Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, het vormt een triest ritueel om deze zaak opnieuw onder de aandacht te moeten brengen. Het is ondertussen al meer dan 2,5 jaar geleden dat de Iraanse autoriteiten de VUB-gastdocent Ahmadreza Djalali arresteerden en gevangen namen wegens spionage. Na de laatste vraag om een stand van zaken is zijn situatie er alleen maar op achteruitgegaan en verslechterd.
De medische situatie van dokter Djalali blijft verder achteruitgaan. De medische bijstand die de conditie van dokter Djalali vereist, wordt consistent genegeerd door de Iraanse autoriteiten. Zijn vrouw, die hier is geweest, vertelt dat haar man in totaal reeds gewichtsverlies heeft geleden van 25 kilo en de professor zou ook met nierproblemen zitten. De vrees bestaat dat de Iraanse autoriteiten zo te werk gaan om op deze manier de doodstraf zelf niet te moeten uitvoeren en dus eigenlijk wachten op zijn dood.
Er kwam al zeer veel druk vanuit verschillende kringen en vanuit verschillende landen, ook academisch, politiek, Europees, Zweeds, Belgisch en Iraans. Zweden naturaliseerde Djalali al om de druk te verhogen. De Vlaamse universiteiten hebben unaniem beslist om met onmiddellijke ingang alle vormen van academische samenwerking met de Iraanse kennisinstellingen op te schorten.
Op 9 mei hebt u een gesprek gevoerd met commissievoorzitter Juncker. Er werd toen ook gevraagd of hij initiatief wilde nemen in dit dossier om dokter Djalali vrij te krijgen. Daarna, op 21 juni, ontving u eveneens de Iraanse vicepresident, die ook bevoegd is voor wetenschap en technologie. Op 26 juni – ik heb er daarnet naar verwezen – hield zijn vrouw ook in dit parlement nog een wanhopig pleidooi om alles in het werk te stellen om haar man vrij te krijgen, of op zijn minst een medische behandeling voor hem te kunnen afdwingen. Een aantal collega’s, ook u, minister-president, waren hierbij, en hebben zijn vrouw ook ontmoet.
Vorige maand, op 26 september, vond er ook een overleg plaats tussen premier Michel en de president van Iran. Daarbij kwamen talloze economisch gerelateerde onderwerpen aan bod. Was het precaire lot van dokter Djalali en het aspect mensenrechten die dag tout court bespreekbaar? Volgens wat we lezen in de pers, is het gesprek daar niet over gegaan. Het is volgens mij toch een gemiste kans dat we dat gesprek niet aangegrepen hebben om opnieuw voor dokter Djalali te pleiten. Maar dat is enkel wat ik vanuit de pers verneem. Het zou kunnen dat men het er wel effectief over gehad heeft.
Vandaar de volgende vragen: wat is de laatste stand van zaken over de situatie van dokter Djalali? Hoe verliep het gesprek met de Iraanse vicepresident; zijn daar concrete initiatieven uit voortgekomen? Kwam tijdens het bezoek van de vicepresident, die ook bevoegd is voor wetenschap en technologie, de opschorting van de samenwerking van de Vlaamse universiteit met de Iraanse kennisinstellingen aan bod?
Werd er reeds gevolg gegeven aan uw vraag aan Juncker om dit dossier verder te bekijken, en heeft de commissie verder enig initiatief getoond? Hebt u, naar aanleiding van het overleg tussen de premier en de president van Iran, de premier herinnerd aan de precaire situatie van dokter Djalali? Weet u of dit onderwerp aan bod is gekomen tijdens het gesprek, en weet u of er ook enige initiatieven aan verbonden waren? En tot slot: weet u of er op Europees of federaal niveau verder initiatieven worden genomen om dokter Djalali vrij te krijgen, of op zijn minst die medische behandeling toe te staan?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Soens, bedankt voor uw blijvende betrokkenheid bij dit zeer pijnlijke dossier. Ik moet u helaas zeggen dat, voor zover ik geïnformeerd ben, de situatie van dokter Djalali niet veranderd is, ondanks het feit dat er ook de voorbije maanden vanuit diverse hoeken, vanuit diverse landen en door diverse personen druk is uitgeoefend op Iran. Ik weet dat spoedarts Gerlant van Berlaer, sinds de ontmoeting die we hier in het parlement hadden met de echtgenote van Djalali, telefonisch contact gehad heeft met dokter Djalali. Hij heeft toen gezegd dat hij nog altijd verstoken blijft van gezondheidszorg buiten de gevangenis. Maar het is vooral de psychische druk, de onzekerheid die bijzonder zwaar op hem weegt.
