Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Sanctorum heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat over een heel lijvig en gedetailleerd rapport van de Europese denktank Rural Investment Support for Europe (RISE) over de toekomst van de Europese veestapel. Grosso modo komt het erop neer dat onderzocht wordt wat de gewenste veestapel is, enerzijds op basis van de hoeveelheid te begrazen velden en anderzijds op basis van wat vanuit een voedingsoptiek noodzakelijk is voor de mens. Wat is de ruimte die de veestapel kan innemen in Europa? Er worden een aantal gedetailleerde berekeningen gemaakt per Europese lidstaat. Er worden een aantal percentages vooropgesteld, ook voor de reductie van de broeikasgasuitstoot. Dat is namelijk een van de belangrijkste redenen om de veestapel te verkleinen.
In vergelijking met 2013 zou er een reductie van 21, 47 en 74 procent moeten plaatsvinden tegen respectievelijk 2030, 2040 en 2050 om de klimaatdoelstellingen van Parijs te kunnen halen. De conclusie is dat de Europese veestapel gehalveerd kan en zelfs moet worden.
Minister, hoe staat u tegenover een dergelijk scenario van veestapelreductie als noodzakelijke maatregel om de klimaatdoelstellingen te halen, met in het achterhoofd dat de Vlaamse Regering onlangs een eerste ontwerp van een klimaatplan 2021-2030 heeft goedgekeurd?
Het rapport legt een belangrijke rol weg voor zowel de consument alsook de overheid in het begeleiden van de consument naar een meer plantaardig dieet, ook vanuit een gezondheidsoptiek. Overweegt u om een dergelijke sensibilisering van de consument te versterken, eventueel via reeds bestaande gesubsidieerde marketing in Vlaanderen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Sanctorum, het gaat hier over voedsel en de voedselmarkt. Maar eigenlijk, als je de voedselmarkt bekijkt, is dat geen andere markt dan de andere. Dat kent dus dezelfde economische principes die je overal vindt: vraag en aanbod. De hoeveelheid geproduceerd voedsel is afhankelijk van de vraag en de voorkeur.
Voedingsexperten zijn het erover eens dat vlees een plaats heeft in een gezond en gevarieerd voedingspatroon. Ik vind dat zelf niet uit. Kijk naar de voedingsdriehoek die door Welzijn en Volksgezondheid, de experts van collega Vandeurzen, is ontwikkeld, waarin ook vlees voorkomt als een van de elementen. Niemand pleit, laat dat duidelijk zijn, voor overconsumptie. Het komt erop aan de inname van voedingsstoffen af te stemmen op de individuele persoonlijke behoeften, dus eigenlijk beter vlees en minder vlees. Dat is kort samengevat waar het over gaat.
Als je naar België kijkt, zie je dat de consumptie van vlees de voorbije jaren achteruit is gegaan. Dat weerspiegelt zich ook in het dalende aantal vleesvarkens en vleesvee bij ons. Dat wordt soms anders voorgesteld, maar dat klopt dus niet. Het aantal varkens en vleesveekoeien is wel degelijk afgenomen in Vlaanderen. Zolang er vraag is, zal er natuurlijk ook aanbod zijn. En zolang die vraag er is, zal elke eenheid die niet bij ons geproduceerd wordt, ook van elders worden ingevoerd. Dat komt noch onze economie, noch ons leefmilieu en ons klimaat ten goede, want de eco-efficiëntie van onze lokale dierlijke productie is zeer hoog ten opzichte van andere werelddelen. En dan heb je nog de transportkilometers die je moet meetellen.
We moeten ook voor ogen houden dat ongeveer een derde van onze totale Vlaamse landbouw uit grasland bestaat, waarin tonnen koolstof opgeslagen zit. Veehouderij laat ons toe om tegelijkertijd dat graslandareaal te valoriseren en op die manier ook de koolstof in de bodem te valoriseren en dus uit de atmosfeer te halen. Het is dus een en-enverhaal. Het is belangrijk om dat mee te geven.
De vrijemarktwerking op het vlak van primaire productie is niet absoluut. Die is begrensd door milieuregelgeving. Dat weten we allemaal. Landbouwondernemers die een vergunning vragen, moeten aan strikte regels en normen voldoen op het vlak van emissies en geur. In tegenstelling tot Wallonië en de meeste andere lidstaten hebben wij in Vlaanderen ook een systeem van individuele nutriëntenemissierechten voor veehouders.
