dat was een succesverhaal. U weet dat de ‘verloving’ plaatsvond op de vorige top. Ondertussen is het huwelijk gesloten en zijn de partners nog altijd duurzaam bij elkaar. De CEO’s brachten hier allebei een heel positief rapport over uit.
Ook Arcelor Mittal en Dow Chemical hebben gezegd dat ze vooruitgang maken. Dat is dus een reusachtig project om die pijpleiding aan te leggen waarbij een enorme CO2-reductie gerealiseerd zou kunnen worden door CO2 van Arcelor Mittal naar Dow Chemical te brengen. Ook Tata Steel IJmuiden was daar aanwezig en toont interesse om in datzelfde project in te stappen. Op die manier zouden er twee staalbedrijven zijn die ‘toeleveranciers’ zijn, als ik het zo mag noemen, van CO2, die dan vervolgens omgezet kan worden.
Er waren ook kmo’s die een toelichting gegeven hebben bij hun samenwerkingen. Er is ook een grensoverschrijdend samenwerkingsverband gesloten tussen de Universiteit Gent en de Zeeuwse hogere instellingen en kenniscentra. Zeeland was daar zeer sterk vragende partij voor. Zeker ook inzake kennis, onderzoek en ontwikkeling is het belangrijk dat we die grensoverschrijdende samenwerkingen kunnen hebben.
Er zijn drie intentieverklaringen ondertekend, de eerste tussen de UGent en Campus Zeeland. Verder is de provincie Oost-Vlaanderen toegetreden tot het Zeeuws-Vlaamse-Noord-Brabantse platform Smart Delta Resources, een samenwerking op het vlak van innovatie. Ten slotte werd er ook een convenant gesloten over een verdere nauwe samenwerking van kenniscentra en industrie inzake geneeskunde. Dat slaat vooral op gepersonaliseerde geneeskunde, onder meer bij de behandeling van diabetes.
Ik denk dat er duidelijk vooruitgang geboekt is sinds de vorige Nederlands-Vlaamse top. Onze ambtenaren volgen de samenwerkingen op. Ik heb u al gezegd dat de meest spectaculaire afspraak die de vorige keer gemaakt is met betrekking tot wat nu North Sea Port heet maar toen nog geen naam had, zeer succesvol is gebleken. Ook de vooruitgang inzake de Strategische Chemische Industrie gaat verder, ook al zijn we daar concurrenten. We moeten elkaar daar niks over wijsmaken. Als Antwerpen probeert om chemische bedrijven aan te trekken, probeert Rotterdam dat evenzeer. Dat zijn strategische samenwerkingen, waarvan je toch ook altijd weet, zoals ik zei in het begin, dat het om een welbegrepen eigenbelang gaat.
Ook wat die monitoring betreft, hebben de ambtenaren drie werkgroepen opgericht: een inzake innovatie, in zeer nauwe samenwerking met de bedrijven en de wetenschappelijke sector, een inzake energie en een inzake infrastructuur. Inzake innovatie en hightech en de andere akkoorden blijkt alles op schema te zitten.
De ministers van Onderwijs en van Cultuur hebben ook vooruitgang kunnen vaststellen. U weet dat er een ‘Damesakkoord’ gesloten is en dat Nederland zijn belofte ook nagekomen is om meer middelen uit te trekken voor de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland. Jaarlijks zal er bijkomend 3,33 miljoen euro naar de scholen in het buitenland gaan. Het engagement van de beide bewindslieden voor het Damesakkoord wordt vernieuwd. De ministers van Onderwijs zullen ook een vast tweejaarlijks moment hebben om af te stemmen. Ze steunen ook de verlenging van het mandaat van de algemene vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering bij de raad van toezicht van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland.
Voor Cultuur is de samenwerking breder dan het netwerk van de zes betrokken organisaties, waaronder deBuren, CVN en de Taalunie. Op het vlak van cultuur wordt er uitgekeken naar verdere samenwerking in 2020. Er wordt ook vanuit Nederland gekeken naar mogelijkheden voor de ondersteuning van de scholing voor high potentials uit de culturele sector.
Wat de buitenlandse bevoegdheden betreft, hebben we vooral afgesproken, premier Rutte en ikzelf, dat onze permanente vertegenwoordigingen in Brussel bij de Europese Unie meer uitwisseling zullen doen en nauwer zullen samenwerken, omdat er natuurlijk heel veel zaken op de agenda staan, zeker met de brexit, een aantal zaken waarin we gemeenschappelijke belangen hebben. Je ziet ook binnen de Europese Unie natuurlijk dat er, ik zal niet zeggen ‘blokvorming’ ontstaat, maar dat er toch een aantal staten zijn die in regionale verbanden leven en proberen tot gemeenschappelijke visies en standpunten te komen.
Zoals ik zei, waren de grootste doorbraken toch op infrastructureel vlak te merken. Ik kijk echt uit naar de resultaten van die studie, om die grensoverschrijdende projecten in een gemeenschappelijk vergunningentraject te kunnen laten opnemen en eventueel ook in een beroepstraject.