We kunnen allemaal proberen om ons een beetje in te leven in zulke situaties, want het zijn onmenselijke toestanden: veroordeeld zijn tot de doodstraf, en nu al zo’n lange tijd met die druk moeten leven, en dan nog verstoken van gezondheidszorgen. Dat was ook mijn ervaring die ik had met de echtgenote van Djalali.
U weet dat ik haar vorig jaar in Stockholm ben gaan opzoeken. Ook zij heeft ons gezegd dat dat psychologisch niet houdbaar is. Haar dochtertje, die meegekomen was, was op de hoogte. Haar zoontje leeft in de overtuiging dat zijn vader voor professionele redenen in het buitenland is – ik weet niet hoelang dit nog zal duren. Maar dit zijn situaties die enorm wegen op mensen, we kunnen ons daar allemaal in inleven. Maar we kunnen ons onmogelijk zelf in zo’n toestand indenken. Dit moet aan het onmenselijke grenzen.
Ik heb de Iraanse vicepresident inderdaad ontmoet. Ik heb opnieuw mijn pleidooi voor gratie herhaald; ik heb er opnieuw op gewezen dat ik daar nog nooit enig antwoord op gekregen heb van de ayatollah. Ik heb opnieuw gezegd dat ik tegen de doodstraf gekant ben, net zoals het hele Vlaamse Parlement, en dat dit een unaniem standpunt is van onze West-Europese waarden, onze West-Europese wereld.
Ik heb hem ook gewezen op de opschorting van de samenwerking op universitair niveau. Die samenwerking was en kon nochtans veelbelovend zijn voor Iran. Ik heb ook gezegd dat ik dat standpunt onderschrijf. Ik heb hem gewezen op het potentieel op dat vlak voor Iran, dat decennialang gebukt gegaan is onder een embargo, een boycot. Het land kan op dat vlak dus heel wat input uit samenwerkingen gebruiken.
Ik heb hem tot slot ook gewezen op de geopolitieke ontwikkelingen, waarbij de Europese Unie en ook wijzelf blijven vasthouden aan de nucleaire deal, terwijl dat in de Verenigde Staten, bij president Trump, niet het geval is. Het antwoord was opnieuw hetzelfde, net zoals alle vorige keren: de boodschappen worden overgebracht, en als er nieuws is, gaan we u daarover informeren. Maar ik heb verder geen enkel antwoord gekregen, dus wat uw eerste vraag betreft, moet ik helaas bevestigen wat ik daarstraks zei: dat er geen enkele evolutie is in het dossier, en dat de psychologische druk op Djalali en op zijn echtgenote onmenselijk zwaar aan het worden is.
Commissievoorzitter Juncker heeft mijn boodschap doorgegeven aan commissaris Mogherini die bevoegd is en de zaak opvolgt. Juncker zelf blijft de zaak ook met aandacht volgen. Ik heb in september een brief ontvangen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) waarin dat wordt bevestigd en in juni was er nog contact tussen onze diplomaat bij de Europese Unie en het kabinet van commissaris Mogherini. Haar kabinet liet weten dat ze aandacht blijft besteden aan de zaak en dat de kwestie regelmatig discreet wordt aangekaart bij de Iraniërs in bilaterale ontmoetingen op hoog niveau.
Ik heb geen contact gehad met premier Michel naar aanleiding van zijn overleg met de president van Iran en ik weet niet of hij het onderwerp daar ter sprake heeft gebracht.
Zoals gezegd, was er in juni nog contact tussen onze diplomaat bij de EU en het kabinet-Mogherini. Ik heb geen weet van recente initiatieven op federaal niveau maar ik ga er wel van uit dat de zaak daar van nabij wordt opgevolgd. Alle publieke verklaringen die ik daarover tot nu toe heb gelezen van de vicepremier bevoegd voor Buitenlands Beleid bevestigen dat ook, maar ik heb recent geen verdere informatie daarover.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het is natuurlijk heel erg om te horen dat er na 2,5 jaar en na de vele druk die ook door u en dit parlement en door anderen is gezet, geen enkele evolutie is in het dossier en dat de situatie van professor Djalali helemaal niet is veranderd, integendeel, die is eigenlijk alleen nog maar verslechterd. Hij heeft nog altijd geen toegang tot medische zorg terwijl het op zijn minst een basisrecht zou moeten zijn dat hij de zorgen krijgt die hij nodig heeft, los nog van de psychologische druk die, zoals u zei, heel fel meespeelt.
Ik wil u danken om opnieuw het pleidooi van gratie ook ten opzichte van de vicepresident van Iran te herhalen. Ik betreur uiteraard wel de reactie van de vicepresident die we vaak horen, namelijk dat het zal worden overgebracht, maar helaas horen we daar nadien niets meer van. Ik denk dat we elke mogelijkheid die we hebben moeten aangrijpen om de situatie van professor Djalali onder de aandacht te blijven brengen.