Ook in het kader van de klimaatdoelstellingen is er een taakstelling voor onze veehouderijsector weggelegd. Ik wil daarvoor ook verwijzen naar het recent aangenomen Vlaams Klimaatbeleidsplan, dat in de regering is goedgekeurd en waarin een reductie van min 26 procent wordt vooropgesteld.
We mogen niet de fout maken doel en middel om te draaien. Artikel 2 van het Akkoord van Parijs stelt zelfs uitdrukkelijk dat de emissies moeten worden gereduceerd zonder de voedselzekerheid te hypothekeren. Het doel is om de emissies te verlagen. Het doel is niet om de hoeveelheid geproduceerd voedsel te beperken. Integendeel, want door de stijging van de levensverwachting neemt de bevolking toe en is er net meer voedsel nodig. Voedsel is een basisbehoefte en een mensenrecht.
Soms ontstaat de indruk dat de omvang van de veestapel voor sommigen een doel op zich is. Uiteraard kan de omvang van de veestapel een middel zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen als hoogtechnologische en innovatieve regio ook meervoudige en andere oplossingen of middelen kan aanreiken. Recent onderzoek van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) toont bijvoorbeeld ook aan dat de methaanuitstoot van de Vlaamse melkveebedrijven met liefst een derde kan worden verminderd door een combinatie van een veranderde samenstelling van het voeder, additieven en dergelijke meer. Tegen midden 2019 wordt in nauw overleg met de hele keten verder geconcretiseerd waar er nog verder kan worden gegaan.
Wat betreft de consumptiebegeleiding vanuit de Vlaamse overheid, wil ik nog eens verwijzen naar de voedingsdriehoek van collega Vandeurzen. Uiteraard spelen ook thuisopvoeding en onderwijs een belangrijke rol, want gezonde voedingsgewoonten worden natuurlijk ook daar aangeleerd. Wij hebben vanuit Landbouw ook mee de actie Oog voor Lekkers ondersteund, waarbij gezonde tussendoortjes vanuit het landbouwbudget in scholen worden gepromoot. En dan is er ook het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), dat promotie voert voor allerlei producten en zich uiteraard ook houdt aan de voedselaanbevelingen en de voedingsdriehoek.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik besef goed dat dit een heel delicaat thema is, voor u en voor velen in deze commissie. U haalt een aantal elementen aan, waaronder vraag en aanbod die elkaar in stand houden en voedselzekerheid. Dat zijn natuurlijk net argumenten die in dezen moeilijk standhouden. Want de algemene vaststelling – en het rapport van RISE gaat daar nu dieper op in – is dat de productie niet in lijn ligt met althans de gewenste vleesconsumptie. Als je dan ziet dat de consumptie ook daalt in het binnenland, dan zal die trend wel eens waarheid worden, dat we inderdaad veel meer produceren dan we nodig hebben.
Dan kunt u zeggen dat er export is en dat we bijzonder eco-efficiënt zijn in Vlaanderen, maar ik kan daar ook een aantal bemerkingen bij maken. De export gebeurt voornamelijk naar omringende landen, en in die landen is er ook een dalende vleesconsumptie. En wat de eco-efficiëntie betreft: als je kijkt naar het aandeel broeikasgasuitstoot in Vlaanderen ten opzichte van Europa, scheelt dat eigenlijk niet zo veel. In Vlaanderen gaat het over 8 procent, het gemiddelde zou op basis van de laatste Eurostatgegevens op 10 procent komen. Je ziet dus dat dat toch met een korrel zout te nemen is.
Er zijn verschillen binnen de EU. Is het wel zo gemakkelijk om dat allemaal in één rapport te gieten, zoals RISE doet? Dat is een terechte bezorgdheid. Daarbij is het interessant dat er ook een aantal specifieke landenaspecten worden onderzocht via dat RISE-rapport. Het viel mij vooral op dat voor België net de noodzaak aan een zeer grote reductie wordt vastgesteld. Als je de grafiek bekijkt van de ranking van de verschillende EU-landen, staat België vooraan bij die noodzaak. Dat heeft te maken met een grote veestapel en een lage hoeveelheid te begrazen hectaren grond. Ook daar is de argumentatie dus niet zo sterk.
Minister, ik weet dat dit een gevoelig thema is, maar misschien is het wel nuttig om eens een maatschappelijke kosten-batenanalyse van een daling van de veestapel te onderzoeken.
