Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
In oktober werd gestart met de bouw van Kristal Solar Park. Dit is een initiatief van de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM), de stad Lommel en Nyrstar. Men zegt dat dit het grootste zonnepark wordt in de Benelux, met een piekvermogen van 99 megawatt. Opvallend is dat door een competitieve en internationale prijsvraag het project 34 procent goedkoper kan worden gebouwd dan eerst werd begroot. Vanwege de projectgebonden bandingfactor zullen daardoor ook minder subsidies worden gevraagd en dus ook worden doorgerekend, op een indirecte manier, in de facturen.
Want op 22 december 2017 werd in een ministerieel besluit een voorlopige bandingfactor van 0,8 toegekend, of met andere woorden een ondersteuning van 74,4 euro per megawattuur, wat dus significant hoger lag dan de 68,5 euro per megawattuur die normaal gezien toegekend wordt voor installaties van 250 tot 750 kilowattpiek. Op 20 juli 2018 werd na een internationale prijsvraag de definitieve bandingfactor op voorstel van het Vlaams Energieagentschap (VEA) vastgesteld op 0,515 of een ondersteuning van 47,9 euro per megawattuur, wat dus een heel duidelijk verschil is.
Daarom heb ik de volgende vragen.
Dit heel specifieke voorbeeld van Kristal Solar Park in Lommel toont aan dat hernieuwbare energie rendabeler wordt als de internationale concurrentie optimaal kan worden uitgespeeld. Er zijn dan ook verschillende parallellen met tendering te trekken. Uiteindelijk is het hier door de initiatiefnemer aanbesteed en dus eigenlijk zitten we hier in een situatie van tendering. Bij projecten die onder de groenestroomcertificaten vallen, worden eveneens aanbestedingen gedaan, maar hier is de eventuele winst gewoon voor de ontwikkelaar. Met andere woorden: hoe kunnen we ervoor zorgen dat Vlaanderen mee kan profiteren van deze bewezen prijsdalingen die zich voordoen voor grotere PV-parken? Is dit een bewijs dat tendering ook kan werken in Vlaanderen, maar dan niet alleen voor zon maar ook voor wind?
Hoe kunnen we dergelijke projecten nog meer stimuleren in Vlaanderen? Is het bijvoorbeeld opportuun om het minimale vermogen voor een projectgebonden bandingfactor te verlagen? Ik weet wel dat we er tijdens een vorige commissievergadering over gesproken hebben om die eventueel te verhogen naar 1000 of 2000 kilowatt. U had daar toen nog geen oordeel over.
Op welke manier kunnen we initiatiefnemers van grote projecten nog beter ondersteunen en inspireren om de systeemkosten verder omlaag te brengen?
Minister Tommelein heeft het woord.
Een projectspecifieke berekening gebeurt conform het Energiebesluit voor zonneparken groter dan 750 kilowatt. Zoals u aangeeft in uw vraag, gebeurt dit inderdaad in twee stappen. Het is belangrijk om te weten dat het in de eerste stap, het vastleggen van een voorlopige bandingfactor, vooral de bedoeling is om de aanpak vast te leggen voor de berekening van de definitieve bandingfactor. In dit stadium zijn evenwel nog geen detailstudies gebeurd.
De voorlopige bandingfactor is dus vooral van belang voor de berekeningsmethode. De voorlopige bandingfactor geeft nog geen goede indicatie van de uiteindelijke definitieve factor. Voor een dergelijke specifieke bandingfactor wordt vereist dat minstens drie offertes worden voorgelegd, waarbij de goedkoopste geselecteerd wordt en dan nog wordt gebenchmarkt tegenover andere projecten.
Voor zonneparken tot 750 kilowatt wordt de bandingfactor berekend per projectcategorie. De bandingfactor ligt daar vast, maar de exploitant heeft er nog steeds baat bij om bij een vaststaande bandingfactor de goedkoopste installateur te kiezen. Het Vlaams Energieagentschap vraagt de uiteindelijke facturen allemaal op en neemt deze als referentie voor de berekening van de onrendabele top. Om deze manier wordt steeds de laagste prijs als referentie genomen.
