Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, omdat ik ervan overtuigd ben dat de belangrijkheid van het thema niet wordt bepaald door de duurtijd van de spreektijd, zal ik het beknopt houden.
Mijn vorige vraag om uitleg over dit thema dateert van 14 juni jongstleden. Mijn uitgangspunt was toen dat er maximaal respect moet worden betoond voor het huidig statuut en de verloning van de onderwijspersoneelsleden. Ik begreep dat de minister deze bezorgdheid deelde.
Minister, u wees erop dat de eigenlijke onderhandelingen in de schoot van Comité A over de lijst van zware beroepen voor de publieke sector nog niet zijn gevoerd en dat deze pas zijn gepland wanneer het koninklijk besluit dat die lijst moet vastleggen door de Federale Regering is goedgekeurd. Inmiddels zijn we vier maanden verder en heb ik begrepen dat we het voortaan moeten hebben over ‘zware functies’, eerder dan over ‘zware beroepen’; dat het al genoemde koninklijk besluit pas ter goedkeuring zal worden voorgelegd wanneer werkgevers en vakbonden een advies hebben geformuleerd omtrent de zware beroepen in de privésector; dat dit koninklijk besluit dan twee lijsten van ‘zware functies’ zal bevatten, een voor de publieke sector en een voor de privésector; dat het genoemde advies voor de privésector pas in het najaar te verwachten valt.
Vanuit de overtuiging dat de eerdere goedgekeurde nota van de Vlaamse Regering en het betonen van een groot respect voor het huidige statuut van het onderwijspersoneel, voor u en de Vlaamse Regering de leidraad blijven bij de onderhandelingen over de harmonisering van de pensioenstelsels en het koninklijk besluit over de lijsten van ‘zware functies’, wil ik u volgende vragen voorleggen.
Kunt u mijn overtuiging die ik net formuleerde, bevestigen en aangeven dat de Vlaamse Regering bij de onderhandelingen in de schoot van Comité A over het koninklijk besluit over de lijsten van ‘zware functies’ – in het bijzonder wat het onderwijspersoneel betreft – dan ook een actieve rol zal spelen?
Worden u en de Vlaamse Regering door minister Bacquelaine op de hoogte gehouden over de vorderingen bij de besprekingen over het aan de privésector gevraagde advies?
Beschikt u in het bijzonder over nieuwe informatie over de resultaten van de onderhandelingen op 3 en 8 oktober 2018 en over het mogelijk overstijgen van de knelpunten die op 27 september duidelijk zijn geworden?
Acht u een koninklijk besluit dat de twee lijsten van ‘zware functies’ omvat, nog altijd op een korte termijn haalbaar?
Ten slotte: overweegt u om bij minister Bacquelaine te bepleiten om – los van de besprekingen over een lijst van ‘zware functies’ in de privésector – een specifiek koninklijk besluit voor de openbare sector uit te werken en dat voor te leggen aan Comité A, waardoor er onder meer voor het onderwijspersoneel spoedig duidelijkheid kan worden gecreëerd?
Minister Crevits heeft het woord.
U verwijst naar mijn antwoord in de commissie Onderwijs van juni jongstleden over de stand van zaken van het dossier zware beroepen.
Het voorontwerp van wet met de welluidende titel ‘Voorontwerp van wet met betrekking tot de erkenning van de zwaarte van sommige functies voor de toegangsvoorwaarden tot het vervroegd pensioen en de berekening van het pensioenbedrag - Pensioenen van de publieke sector’ is op 4 april 2018 door de Federale Regering voor de eerste maal goedgekeurd.
Het voorontwerp van wet legt de elementen en criteria vast die bepalend zijn voor de zwaarte van een functie die een functie moet omvatten om te kunnen genieten van een erkenning als zware functie.
Dus inderdaad, zoals u zegt, het is ‘zware functie’. Een beetje een andere terminologie.