We weten dat dit er staat aan te komen, althans in de discussie. Ik herinner mij dat u in de commissie Leefmilieu zelf al eens hebt aangegeven dat zo’n daling van de veestapel misschien toch niet zo kostenefficiënt is. Maar bestaan daarover cijfergegevens? Het lijkt mij interessant om die piste op zijn minst toch eens te onderzoeken. En wie weet, misschien hebt u dan wel gelijk.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, het is evident dat een aantal noden waaraan wij willen voldoen, klimatologische gevolgen hebben. Wij moeten ons verplaatsen, dat heeft klimatologische gevolgen. Wij moeten onze gebouwen verwarmen, dat heeft klimatologische gevolgen. Wij moeten elementen voor onze welvaart, ons welzijn enzovoort produceren. Dat heeft uiteraard ook ecologische gevolgen. We weten dat. We moeten daarin een balans vinden: hoe houden we daar op een haalbare wijze rekening mee?
Ik ben het grotendeels eens met het antwoord dat u omzichtig hebt gegeven en de elementen die wij kunnen uitspelen om een aantal emissies van een gegeven producent van vlees in de veestapel te beheersen of zelfs, in zekere mate met een derde – ik heb dat genoteerd – te verminderen. U hebt ook het positieve element aangehaald van het wijde gebeuren in onze beperkte, intensieve landbouwomgeving.
Maar ik ben een beetje bevreesd voor de ondertoon van heel deze geschiedenis. Het mag niet zo zijn dat wij een manier van leven zouden gaan opleggen, dat wij zouden zeggen: ‘Kijk, het veganisme – dat in de toepassing nog erger is dan het vegetarisme – moet een opdracht worden, moet een gezondheidsbenadering worden.’ Ik las deze ochtend in een heel belangrijke krant de effecten van de diesel, de ‘bedieseling’ van onze verplaatsingspatronen.
Ik vind dat u hier een heel positieve rol kunt spelen. Eerst en vooral wat betreft de kritische doorlichting van het rapport. Wat is daar haalbaar met de sector? We kunnen daarover discussiëren. We hoeven geen antinomische benadering tussen diegenen die voor het ene gewonnen zijn en diegenen die, om een aantal economische redenen en eigen redenen, het andere voorstellen. Misschien moet dat de Vlaamse grenzen overschrijden. Want het is zo dat de klimaatgegevens geen grenzen kennen. U kunt daarin een positieve rol spelen om, rekening houdend met wat in het Europese toekomstige landbouwbeleid zal verschijnen, reductie op te vangen en eventueel gewoontes aan te passen. Maar doe dat consensueel, zodat er een haalbaarheid komt die de economische impact van de sector, die enorm is, niet onder druk zet en toch ook het belang van het gezondheidsgebeuren waarborgt.
Grosso modo kan ik mij vinden in uw benadering en in de voorbeelden die u geeft.
De heer Caron heeft het woord.
Aansluitend bij wat vooral de heer Sanctorum opmerkte en waarbij ik mij uiteraard nauw aansluit, wil ik toch even iets vermelden – en minister, dat doet niets af aan uw antwoord. Wij zijn natuurlijk een producent van vlees in de wereld en Europa die bovenmatig veel meer produceert dan we nodig hebben. Zelfs los van de discussie over de vleesconsumptie in Europa blijft dat een problematiek die inderdaad economische gevolgen heeft. Maar we moeten ook eens nadenken of het wel zo zinvol is om die exportstrategie te blijven voeden – figuurlijk dan. We zijn de zevende exporteur van de wereld van varkens. Er is een stijging van 20 procent in tien jaar. We zijn de twaalfde exporteur van de wereld van rundsvlees. We zijn de zesde exporteur van de wereld van gevogelte, kippen. Het volume daarvan is in tien jaar verdubbeld, tot 616 miljoen ton per jaar. Die cijfers komen van de federale overheidsdienst in kwestie.
Nadenken over de veestapel in Vlaanderen staat zelfs los van vegetarisme of vleesconsumptie as such. Er is een dalende tendens, ook in de buurlanden. Wat gevogelte betreft – het is misschien een detail, maar geen onbelangrijk – is het zo dat wij vooral uitvoeren naar Brazilië en de USA, als hoofdlanden waarnaar wij exporteren. Los van de discussie over de dalende consumptie in Europa, moeten we ons daarover vragen stellen, uiteraard zonder dat de economie of de landbouwers in kwestie daarvan slachtoffer mogen zijn.
