Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, de vraag die ik heb ingediend betreft de kringloopwinkels. Ik weet dat ik me hiermee op het terrein van de sociale economie begeef en dat u straks in uw antwoord de reflex zult hebben om naar uw collega te verwijzen. Mijn vraag heeft niet zozeer betrekking op de kringloopwinkels zelf of op doelgroepwerknemers die bijvoorbeeld via sociale werkplaatsen worden tewerkgesteld. Het probleem dat ik vooral wil aankaarten heeft betrekking op het algemeen probleem van personeelstekort en de manier waarop VDAB een rol kan spelen in de toeleiding van nieuwe werknemers, zowel via de screening van werkzoekenden om te bepalen of ze al dan niet in aanmerking komen voor tewerkstelling in de sociale economie, als via toeleiding van werkzoekenden en leefloners in andere statuten zoals artikel 60.
Het goede nieuws is dat de kringloopwinkels aan succes winnen. Ze hebben voor zichzelf een milieudoelstelling vooropgesteld om elke Vlaming minstens 7 kilogram tweedehandsgoederen per jaar te laten kopen. Maar dat succes heeft een keerzijde. Ik verwijs naar het u welgekende artikel in Gazet van Antwerpen met de sprekende titel ‘Slachtoffer van eigen succes’. Om hun milieudoelstelling te kunnen halen, is er een tekort aan personeel van naar schatting 1500 werkkrachten. Om meer personeel te kunnen aanwerven, kijken ze naar de overheid. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat het om gedeeltelijk gesubsidieerde arbeidsplaatsen gaat, maar ook met het feit dat de overheid via de OCMW’s en VDAB moet zorgen voor een degelijke toeleiding van mensen die een zeer grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt hebben. Uiteraard is er het doorstroomperspectief dat we niet uit het oog mogen verliezen.
Vandaag zien we dat de kringloopwinkels creatief worden wat betreft hun personeelsbeleid. Zo zetten ze stagiairs in, zoeken ze vrijwilligers of werken ze met jobstudenten. Dat is heel begrijpelijk, maar het is ook een symptoom dat de match tussen vraag en aanbod niet heel goed zit en het doet wat afbreuk aan het oorspronkelijke concept om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kansen te geven.
Minister, werd u reeds op de hoogte gebracht van het probleem van het personeelstekort bij de kringloopwinkels? Hoe schat u dit probleem in op korte en middellange termijn? Wat zult u ondernemen om de toeleiding van werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar de kringloopwinkels te verbeteren?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, ik ga u ontgoochelen. Ik ga niet verwijzen naar mijn collega, maar ik zal ingaan op de vragen die u mij stelt.
Ik werd niet expliciet door de sector op de hoogte gebracht. Ik heb net zoals u de krant gelezen op de Dag van de Kringloopwinkel. In de kringwinkels kunnen drie groepen werkzoekenden aan de slag. Er zijn de werkzoekenden met een advies ‘tewerkstelling sociale werkplaats’, de leefloongerechtigden in artikel 60 paragraaf 7 en je hebt de wijk-werkers.
Wat betreft de werkzoekenden met advies ‘tewerkstelling sociale werkplaats’, telden we eind september 2018 in totaal 1889 niet-werkende werkzoekenden met dat advies. VDAB ontving in 2016 400 vacatures in sociale werkplaatsen, 949 vacatures in 2017 en 773 vacatures tot eind augustus dit jaar. In 2016 werden 2,6 werkzoekenden per vacature voorgesteld door VDAB, in 2017 waren dat er 2,9 en in 2018 zijn dat er 3. Er is dus een stijging van het aantal kandidaten per vacature in de sociale werkplaatsen.
Wat leefloongerechtigden in artikel 60 paragraaf 7 betreft: sinds 1 januari 2017 is artikel 60 geïntegreerd in het nieuwe stelsel van tijdelijke werkervaring (TWE). Leefloongerechtigden die niet onmiddellijk minstens halftijds aan de slag kunnen in een artikel 60 paragraaf 7-tewerkstelling in het normaal economisch circuit (NEC) en die nood hebben aan een lagere opstap in hun traject, kunnen starten in de sociale economie op het niveau van de doelgroepwerknemer, bijvoorbeeld in kringwinkels. Zo is die tweede groep ook een mogelijkheid voor de kringwinkels.
De OCMW’s beslissen autonoom wie instroomt in TWE en uit welke stappen het traject naar werk zal bestaan. Het traject naar werk is een traject op maat van de leefloongerechtigde en moet ervoor zorgen binnen maximum 24 maanden aansluiting te maken met het NEC.
Een van de veranderingen die TWE-OCMW gebracht heeft, is meer focus op activeren. De aanbieders van de werkplekken, waaronder de kringwinkels, spelen hierin een belangrijke rol. Zij denken meer en meer na over nodige en te ontwikkelen competenties, over functieprofielen, over competentie-opbouw. Het is een heel goede zaak dat men het op die manier aanpakt en het echt gebruikt als opstap naar het NEC. Ik denk dat u dat zult onderschrijven.