Dat is het huidige systeem om tot een kostenefficiënte ondersteuning te komen. Maar in de praktijk blijkt dat de berekening van een specifieke bandingfactor een langdurige en ook complexe oefening is. Er moeten allerlei aannames worden besproken, bijvoorbeeld over het aandeel dat zal worden geïnjecteerd of rechtstreeks afgenomen, en welke prijs daarvoor aannemelijk is. Daarbij is er bijvoorbeeld ook een impact op de kosten voor het resterend elektriciteitsverbruik bij de afnemer. Er moet ook een afweging gebeuren of de ingediende projecten wel voldoende kostenefficiënt zijn uitgewerkt. Bijvoorbeeld, is de oriëntatie wel voldoende optimaal? Kiest men wel voor de meest marktconforme technologie? Daarnaast moeten de onrendabele toppen voor lopende projecten jaarlijks worden geactualiseerd.
Een systeem van tendering zou voor grote projecten sneller duidelijkheid brengen voor de aanvragers en administratief ook eenvoudiger zijn. Toch is een systeem van tendering ook geen mirakeloplossing. Het is enkel hanteerbaar bij projecten met relatief eenvoudige vergunningsprocedures, zoals zonnepanelen. Bij projecten met langdurige vergunningsprocedures zouden de tenderprocedure en de vergunningsprocedure elkaar doorkruisen of tot een jarenlang proces leiden voordat men weet of men het project mag bouwen en welke steun men zou krijgen. Veel steun zou ook geblokkeerd kunnen worden voor projecten die uiteindelijk nooit worden vergund. Voor zonneparken worden op dit vlak minder problemen verwacht.
Daarnaast moeten er wel ook waarborgen ingebouwd worden dat de ingediende projecten effectief zullen worden gerealiseerd. Dat vraagt ook een verdere monitoring van de voortgang van de projecten.
Op welke andere manieren kunnen we projecten nog goedkoper maken? We verwachten dat de recent goedgekeurde afschaffing van importheffingen voor Chinese zonnepanelen een relevante prijsdaling kan opleveren. Daarnaast wordt ook gepland dat voor kleinere projecten, vanaf 10 kilowatt tot enkele tientallen kilowatt, de Synergridvoorschriften zouden worden aangepast, waardoor de onevenredig zware kosten voor aansluiting en een ontkoppelingskast zouden verlagen.
Indien mogelijk vanwege veiligheidsredenen, zou deze grens het best nog wat hoger worden gelegd, zodat meer middelgrote projecten mogelijk worden met lagere steun. Uit de berekeningen van de onrendabele toppen blijkt dat de eisen rond aansluiting en ontkoppeling voor de installaties op laagspanning een zware kost vertegenwoordigen. Dat gaat dan typisch over installaties tot ongeveer 100 kilowatt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is correct wat u zegt, namelijk dat het voor het ene type van projecten beter en vlotter zal gaan dan voor het andere type van projecten. Maar dit voorbeeld bewijst wel dat het soort tendering die hier is toegepast, wel degelijk een groter financieel voordeel heeft, ook voor alle consumenten. De lagere ondersteuning van ongeveer een dikke 25 euro per megawattuur betekent immers wel een aantal miljoenen euro die minder moeten worden doorgerekend in de elektriciteitsfactuur.
De vraag is ook: waar leggen we de lat? Bijvoorbeeld bij Volvo gaat men ook 50.000 zonnepanelen plaatsen. Dat is ongeveer 4,5 megawatt. Daar beschouwen ze het als ongeveer een zestal installaties van net geen 750 kilowatt, waardoor ze vallen onder de noemer van 68,5 euro per megawattuur ondersteuning terwijl het misschien voor de consument een stuk goedkoper was, mochten we hier ook tenderen. Want als het voor Kristal Solar Park zoveel goedkoper kan, dan ben ik ervan overtuigd dat ook bij Volvo de aankoop veel goedkoper kan dan wanneer het in de bandingfactor gerekend zit. Mijn bijkomende vraag is dan ook: hoe gaan we dat aanpakken in de toekomst? Ik wil straks niet met gigantische zonneparken zitten, met een vermenigvuldiging van zoveel keer 750 kilowattpiek aan de maximale ondersteuning maar die wij wel betalen in onze elektriciteitsfactuur.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega's, ik heb in vorige commissies al wel een en ander verteld over die tenderingsmechanismen. Ik denk dat we toch voorzichtig moeten zijn om die te zien als de ‘silver bullet’, als de plotse oplossing om veel goedkoper gigantische hoeveelheden hernieuwbare energie te krijgen. We merken dat bij windmolenparken op zee een dergelijk systeem evidenter is omdat daar de oppervlakte, de beschikbaarheid en het potentieel veel groter is en de overheid een bepaalde capaciteit kan vragen. Het is moeilijk om te vragen dat de overheid het dak van Volvo kan tenderen. Ik denk dat dat Volvo zelf zou moeten zijn. Dat is al een obstakel. Om maar te zeggen dat ook het potentieel van grote zonneparken in België en in Vlaanderen eerder beperkt is. In die zin begrijp ik dat er niet per se een tenderingsmechanisme voor alle dergelijke projecten wordt geïnstalleerd en dat steunmechanismen op maat, die naar alle reële condities kijken, nuttiger en logischer zijn. Minister, ziet u dat ook zo?