Dan hebben we inderdaad afgesproken om opnieuw te monitoren. We hadden nu afgesproken om dat verder te zetten. Dat gaat ook een beetje afhangen van de aard van de zaken. Als we afspreken om zo’n studie in de markt te zetten, dan volgen we dat automatisch op. De studie wordt in de markt gezet, de resultaten worden opgevraagd en dan gaan we automatisch verder bespreken of we daar nu iets mee kunnen doen en op welke manier we dat zullen aanpakken.
De volgende vraag ging over de Nederlandse top in 2020. We hebben afgesproken om inderdaad opnieuw een top te organiseren. Volgend jaar zal er een tussentijdse evaluatie gebeuren, opnieuw op ambtelijk niveau. Vlaanderen zal de beide ontmoetingen organiseren, zowel de ambtelijke als de ministeriële. Ik heb ook afgesproken met staatssecretaris Knops, die expliciet de bevoegdheid Grensoverschrijdende Samenwerking gekregen heeft, dat we elkaar zien als het moet, maar dat we elkaar toch minstens één keer per jaar zullen ontmoeten om af te stemmen over de hangende dossiers, en dat we iets meer zullen doen dan alleen maar een stand van zaken bekijken op ambtelijk niveau, dat we ook op politiek niveau die zaken bekijken.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor het toch wel volledige overzicht. Het is goed dat dit hier eens ter sprake komt en dat we hier eens het overzicht krijgen. Ik besef natuurlijk, voorzitter, ook gezien de rest van onze agenda, dat het misschien aanbeveling verdient om de verschillende deelaspecten ofwel in de vakcommissies verder te bespreken, dan wel hier op een later moment.
Minister-president, misschien moet dit niet enkel door de administratie van de Vlaamse Regering, maar ook door deze commissie en door het Vlaams Parlement worden gemonitord. Misschien kunnen we u helpen, want dat is natuurlijk altijd onze bedoeling, door hierover op tijd en stond een vraag om uitleg te stellen.
Ik ben het volledig met u eens. We hebben een gemeenschappelijke geschiedenis. Daar hangt een beetje romantiek aan vast. We hebben elkaar gezien tijdens de inhuldiging van het standbeeld van Willem I in Gent. De realiteit is natuurlijk dat we nu op zoek moeten naar win-winsituaties en naar materies waarover we aanvoelen dat we er allebei op vooruitgaan. Anno 2018 kunnen we natuurlijk geen samenwerking bouwen louter op de Tachtigjarige Oorlog en op Willem I. Ik besef ten volle dat dit enkel goed is als kader.
Het is een goede zaak dat op dergelijke bijeenkomsten nog eens wordt onderstreept waar de win-winsituaties liggen en dat we actief op zoek gaan. Ik denk dat tijdens een persoonlijk gesprek altijd meer mogelijk is en dat er meer goodwill, enthousiasme en energie kan worden gecreëerd dan tijdens contacten die louter tussen ambtenaren of diplomaten plaatsvinden.
Ik vind die gezamenlijke studie een interessante casus. Eigenlijk lijkt dit een evidentie, maar als we er wat dieper over nadenken, krijgen we al snel de indruk dat het een onmogelijkheid wordt. Ik ben dan ook benieuwd naar de resultaten van de studie. Mochten we voor dergelijke projecten naar gemeenschappelijke vergunnings- en beroepsprocedures kunnen gaan, zouden we voor veel landen in de EU een voorbeeld kunnen zijn.
Minister-president, omdat het me interesseert, heb ik nog een detailvraag over het Damesakkoord. Ik weet niet of u het antwoord bij de hand hebt. Bestaat het bedrag van 3,33 miljoen euro louter uit extra Nederlandse middelen of gaat het om een gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands budget? Kunt u daar wat meer toelichting bij geven? Het blijft natuurlijk van het grootste belang dat de kinderen van onze expats in het buitenland ergens terechtkunnen. Nederland investeerde vroeger sterk in dat onderwijs, maar die investeringen zijn teruggeschroefd. Ik ben blij dat we nu weer op de goede weg zijn.
Hier valt veel over te zeggen, maar ik begrijp dat we ons in het bestek van een vraag om uitleg tot de top als dusdanig moeten beperken. Ik wil u nog eens bedanken voor uw toelichting. We zullen later nog op verschillende deelaspecten terugkomen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president, mijnheer Van Overmeire, ik wil jullie vooral bedanken omdat jullie dit thema geregeld aankaarten, bespreken en opvolgen. Het is een materie die me na aan het hart ligt. Ik ben blij dat er altijd wordt vooruitgekeken naar nieuwe projecten en naar nieuwe samenwerkingsvormen.
Het punt betreffende de gezamenlijke procedures en vergunningen vind ik heel uitdagend. Ik weet niet waar u zult landen. Niemand weet dat op dit moment. Ik vind het echter een heel uitdagende casus om een samenwerking rond te ontwikkelen. Dat er nog aan de brexit en aan de gezamenlijke infrastructuur is gewerkt, is heel positief. Er zijn bijzonder veel dossiers die ons samen bezighouden. Ik wil daar niet te veel op ingaan. Ik wil enkel mijn waardering uitspreken voor het feit dat de top goed werd voorbereid en dat er opvolging is. Er is telkens een monitoring van de afspraken die in dit kader tot stand komen.