Voor de instroom van ‘artikel 60, paragraaf 7’-werknemers kunnen de kringwinkels samenwerken met het eigen OCMW, maar uiteraard ook met dat van de buurgemeenten. Ik kan geen indicatie geven hoe groot het potentieel is van de artikel 60-werknemers aangezien dat autonoom de bevoegdheid is van de OCMW's.
Dan kom ik aan de derde groep, de wijk-werkers. Door de wijk-werkers kunnen activiteiten uitgevoerd worden bij vzw’s, dus ook bij kringwinkels die vzw’s zijn. Wijk-werkers mogen enkel worden ingezet voor activiteiten die niet voor doelgroepwerknemers sociale economie bestemd zijn. Dat is belangrijk, maar dat wilden we ook. We hadden er uitdrukkelijk in voorzien dat die mensen niet die plaatsen zouden gaan verdringen. Welke taken ze dan wel kunnen uitvoeren, is opgenomen in de Vlaamse activiteitenlijst. Zoals u weet zijn er lokaal afwijkingen mogelijk.
Op basis van deze gegevens, die een momentopname zijn, kan ik stellen dat er met betrekking tot mogelijke vacatures op korte en middellange termijn aan werkzoekenden, leefloongerechtigden en wijk-werkers toch een aanbod gedaan moet kunnen worden. U vraagt naar een mogelijke verbetering zodat wie in aanmerking komt, effectief zal worden toegeleid naar die beschikbare vacatures. We zijn wat de instroom van werkzoekenden met advies sociale tewerkstelling betreft, afhankelijk van het aantal werkzoekenden dat over dit advies beschikt. Ofwel horen ze bij die groep door de advisering van VDAB, ofwel niet. Het werkt niet zo dat als er wat meer vacatures zijn dat we er dan wat meer zullen benoemen. Het wordt bekeken vanuit de werkzoekende.
We hebben het versnellingsplan waarmee we de langdurig werklozen opnieuw gaan screenen. Ik ga ervan uit dat er wel wat mensen naar voren zullen komen met een arbeidsbeperking die wellicht ook gescreend zullen worden en die de rechten voor advies sociale tewerkstelling toegewezen zullen krijgen. Samengevat: het is mijn indruk dat we door de screening van de langdurig werklozen waarschijnlijk een nog grotere groep zullen hebben die dat statuut van advies sociale tewerkstelling zal krijgen.
Op de instroom van artikel 60 hebben wij geen impact. Dat is afhankelijk van de instroom van leefloongerechtigden die zich aanmelden bij de OCMW’s en die voldoen aan de instroomcriteria TWE-OCMW.
Tot daar mijn antwoord. Alles bij elkaar denk ik dat u op die manier een beetje een zicht hebt gekregen op de aantallen mensen en de toekomstige mogelijkheden die er zijn dankzij de screening van langdurig werklozen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dank u wel om welwillend op mijn vraag te antwoorden. Het is goed te horen dat het aantal werkzoekenden per vacature stijgt. U hebt ook heel wat cijfers aangehaald. We gaan die zeker van nabij opvolgen. Het is in ieder geval positief dat u het probleem erkent en dat we een aantal stappen zetten. Ik heb hoge verwachtingen van dat versnellingsplan naar de reguliere economie maar uiteraard ook naar de sociale economie. We hebben bij minister Homans ook al vaak aangehaald dat we ons wat zorgen maken over de toeleiding. Dat is een belangrijke rol die weggelegd is voor VDAB.
Ook wat de leefloners en wijk-werkers betreft, zien we opportuniteiten. Daarin volg ik zeker uw antwoord.
Een tijdje geleden was er een studie van de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) West-Vlaanderen. Die is besproken in de commissie Sociale Economie. Zij gaven aan dat ze botsen op de beperking van de contingenten en daardoor wat opdrachten missen. In de volgende legislatuur moeten we dan misschien eens bekijken, onder de collega’s bevoegd voor Werk en Sociale Economie, hoe we hen die financiële verantwoordelijkheid kunnen geven om meer mensen aan te werven.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik wil graag even citeren uit het rapport dat de Koepel van Milieuondernemers in de Sociale Economie (KOMOSIE) naar aanleiding van de Dag van de Kringwinkel opstelde. Dat rapport komt niet helemaal overeen met wat u zegt, minister. Zij vragen globaal 1500 extra plaatsen tegen 2025. Ik citeer: “Dat het aantal vte achterloopt met een heel beperkte groei is echter nog onrustwekkender als je naar de invulling van die stijging kijkt.” Er is dus een stijging.