Maar we moeten ons toch wel eens afvragen of die blijvende investering die wij financieel ondersteunen, bijvoorbeeld in megastallen, dezer dagen wel nog opportuun, nuttig en nodig is, of we op die manier niet moeten ingrijpen en of we daarmee ook geen positief effect kunnen creëren, zelfs voor de betrokken landbouwers, die wel in die economie aanwezig zijn en die vandaag, zoals uit de vorige vraag bleek, zeer moeilijk leefbare bedrijven hebben.
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik kan mij toch niet van de indruk ontdoen dat bij een aantal mensen hier de betogen niet ingegeven zijn vanuit een oprechte bekommernis voor het klimaat, maar eerder vanuit een soort van fetisj dat de veestapel in Vlaanderen te groot is en moet worden afgebouwd. Dat doet mij een beetje pijn. Want de landbouwsector is toch ook een economische sector, die de vergelijking met heel wat andere in Vlaanderen kan doorstaan. We produceren zeer efficiënt. En je kunt toch niet ontkennen – en zeker niet miskennen – dat de klimaatefficiëntie waarmee wij hier produceren, veel beter is dan gemiddeld om het even welk ander ingevoerd voedingsproduct.
Als ik mij goed herinner, is professor Mathijs, een van de medeschrijvers van het RISE-rapport, hier vorig jaar even in de commissie geweest. Ook toen is er even gealludeerd op het verhaal van de afbouw van de veestapel. Hij heeft hier gezegd dat als je daarmee bezig bent, je bezig bent met de discussie over de druppel op de hete plaat. Want wij zitten hier in Vlaanderen in een wereldverhaal op het vlak van productie. En ook het klimaatverhaal stopt niet aan de grens. Maar wij kunnen toch wel zeggen dat onze landbouwers topondernemers zijn, dat ze op een zeer efficiënte manier produceren voor het klimaat. En als er dan vlees wordt gegeten dat hier werd geproduceerd, is de impact op het klimaat het kleinst van al.
Minister, ik wil me hier graag bij aansluiten. Ik zou iedereen de suggestie willen doen zeker eens het verslag na te lezen van het gesprek dat we hier vorig jaar met professor Mathijs hebben gevoerd. Hij heeft heel de problematiek toen in deze commissie iets ruimer en genuanceerder geschetst.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik zal niet alle argumenten herhalen die ik daarnet heb vermeld. Ik stel vast dat altijd op een andere manier naar bepaalde takken van de landbouw wordt gekeken. Het gaat slechts om bepaalde takken. Er wordt enkel met een stukje rekening gehouden. Naar de tuinbouw, bijvoorbeeld, wordt niet gekeken. Er wordt steeds een takje van de landbouw uitgenomen. Er zijn dan problemen met de export. Geldt dit dan ook voor de tuinbouw, voor de chemische industrie in Antwerpen of voor staal? Dat is allemaal export. Dat wordt bij ons gemaakt met een ecologische impact en een klimaatimpact.
Willen we onze klimaatdoelstellingen halen door al onze productie met zijn economische toegevoegde waarde niet meer te exporteren? Is dat de tour die we in Vlaanderen op willen gaan? Willen we enkel nog voor eigen consumptie produceren?
Ik hoop dat dit niet het verkiezingsprogramma is van de partijen die hier specifiek met betrekking tot vlees tussenbeide zijn gekomen. Als daar de lijn ligt, moeten we dat in alles doortrekken en consequent zijn. We moeten dan overal de productie stilleggen. Willen we onze voedingsbedrijven die, vooral in West-Vlaanderen maar ook daarbuiten, een enorme toegevoegde waarde hebben en voor enorme werkgelegenheid zorgen, onder druk zetten met de stelling dat we hier enkel nog voedsel, primaire ingrediënten of voedingsmiddelen willen produceren die door onszelf zullen worden gebruikt? Dat is een bijzonder rare redenering die eigenlijk op een niche is gericht.
Wat de runderen betreft, herhaal ik dat er tussen 2000 en 2016 een daling met 11,2 procent is geweest. De stelling dat het aantal runderen in Vlaanderen toeneemt, klopt niet. Dat gaat achteruit omdat er minder vraag is.
Ik vind ook dat we het landbouwbeleid Europees moeten benaderen. Ik blijf dat herhalen. Er is een eengemaakte markt. Er is een Europese regeling. De EU blijkt geen netto exporteur, maar een netto importeur van vlees en andere landbouwproducten te zijn. De stelling dat we hier produceren, alles exporteren en eigenlijk minder binnenhalen, klopt niet.