U zegt dat u intussen een brief hebt gekregen van de Europese dienst voor extern optreden. Zou het mogelijk zijn om die brief te bezorgen aan het parlement? Het zou misschien wel goed zijn om die te kunnen inkijken.
Het is jammer dat u niet weet of premier Michel het in zijn gesprek met de president over de situatie van professor Djalali heeft gehad. Ik stel voor dat ik mijn collega’s in de Kamer aanspoor om de vraag rechtstreeks aan de premier te stellen want het zou natuurlijk een absoluut gemiste kans zijn dat we geen gebruik zouden maken van de weinige contacten die we hebben met de Iraanse president, om de situatie van professor Djalali onder de aandacht te brengen en onze vraag tot gratie en vrijlating van professor Djalali te herhalen bij elke mogelijkheid die we daartoe hebben.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, ik dank u want ik ben ervan overtuigd – het is niet de eerste keer dat ik u hoor in verband met dit dramatisch probleem – dat u uw uiterste best doet, en ik apprecieer dat. Het probleem is dat die landen een andere agenda hebben en dat er een soort van dramatisch tradingconcept ontstaat waarin zij een aantal elementen proberen in te schakelen. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar maar de enige mogelijkheid is telkens te verhinderen dat de executie plaatsgrijpt en dat onder de gepaste menselijke spanning te houden.
Ik denk dat er helaas niets anders te doen is. Als men regelmatig de internationale berichten leest van mensenrechtenorganisaties, dan ziet men dat zich veel gevallen opstapelen in doorgaans dezelfde geopolitieke omstandigheden, ik zal niet zeggen regio. Ik ben ervan overtuigd dat het hele Vlaamse Parlement achter uw reactie staat.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Soens en ik wil de minister-president van harte bedanken voor de vele inspanningen die hij zich blijft getroosten voor deze zaak, zelfs al hebben die nog niet kunnen leiden tot veel positieve gevolgen. Ik denk dat we elke gelegenheid te baat moeten nemen om die zaak onder de aandacht te houden, voor de heer Djalali zelf uiteraard maar ook voor de vele duizenden lotgenoten in Iran die hetzelfde lot dreigen te ondergaan. Dank daarvoor en ik hoop dat die volgehouden inspanningen ooit iets ten goede zullen veranderen aan het lot van professor Djalali en andere landgenoten.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik wil maar heel kort aansluiten om nogmaals, niet dat daar twijfel over bestaat, duidelijk te maken dat heel het parlement erg bezorgd is over het lot van professor Djalali en de minister-president steunt in al zijn inspanningen die hij daarvoor doet en hem aanmoedigt om dat vol te houden.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het doet genoegen dat het parlement eensgezind is in die zaak. Voor mij is dat ook een beetje een persoonlijke zaak geworden, ik beschouw het als een mislukking dat daar geen enkel resultaat in gehaald kan worden, ook al doen we daar alle mogelijke inspanningen voor.
Mevrouw Soens, ik zal die brief van de European External Action Service (EEAS) aan het parlement bezorgen. Ik lees even de laatste zin voor: “De EU zal alle gelegenheden blijven aangrijpen om onze zorgen over zijn zaak aan te kaarten met het oog op zijn vrijlating.” Die brief is vrij duidelijk. De Zweden, de Italianen en de Europese Commissie zijn daar heel erg mee bezig.
Mevrouw Mogherini doet dat ook heel actief, maar helaas tot nu toe zonder enig positief resultaat. Het enige positieve in deze hele zaak, als je dat positief kunt noemen, is dat de doodstraf niet is uitgevoerd. Maar intussen is die psychologische situatie natuurlijk totaal onmenselijk.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Bedankt voor uw aanvullende antwoord, minister-president. Dit is inderdaad duidelijke taal van de Europese Unie. Ik hoop dat ze die ook effectief in de praktijk zal omzetten, maar ik heb er alle vertrouwen in dat ze op alle mogelijke manieren de situatie van professor Djalali onder de aandacht zal brengen.
Er is misschien ook een lichtpuntje. Een Brits-Iraanse vrouw die wegens dezelfde verdachtmakingen en veroordelingen ook wordt vastgehouden in een Iraanse gevangenis, heeft onlangs drie dagen verlof gekregen om haar kinderen te bezoeken. Misschien is dit iets wat ook mogelijk is voor dokter Djalali, en hoewel we uiteraard moeten pleiten om hem vrij te krijgen, kan dit ook een lichtpuntje zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.