Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Een aantal kleine energieleveranciers hebben het niet makkelijk om zich staande te houden in de huidige energiemarkt. Dat kunnen we toch concluderen uit het feit dat al drie energieleveranciers dit jaar hebben besloten om hun activiteiten in ons land stop te zetten. Twee van de drie leveranciers hebben hun activiteiten vrijwillig stopgezet en hebben hun leveringsvergunning nooit verloren. Bij de derde leverancier werd de leveringsvergunning wel ingetrokken door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) vanwege financiële problemen. Die derde leverancier is dan ook in vereffening gegaan.
De Vlaamse klanten van deze energieleverancier zijn nooit zonder elektriciteit gevallen omdat de netbeheerders de leveringsactiviteiten tijdelijk hebben overgenomen. Maar na het stopzetten van de leveringsactiviteiten blijkt er wel een financieel probleem op te duiken voor sommige van deze klanten. De toenmalige klanten die reeds een voorschotfactuur betaalden, kunnen het te veel betaalde voorschot niet terugvorderen van de failliete leverancier omdat ze uiteraard geen prioritaire schuldeiser zijn. Het lijkt ons aangewezen voor dit probleem een oplossing te zoeken daar er in de toekomst mogelijk nog leveranciers financiële problemen kunnen ondervinden in de huidige energiemarkt.
Minister, hebt u zicht op het aantal gewezen klanten van de failliete energieleverancier die een te veel betaald voorschot niet kunnen terugvorderen? Kunt u helpen met het uitwerken van een oplossing waardoor die gedupeerde klanten het te veel betaalde voorschot alsnog kunnen terugkrijgen? Is het niet aangewezen om een meer algemene oplossing uit te werken zodat eventueel gedupeerde klanten in de toekomst hun te veel betaalde voorschot met zekerheid kunnen recupereren? Aan welke oplossing denkt u dan?
Minister Tommelein heeft het woord.
Vooraleer in te gaan op de vraag is het belangrijk toe te lichten dat Belpower ervoor heeft gekozen zichzelf vrijwillig te ontbinden. Hieruit volgt dat het vermogen van deze vennootschap momenteel wordt vereffend. Er is dus geen sprake van een faillissement. Naast het feit dat een vrijwillige ontbinding en vereffening niet dezelfde negatieve bijklank hebben, is de afwikkeling van de vereffening na een vrijwillige ontbinding ook flexibeler, waardoor het vennootschapsvermogen dikwijls aan betere voorwaarden kan worden gerealiseerd. Na ontbinding van de vennootschap is het de kerntaak van de vereffenaar het vermogen te liquideren, om het vervolgens te verdelen tussen de schuldeisers, naar evenredigheid, rekening houdend met de wettelijke rangorde.
Volgens de regulator is het onmogelijk een volledig antwoord te geven op de vraag hoeveel afnemers een te veel betaald voorschot niet kunnen terugvorderen. In de eerste plaats is het immers moeilijk in te schatten hoeveel afnemers effectief een tegoed hadden opgebouwd met hun voorschotten. Afnemers kunnen nog een recente factuur hebben gekregen, kunnen een te laag voorschot hebben gehad, kunnen een hoger of lager verbruik hebben gekend in de laatste periode enzoverder. Deze kwestie wordt verder bemoeilijkt door de facturatieproblemen die de leverancier in kwestie kende toen zijn toegang tot het net werd beëindigd.
Verder is het volgens de VREG ook niet duidelijk welke afnemers een vordering hebben ingediend. Afnemers kunnen digitaal een schuldvordering indienen via het platform van RegSol, maar kunnen ook rechtstreeks de vereffenaar aanschrijven. Momenteel is er nog geen gecentraliseerd overzicht van deze schuldvorderingen. Het is zeker ook denkbaar dat afnemers met een zeer klein tegoed niet de moeite zullen hebben genomen om zo’n vordering in te dienen. In ieder geval is het nog niet zeker dat afnemers met een tegoed dit al dan niet zullen terugkrijgen. Dat hangt af van de middelen die na de afwikkeling van de vereffening zullen overblijven.
In de vrije markt valt het risico op geen enkele manier volledig uit te sluiten dat een leverancier zijn activiteiten, al dan niet vrijwillig, stopzet. Door het systeem van voorafbetalingen die worden vereffend met een afrekeningsfactuur bestaat het risico dat de leverancier daarna afnemers achterlaat met een openstaande rekening.
Wat de gevolgen voor de schuldeisers betreft, zijn het faillissement en de ontbinding van een vennootschap gelijkaardig. Alle schulden worden namelijk eisbaar. De schulden worden vastgelegd en de schuldeisers kunnen maar in de wettelijke rangorde betaling bekomen. Schuldeisers van een vennootschap in vereffening zijn er dus niet beter aan toe dan schuldeisers van een failliete vennootschap. Beide moeten in de rij staan tot ze bij de afwikkeling van het faillissement of de vereffening al dan niet iets van hun schuldvorderingen terugzien. Het geval van de leverancier dat u zelf aanhaalde, illustreert ook dat het niet steeds zeker is dat afnemers na de stopzetting van de activiteiten een afrekening zullen krijgen en dat ze dus weten hoe groot de openstaande rekening is.
De komst van digitale meters biedt hier in ieder geval mogelijkheden om de schade te beperken. Ten eerste zullen zowel afnemers als leveranciers het actuele verbruik van klanten veel beter kunnen inschatten, en op die basis hun voorschotten kunnen aanpassen aan de realiteit.