Ik vind het jammer dat de media er deze keer wat weinig aandacht aan hebben gegeven. Er wordt dan gezegd dat het weer een top is en dat er binnen twee jaar weer een top komt, maar er zitten elke keer weer nieuwe elementen in. De betrokken regeringen hechten hier veel belang aan. We kiezen er politiek voor om met Nederland, als onze meest nabije buur, intens samen te werken met betrekking tot concrete, toekomstgerichte dossiers. Ik vind dat dit elke keer opnieuw de nodige aandacht verdient.
Wat de romantische kant betreft, kon ik jammer genoeg niet bij de onthulling in Gent zijn. Ik zat voor het Beneluxparlement in Groningen, wat eigenlijk een beetje bij de thematiek aansluit. Het is niet zo dat heel andere zaken me bezighielden. Het ging toen concreet over energie vanuit het perspectief van de Benelux.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Kennes, het is jammer dat u er niet bij was in Gent, want het was een heel bijzondere viering. Ik heb daar kunnen vaststellen dat het orangistisch hart van Gent nog altijd klopt. Het is natuurlijk zo dat er onder Willem I enorm veel is gerealiseerd, niet alleen voor Gent maar voor heel het land. Het was een mooie viering.
Mijnheer Van Overmeire, ik dank u voor uw behulpzaamheid, maar ik denk dat er op interparlementair vlak nog wat terrein te winnen valt. We hebben een beetje hetzelfde probleem, namelijk dat de interesse langs beide zijden niet altijd evenwichtig of evenwaardig is. Ik hoop dat de traditie van interparlementaire contacten en samenwerking, die vroeger toch wel intenser was, een beetje nieuw leven kan worden ingeblazen. Ik moet het Vlaams Parlement niets suggereren, maar misschien moet er langs deze zijde nog eens een poging worden gedaan. Er liggen nu immers een aantal boeiende zaken op tafel.
De mogelijkheid dat vergunningentraject gezamenlijk aan te pakken, heb ik tien jaar geleden met Wim van de Donk besproken. Er is nu een princiepsbeslissing genomen om een studie te laten uitvoeren. Ik denk dat de 3RX op korte termijn een van de grootste uitdagingen is. We zouden daar vooruitgang kunnen boeken. Zolang ik politiek actief ben, is de IJzeren Rijn al een belangrijk thema waarvoor nooit vooruitgang is geboekt. Vlaanderen heeft een studie betaald die namens de bondsrepubliek Duitsland, Nordrhein-Westfalen, Nederland, Vlaanderen en België gemeenschappelijk is uitgevoerd. De vijf partijen zijn hierbij betrokken, maar wij hebben de studie wel betaald. Die studie heeft resultaten opgeleverd en nu is op Duits voorstel een werkgroep opgericht. Tijdens de top is de doorbraak bereikt dat Nederland tot die werkgroep zal toetreden. Ik heb goede hoop dat we vooruitgang zullen kunnen boeken, maar het zal erop aankomen een win-win-winsituatie te vinden. Het moet om drie keer winst gaan.
Naar mijn aanvoelen gaat het Damesakkoord uitsluitend over een Nederlandse bijdrage. Dat is de voortzetting van het Herenakkoord. Ik heb er bij minister-president Mark Rutte sterk op aangedrongen dat er een nieuw akkoord tot stand zou komen. Het Herenakkoord was een mondeling akkoord. Nederland zou het onderwijs in het buitenland financieren, in ruil voor het feit dat tienduizend of zelfs meer Nederlandse studenten in Vlaanderen komen studeren, met een zeer hoge kost voor Vlaanderen. Nederland zou dan die bijdrage betalen, die echter niet opweegt tegen de kosten die wij dragen. Door de bezuinigingsoperatie in Nederland was die bijdrage weggevallen of sterk gereduceerd. Ik heb de heer Rutte daar twee keer op aangesproken, een eerste keer tijdens een gezamenlijke missie in Atlanta. Nederlandstalig Onderwijs in het Buitenlands (NOB) had het handig gespeeld, want een schooltje kinderen stond ons op te wachten met spandoeken en liedjes en gedichtjes in het Nederlands. Dat vertederde ook zijn romantische hart. De tweede keer dat ik hem daarop aansprak was tijdens zijn bezoek aan dit parlement. Toen heeft hij zijn minister de opdracht gegeven om samen met minister Crevits een nieuw akkoord te sluiten. Dat is dan het Damesakkoord geworden. Bij mijn weten is dat een uitsluitend Nederlandse bijdrage. Als u daarover 100 procent zekerheid wilt, moet u zich richten tot minister Crevits.
De heer Kennes heeft gelijk wat betreft de media-aandacht. Het had te maken met het moment van de organisatie. Het was de vooravond. We weten dat het iets moeilijker is om dan media-aandacht te krijgen dan wanneer je dat overdag kunt doen. Het zou mooi zijn geweest indien we wat meer interesse van de media zouden hebben gekregen, vooral omdat er toch een aantal belangrijke afspraken werden gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.