De elementen die bepalend zijn voor de zwaarte van een functie zijn de volgende: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving of door lichamelijke belasting; belastende werkorganisatie; belasting omwille van verhoogde veiligheidsrisico’s; belasting van mentale of emotionele aard.
Deze commissie valt daar dus zeker ook onder.
Het voorontwerp van wet verduidelijkt de manier waarop de lijst van de functies die een of meerdere elementen bepalend voor de zwaarte ervan omvatten, moet worden opgemaakt
De onderhandelingen in Comité A over het wetsontwerp vonden plaats op 23 mei. Daarop is de lijst, waarover een akkoord is gevonden tussen de minister van Pensioenen en twee vakorganisaties, bekendgemaakt.
Het ontwerp van wet moet nu nog door de Federale Regering worden goedgekeurd na advies van de Raad van State, en zal vervolgens worden ingediend in het parlement.
De op te stellen lijst moet per functie aangeven of de functie een of meerdere van de vier elementen bepalend voor de zwaarte ervan omvat.
Deze lijst kan alleen worden opgemaakt in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de personeelsleden. Zo wordt er voorzien dat deze lijst zal worden vastgelegd bij een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit, op voorstel van de minister bevoegd voor de pensioenen van de publieke sector en mits het akkoord van een of meerdere delegaties van de vakorganisaties in Comité A.
Over de lijst van zware beroepen in de privésector lopen op dit ogenblik besprekingen in de Nationale Arbeidsraad.
Het koninklijk besluit met de lijst van zware beroepen voor de openbare sector moet ook nog worden goedgekeurd door de Federale Regering en moet worden onderhandeld in Comité A, waarin de gemeenschappen en gewesten zijn vertegenwoordigd.
Dit is de stand van zaken op dit ogenblik. U begrijpt dat ik over deze delicate materie in deze omstandigheden verder geen uitspraken wens te doen. U weet dat ik altijd aandacht heb gevraagd voor het onderwijspersoneel, waar de harmonisatie grote gevolgen kan hebben, zeker na de afschaffing van de diplomabonificatie. Daarom is het ook belangrijk om te blijven onderstrepen dat het wetsontwerp pas in werking treedt als de lijst van de zware beroepen er is. Dus als er geen akkoord is over de lijst met beroepen, gaat de afschaffing van de preferentiële tantièmes niet door.
De heer De Meyer heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw korte toelichting. Ik heb onthouden: ontwerp van wet, de criteria voor de zwaarte van de functie en de op te stellen lijst. U hebt uitvoerig toegelicht in welk stadium alles zit. Mijn bezorgdheid is natuurlijk dat de Vlaamse Regering de standpunten die ze destijds ter zake heeft ingenomen, blijft verdedigen in Comité A. Dat is een eerste element.
Een tweede element is een bijkomende vraag die ik zou willen stellen gezien de hoogdringendheid ervan. Ik hoop dat er ondertussen meer duidelijkheid is. De verloven voor verminderde prestaties, worden die al dan niet gelijkgesteld met dienstactiviteit? We mogen niet vergeten, collega’s, dat er bijzonder veel mensen aan het einde van hun loopbaan deeltijds verlof nemen, wat tot nog toe gelijkgeschakeld werd met dienstactiviteit. Het is voor deze mensen essentieel om te weten of dat vandaag nog steeds het geval is en of dat blijvend is voor de komende jaren. Kunt u daar al meer duidelijkheid over geven?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk inderdaad dat heel wat mensen in het onderwijs zich vragen stellen over hun toekomstig pensioen, vooral ook omdat er in de media zaken verschijnen. In een aantal uitgaven van vakorganisaties verschijnen bijdragen over wat er gaat gebeuren, niet gaat gebeuren, op tafel ligt … Het is natuurlijk, zoals hier gezegd wordt, een ontwerp. Een ontwerp is nog niet definitief. Er zijn nog besprekingen in Comité A.