Ten tweede zullen de afnemers ook veel eenvoudiger over hun eigen verbruiksgegevens kunnen beschikken en, mits de nodige middelen, zelf een goede inschatting kunnen maken van het tegoed dat zij met hun voorschotten hebben opgebouwd. Een wettelijke regeling die erin voorziet dat klanten hun te veel betaalde voorschot terugkrijgen, zou kunnen bestaan in het ingrijpen in de wettelijke rangorde van de schuldeisers na ontbinding of faillissement van de vennootschap. U weet dat dit tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort en niet tot die van het Vlaamse Gewest. Dit is een bevoegdheid van mijn goede collega, minister Koen Geens. Een alternatieve regeling zou erin kunnen bestaan dat afnemers terugbetaald worden uit een daartoe opgericht fonds of uit publieke middelen. Deze laatste oplossing zou marktverstorend kunnen werken, aangezien het afnemers een incentive ontneemt om een betrouwbare leverancier te kiezen, en anderzijds anderen opzadelt met het marktrisico.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, het is wat jammer dat wij geen duidelijkheid hebben over het aantal getroffen klanten. Het is goed dat de VREG dit van nabij opvolgt. Ook dat kunnen we volgende week met de mensen van de VREG bespreken.
Wat betreft de structurele oplossing kunnen we inderdaad bekijken wat er op federaal niveau mogelijk is met betrekking tot de volgorde van de schuldeisers. Maar ik maak mij daarover weinig illusies. Vanuit Vlaanderen kunnen we wel een oplossing uitwerken. Dat hoeft niet met publieke middelen te gebeuren. In overleg met de leveranciers kunnen wij, in het kader van de leveranciersvergunning die Vlaanderen aflevert, een solidarisering organiseren, waarbij een fonds wordt gecreëerd – niet met publieke middelen maar met middelen vanuit de markt, vanuit de leveranciers, om op die manier gezamenlijk eventuele calamiteiten aan te pakken en om klanten te vergoeden die verweesd achterblijven nadat een leverancier zijn activiteiten om een of andere reden plots stopzet terwijl er tegoeden zijn. Dat idee moet verder uitgewerkt worden. Minister, wat is daarover uw mening?
De heer Danen heeft het woord.
Een aantal leveranciers in Vlaanderen vragen heel grote voorschotten. Sommige vragen bij wijze van spreken de volledige jaarfactuur op voorhand, om op die manier een goedkope prijs te kunnen aanbieden. Als zo’n leverancier failliet zou gaan, is de klant echt wel heel erg de dupe. Minister, u zegt wel dat men dergelijke risico’s kan nemen, maar ik denk dat de klant of de consument daarvan niet altijd voldoende op de hoogte is.
Ik denk niet dat we dit in Vlaanderen kunnen oplossen. Maar we zouden kunnen voorstellen aan de federale collega’s dat ze wetgevend ingrijpen, en stellen dat leveranciers redelijke voorschotten kunnen vragen die het verbruik reflecteren, en dat het op voorhand voor een volledig jaar factureren wordt verboden.
Ik maak mij daarover niet veel illusies. Ik ondersteun het voorstel van de heer Bothuyne om te komen tot een solidariteitsfonds. Minister, wat is uw mening hierover?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik ben niet echt een megafan van nog een extra fonds. Als daaraan iets moet worden gedaan, zal dat op federaal niveau moeten gebeuren, enerzijds bij Consumentenzaken en anderzijds bij Justitie. Wat betreft de rechten van schuldeisers in het geval van een faillissement kunnen wij vanuit Vlaanderen niet veel doen.
De informatie die de regulator ter beschikking stelt over de historiek van bepaalde leveranciers, is ook al een indicatie die consumenten kan helpen om niet met de meest risicovolle leveranciers in zee te gaan. Tenzij u daarover een andere mening zou hebben, denk ik niet dat wij hier vanuit Vlaanderen heel veel aan kunnen en moeten doen. Dat betekent natuurlijk niet dat ook mijn fractie niet ten zeerste betreurt dat die klanten gedupeerd zijn.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik kan nu niet meteen uw vraag beantwoorden. We zullen dat bekijken. Er zullen waarschijnlijk wel voor- en nadelen aan verbonden zijn. We moeten bekijken hoe dat fonds gespijsd zou kunnen worden, hoe de administratieve afwikkeling ervan kan zijn. Ik kan hierover nog geen definitief oordeel vellen.
Iedereen kan zijn voorschotten laten aanpassen. Wie voelt dat hij effectief minder verbruikt en dat dus zijn voorschotten te hoog zullen zijn, kan ze laten aanpassen. Ik heb in mijn antwoord duidelijk gemaakt dat dat met een digitale meter, die jammer genoeg wel vertraging oplevert, nog veel gemakkelijker en duidelijker zal zijn. Ik vind het altijd leuk wanneer ik voordelen van die digitale meter naar voren kan brengen. Maar de mensen die er het zwaarst tegen reageren, zijn vandaag niet aanwezig. Ik zal het dus in een volgende commissievergadering nog eens moeten herhalen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bijkomende antwoord. Die kwestie van dat fonds vanuit de sector moet met de sector worden bekeken. Dit moet gebeuren in overleg met de Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (FEBEG), om te zien op welke manier dit zou kunnen worden georganiseerd. Het zou de geloofwaardigheid van de hele sector zeker ten goede komen als we op die manier klanten wat extra zekerheid zouden kunnen bieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.