Maar als je dan inzoomt op de plaats waar die stijging precies zit, zeggen ze: “Meer en meer taken worden opgenomen door vrijwilligers, arbeidszorgmedewerkers en mensen tewerkgesteld via artikel 60.” Dat klopt. “Het aantal door de centra zelf gefinancierde omkaderingsmedewerkers stijgt met 14 procent. De stijging van het aantal werknemers tijdens de voorbije periode, 2012 tot nu, is vooral te danken aan de eigen medewerkers binnen de kringwinkels. Dit terwijl het aantal doelgroepmedewerkers bij de kringwinkels niet is gestegen. Kringwinkels kampen met een structureel tekort aan medewerkers.” (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik zal even uitleggen waar ik de tegenstelling zie. In het rapport van KOMOSIE zegt men dat de groei die werd gecreëerd een groei is die de kringwinkels zelf hebben gecreëerd, door de betaling van eigen medewerkers, door vrijwilligers. De groei werd dus niet gecreëerd door artikel 60’ers, noch door de groei van wijk-werkers of mensen binnen maatwerk. De groei is gecreëerd door eigen medewerkers.
En daar zit net de uitdaging, minister. De kringwinkels hebben een doelstelling sociale tewerkstelling, naast andere doelstellingen. Wij zullen er als overheid samen voor moeten zorgen... En dat is voor een deel uw verantwoordelijkheid, wat betreft de screening door VDAB. Ik erken dat dat de voorbije jaren veel beter gaat. Die groei is gecreëerd door het aantal mensen dat men aanbiedt voor een bepaalde vacature. Daar zit het knelpunt vandaag niet, maar het zit wel bij het contingent dat men krijgt, namelijk het aantal mensen dat men betoelaagd mag tewerkstellen.
Jullie, de Vlaamse Regering, hebben daar vandaag een kans. Minister Homans heeft 10 miljoen euro extra om extra contingent toe te kennen. De uitdaging zal zijn om die op de juiste plaats toe te kennen. Maar dat is uiteraard de verantwoordelijkheid van minister Homans. U kunt, als minister van Tewerkstelling, maar gedeeltelijk richting geven aan de samenwerking met de OCMW’s. Maar de grote oplossing, als ik dat zo mag zeggen, zit in de betoelaagde tewerkstelling.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Deze vraag over de kringloopwinkels is geen nieuwe vraag. Want in juni 2016 bracht de heer Tobback dit al ter sprake in de commissie Leefmilieu. Toen werd aan minister Schauvliege gevraagd wat ze daaraan zou doen. Dat was dan vooral om de doelstelling van 7 kilo recyclage te halen.
Ik durf niet te zeggen dat zij het thema recyclage gebruiken om de tewerkstelling op te drijven. Er moet inderdaad worden erkend dat daar misschien een personeelstekort is. Via VDAB moeten we dan inderdaad de toeleiding daarnaartoe krijgen.
Maar ik denk dat we het er allemaal mee eens moeten zijn dat wij niet zomaar doelgroepmedewerkers kunnen creëren. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij middengeschoolden of ‘kortdurig’ werkzoekenden naar die kringloopwinkels toeleiden. Het versnellingsprogramma kan inderdaad een zeer grote tool zijn om de sterkste profielen de juiste toeleidingen te geven en langdurig werkzoekenden naar de kringloopwinkels toe te leiden indien zij daarvoor in aanmerking komen.
De communicatie van KOMOSIE is misschien inderdaad, zoals mevrouw Claes zegt, geïnspireerd vanuit het groeipad, vanuit de sociale economie. Zij kijken vooral naar dat groeipad. Maar we moeten erkennen – en dat is algemeen geweten – dat de kringloopwinkels ook naar de sterkste profielen kijken. Zij willen niet meteen die mensen uit de sociale economie. Daar is er dus toch een breuklijn: wat willen de kringloopwinkels als profielen en wat niet? Daarover moeten ze eens zeer ernstig nadenken.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb vooral vragen gehoord naar het contingent. Dat valt echter niet onder mijn bevoegdheid. Wat de doorstroming betreft, heb ik reeds antwoord gegeven. Vanuit VDAB proberen we de mensen met de juiste competenties naar de juiste plaatsen te brengen, ook naar de kringloopwinkels.
De getallen die ik heb genoemd over het aantal vacatures betreffen niet de vacatures van de kringloopwinkels, maar van alle sociale werkplaatsen waar men vacatures heeft. De begeleiding naar de werkplaatsen gebeurt goed. Er zijn daar voldoende kandidaten. Het komt erop aan om de juiste kandidaten te kiezen die daarvoor in aanmerking kunnen komen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
De groei waarnaar mevrouw Claes verwijst, is inderdaad een positieve evolutie. Dat is ook een uitdaging. Er is aangekondigd dat er een verhoging zal zijn van de middelen binnen de sociale economie. Er is een vraag aan VDAB om die screening goed uit te voeren. Dat kan ook richting kringloopwinkels. Mevrouw Vermeulen maakte in dat verband een terechte bemerking.
Ik sluit af. Ik wil erop aandringen dat we met VDAB zoveel mogelijk ondersteuning geven aan de kringloopwinkels bij die zoektocht naar extra manschappen. Want het gaat vooral om laaggeschoolde langdurig werklozen en zij hebben daar toch wel wat persoonlijke begeleiding en ondersteuning nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.