Ik ben het eens met de mensen die vinden dat we verder naar die studie moeten kijken. We moeten die studie echter op een positieve manier aangrijpen. Ik vind dat we dit ook doen. We zoeken manieren om de uitstoot te verminderen. Ik denk dat we vaak de boodschap brengen dat we beter minder vlees eten. Die boodschap slaat ook aan. Dat is de juiste toon die we moeten hanteren.
Ik hoop dat er op Europees vlak meer onderzoek zal gebeuren en dat meer experts hiermee bezig zullen zijn. Daar ben ik het volledig mee eens. We zien vaak dat experts het niet over alles eens zijn. Dat is in verband met dergelijke thema’s wel vaker het geval. Het gaat dan om het klimaat, maar ook om bepaalde sectoren. Ik vind het goed dat er bijkomend onderzoek is verricht. We moeten dit zo goed mogelijk objectiveren. Ik vind het fout beslissingen te nemen op basis van emoties. Ik vind dat we ons moeten baseren op de zaken die zijn vastgesteld. Het is een thema dat vaak terugkomt, maar ik vind dat voldoende nuances moeten worden gelegd.
Het klopt dat we tot nu toe met zijn allen te veel vlees hebben gegeten. Ik denk dat niemand dit kan ontkennen. Wie zegt dat we hier geen vlees meer mogen produceren, volgt volgens mij de omgekeerde weg. Ik denk dat het klimaat daar zeker niet beter van zal worden.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, het punt dat in het rapport naar voren wordt geschoven, is totaal niet emotioneel maar volgens mij net bijzonder beredeneerd en becijferd. Zonder een daling van de veestapel komen we er klimatologisch niet. Dat is de boodschap. We kunnen dat naast ons neerleggen. Politiek gezien, kunnen we dat, maar ik zou dat, eerlijk gezegd, niet doen.
U maakt er natuurlijk een karikatuur van. Volgens u wil een aantal mensen de export stilleggen. Ik zou de tegenovergestelde karikatuur kunnen gebruiken. Het lijkt er soms op dat een aantal spelers op deze markt graag Vlaanderen voor heel de wereld zouden laten produceren en hier dan ook voor heel de wereld zouden vervuilen. Dat is de tegenovergestelde karikatuur en daar ben ik misschien toch ook geen voorstander van. (Opmerkingen van Bart Caron)
Wat de trend met betrekking tot de veestapel betreft, klopt het dat niet-melkvee en varkens redelijk constant blijven. We kunnen niet echt over een daling spreken, maar het blijft constant. Melk- en pluimvee stijgen jaarlijks. Dat is in elk geval een trend waarover we in verband met ons klimaatbeleid eens moeten nadenken. U hebt verwezen naar andere voedingsproducten, zoals groenten en fruit. Wat het klimaat betreft, vormen de niet-energiegerelateerde emissies, zoals lachgas en methaan, het grootste knelpunt in de landbouw. Dat is afkomstig van de runderen en hun mest. Dat is een feitelijke vaststelling.
Mijnheer De Croo, u hebt gezegd dat we moeten opletten met het opleggen of verbieden van zaken. (Opmerkingen)
We moeten daarmee opletten, maar u hebt zelf de vergelijking met diesel gemaakt. Dat lijkt me interessant. Pakweg twintig jaar geleden werd de redenering gevolgd dat het een vrij beleid was. Het was ieders eigen zaak op benzine of op diesel te rijden. Op dat vlak is de afgelopen twintig jaar een grote evolutie ontstaan. (Opmerkingen van Herman De Croo)
Dames en heren, jullie mogen deze middag onder elkaar discussiëren, maar nu zou ik willen vragen af te sluiten.
Minister, er is een overheidstactiek om diesel te ontmoedigen. U bent trouwens een van de initiatiefnemers van een verdere vergroening van de belastingen ter zake geweest. U moet geen schrik hebben van een beetje sturing vanuit de overheid, zeker als het gaat om een drastische vermindering van de milieu-impact en om een verbetering van de gezondheid. Dat lijken me toch belangrijke argumenten.
Een laatste punt: intentieprocessen hoeven niet. Als men zegt dat dit niet gaat over bezorgdheid over het klimaat, maar dat er een andere agenda is, zijn dat intentieprocessen. In elk geval komt het aspect van de verminderde veestapel op de agenda binnen deze commissie, of we dat nu willen of niet. Minister, ik herhaal mijn oproep: ik denk dat het nuttig is om zo een maatschappelijke kosten-batenanalyse te maken. Wie weet hebben jullie dan argumenten om te zeggen dat dit geen goede maatregel is, maar misschien zit er toch bijzonder veel ratio in. Laat ons dat onderzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.