Ik kan alleen maar vaststellen dat bij een aantal mensen het idee leeft dat iets al zo is, terwijl het nog helemaal niet beslist is en er nog overgangsmaatregelen en dergelijke zijn. Dat creëert natuurlijk onrust, terwijl er op sommige vlakken geen onrust meer is. Bepaalde zaken stonden wel in de eerste ontwerpen en zijn er nu uit verdwenen maar blijven hun eigen weg leiden.
Mijn vraag is dan ook de volgende, minister. Is het een optie om leerkrachten en personeelsleden uit het onderwijs voor de juiste info naar het werkstation te laten bellen? Nu is er grote verscheidenheid: ze bellen naar de PDOS, ze bellen naar hun vakbond, ze bellen naar de personeelsafgevaardigde van hun school, ze gaan langs bij de personeelsdienst van hun school. Er verschijnt iets in Klasse, er verschijnt iets in de krant. Mensen weten op den duur niet meer wat wel en wat niet beslist is. Het lijkt mij goed dat we personeelsleden zeggen: als u vragen hebt, die verband houden met onderwijs, dat kunnen onze eigen AGODI en onze eigen werkstations u zeggen wat wel waar is en wat niet waar. Eventueel kan er rechtstreeks contact zijn met de PDOS om op die manier verwarring en allerlei schrikbeelden te vermijden. Ik wil deze oproep doen om mensen niet onnodig ongerust te maken en om te vermijden dat foute info een eigen leven gaat leiden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Meyer, uw vraag ging over het zorgkrediet. Dat verlof is zopas geregeld. Dat is dus in orde.
Op welke wijze is dat precies geregeld?
Dat is net goedgekeurd. Dat zou dus allemaal in orde moeten zijn. Over die verloven wegens verminderde prestaties heb ik onlangs een brief gestuurd aan minister Bacquelaine met de vraag om hier snel over te beslissen. Ik kan u die brief bezorgen, mocht u die graag hebben. Dan kunt u die bezorgen aan wie u wilt.
Wat de opmerkingen van collega Daniëls betreft: het is natuurlijk niet aan de werkstations om te communiceren over de zware beroepen en over de evoluties. Dat wil ik ook meegeven. Dat zijn politieke beslissingen die genomen worden. Zij moeten correcte info geven op basis van de toestand vandaag. Ik denk dat de PDOS daar wel de contacten kan geven. U hebt natuurlijk wel gelijk dat het verwarring zaait als iemand schrijft dat iets al beslist is terwijl het nog niet beslist is. Als men contact opneemt met een werkstation, is het enige wat men daar kan doen, de info geven die er is. Hetzelfde geldt voor de PDOS. We hebben dat in andere dossiers ook gezien: die politieke besluitvorming en al die debatten daarrond kunnen heel veel onrust en onzekerheid met zich meebrengen. Mijn administratie kan daar echter ook niet veel aan temperen of oppoken, omdat dit een dossier is dat federaal moet worden opgelost. Ik begrijp echter uw opmerking. Ik stel het zelf ook vast.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijn vraag is natuurlijk ingegeven door mijn bezorgdheid om duidelijkheid voor het personeel. De mensen moeten weten waaraan en waaraf. Naar de werkstations telefoneren – verneem ik van de personeelsleden die dat gedaan hebben – is eigenlijk zinloos, want daar kunnen ze uiteraard geen antwoord geven.
Minister, het antwoord op mijn bijkomende vraag is toch nog niet honderd procent duidelijk. Om te vermijden dat er miscommunicatie is op basis van het antwoord dat ik gekregen heb, stel ik ze nog eens. Heb ik het juist begrepen dat verlof voor verminderde prestaties en verlof voor verminderde prestaties einde loopbaan verder gelijkgesteld worden met dienstactiviteit? Heb ik dat juist begrepen?
Ik zal u het antwoord schriftelijk bezorgen, misschien zelfs vandaag nog.
Dat zou ik heel erg appreciëren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.