Door het systeem van de projectcategorieën is er al een zeker niveau van duidelijkheid. U hebt ernaar verwezen. Voor echt grote projecten die specifieke noden hebben, kan je dat niet zomaar in een tendermechanisme zetten, maar die moeten natuurlijk goed worden gemonitord. Bovendien moeten we een beetje opletten. We hebben nu een systeem uitgebouwd voor grotere zonneparken. Wanneer we nu ineens overschakelen naar alleen maar tendering, wat weer een ander systeem is en waarbij er ook een zeker leergeld zal moeten worden betaald, is de vraag of die bijkomende onzekerheid ons niet meer zal kosten dan ze zal opbrengen.
Wat betreft de tendering, minister, wil ik u vooral meegeven om, waar het nuttig kan zijn, zeker en vast ook de ervaringen uit het buitenland mee te nemen. Er zijn tal van rapporten die soms positief en soms eerder negatief zijn. Het hangt heel sterk af van de specifieke omstandigheden.
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega's, het is vrij aan een bedrijf om te kiezen om al of niet te tenderen. Dat is niet een keuze die wij maken, dat is een keuze van het bedrijf. Sowieso moeten we verder werken om de kost algemeen zo laag mogelijk te houden en evalueren of we die categorieën moeten aanpassen of niet aanpassen. Het is belangrijk om dat te weten want de laatste tijd zijn er weinig dergelijke grote projecten gerealiseerd. Als we er meer willen realiseren, wat toch de bedoeling is, want anders halen we onze doelstellingen niet, dan moeten we eerst en vooral kijken hoe we dat op een goede manier kunnen bereiken en aan een zo laag mogelijk kost. Dat vraagt een constante monitoring en constant bijsturen van een aantal parameters.
Mijnheer Schiltz, wat tendering betreft, is het juist dat er absoluut pro’s zijn, maar ook contra's, zoals u het terecht stelt. Op een bepaald moment is het noodzakelijk dat we de pro’s en de contra’s ten opzichte van elkaar afwegen om dan een beslissing te nemen. Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik, zeker voor de toekomst, persoonlijk geen weerstand heb tegen tendering. Ik denk dat de pro's duidelijk zijn, maar we moeten toegeven dat er misschien ook een aantal contra's zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het klopt dat er weinig dergelijke grote installaties worden gerealiseerd, laat ons even het Kristal Solar Park Lommel buiten beschouwing laten, wat een echt buitenbeentje is. Neem bijvoorbeeld Volvo.
Er is trouwens op vraag van mij en in samenwerking met mij een studie gemaakt met de Universiteit van Hasselt omtrent de sensitiviteitsanalyses waarom die grote installaties niet gebouwd worden. Daarin spelen drie parameters een rol. Ten eerste: wat is uw normale aankoopprijs van elektriciteit? U gaat niet meer betalen aan de zonnevereniging die een installatie heeft geplaatst op uw dak en die elektriciteit wil verkopen aan u. Je wilt iets goedkopers hebben. Ten tweede: wat vraag je voor de huur van het dak? Ten derde: wat is uw eigen gebruik?
Bij Volvo is dat uiteraard Volvo die het doet, maar als je zit met zonneverenigingen, heb je wel een paar discussies. Als ik louter zie dat Volvo in al zijn correspondentie en in alle nieuwsartikelen zegt dat je via CrowdLanding na zes jaar je inleg terugkrijgt, plus intrest, dan moet ik vaststellen dat dat goedkoper en sneller terugverdiend is dan een particulier die een installatie plaatst op zijn eigen woning. Desondanks heeft Volvo een zeer goedkope elektriciteitsaankoopprijs en desondanks kan het een beter rendement bieden dan de particulieren bieden. Dan zeg ik: en wij moeten hier groenestroomcertificaten voor betalen en bij een particulier niet? Dan is er iets fout met de waarde van die bandingfactor. Ik denk dat we daar in alle transparantie over moeten kunnen discussiëren want dit wordt doorgerekend in onze systeemkost en die van de particulier wordt niet doorgerekend in de systeemkost.
De vraag om uitleg is afgehandeld.