Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, er staan heel wat cijfers in mijn vraag om uitleg. Ik zal ze overlopen, anders komen ze niet in het verslag. Volgens de studie ‘Bestemming en gebruik van landbouwgrond’ van het Departement Landbouw en Visserij uit 2013 evolueerde het landbouwgebruiksareaal van landbouwers in de periode 2007-2011 als volgt: in 2007 678.658 hectare, 2009 690.628 hectare en 2011 684.960 hectare.
Het Landbouw- en Visserijrapport van 2016, op basis van cijfers van de FOD Economie, afdeling Statistiek hanteert andere cijfers en spreekt van: 2001 – ik rond af – 635.000 hectare landbouwareaal, 2009 620.000 hectare, 2011 613.000 hectare en 2015 609.000 hectare.
In elk geval is duidelijk dat de oppervlakte landbouwareaal in gebruik door de beroepslandbouw sinds 2009 is afgenomen. Ik denk dat we er kunnen van uitgaan dat deze dalende trend zal doorzetten.
Volgens diezelfde studie uit 2013 was 89 procent van dat areaal of 609.904 hectare in 2011 gelegen in agrarisch gebied en 6 procent in groene gebieden zoals bos en natuur. Circa 11 procent of 75.000 hectare is dus eigenlijk zonevreemde landbouw.
Uit het antwoord op de schriftelijke vraag van collega De Vroe van 15 december 2017 blijkt dat de oppervlakte in natuur- of bosgebied die ingenomen wordt door zonevreemde landbouw als volgt is geëvolueerd: in 2009 ruim 27.000 hectare, in 2011 28.500 hectare, in 2015 29.500 hectare en 2017 29.855 hectare.
We zien dus dat de oppervlakte zonevreemd landbouwgebruik in een groene bestemming nog steeds groot is, circa 30.000 hectare, maar ook dat de oppervlakte zonevreemde landbouw in groene bestemmingen toeneemt, terwijl er nog steeds een in te vullen taakstelling bestaat van 20.000 hectare extra natuurgebied en 7000 hectare extra bosgebied. Dat is de taakstelling volgens het RSV en die ligt nog altijd op de tafel.
Minister, hoe verklaart u de verschillen in de cijfers over de effectieve ruimte die ingenomen wordt door de beroepslandbouw in beide rapporten van het Departement Landbouw en Visserij? Welke zijn de actuele, correcte cijfers? Hoe verklaart u de stijging van de oppervlakte zonevreemde landbouwactiviteiten in bos- en natuurgebied sinds 2009? Hoe valt een dergelijke evolutie te rijmen met de taakstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) om bijkomende bossen en natuurgebieden te realiseren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, het gaat hier over verschillende gegevensbronnen, waardoor er een verschil is. Voor het landbouwrapport zijn federale cijfers gebruikt van de landbouwenquête, in de volksmond de ‘15 meitelling’. De federale overheid hanteert een bepaalde methodologie om tot die cijfers te komen. Men publiceert die enquêteresultaten voor het volledige Belgische grondgebied.
Voor de studie van het Departement Landbouw en Visserij werden de cijfers uit de jaarlijkse GLB-perceelsregistratiedossiers (gemeenschappelijk landbouwbeleid) gebruikt. Vlaamse grondgebruikers die verplichtingen moeten naleven in het kader van het Europees landbouwbeleid of het Vlaamse Mestdecreet doen zo’n jaarlijkse registratie, ongeacht of ze beroepsmatig of niet-beroepsmatig landbouwactiviteiten uitoefenen.
Eigenaars van terreinen die planologisch als groengebied zijn ingekleurd, sluiten geregeld tijdelijke gebruiksovereenkomsten met landbouwers. Die kunnen de betrokken percelen dan gebruiken in het kader van hun landbouwbedrijfsvoering, bijvoorbeeld er hun vee laten grazen of het perceel hooien. Omdat landbouwers verplicht zijn om alle percelen die ze laten begrazen of maaien, te registreren in hun perceelsaangifte, is het dus volkomen logisch dat dergelijke percelen gelegen in natuurgebied geregistreerd worden door die landbouwers. Ook de erkende terreinbeherende verenigingen zelf registreren percelen natuurgebied, die ze in eigen beheer hebben en dus niet in gebruik geven van een derde landbouwer, in de GLB-inkomenssteun die men aanvraagt bij het Departement Landbouw en Visserij. Dat betekent dat organisaties als Natuurpunt ook landbouwsubsidies krijgen omdat ze landbouwactiviteiten hebben in natuurgebied.
Een andere verklaring voor de zogenaamde toename is dat in ruimtelijke afbakeningsprocessen, zoals de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS), Sigma of de havenontwikkeling, grote gebieden die volgens het gewestplan een agrarische bestemming hebben, planologisch omgezet worden naar andere bestemmingen waaronder een natuurbestemming. Dat betekent, zoals ik al zo vaak heb gezegd, dat er eigenlijk een serieuze omzetting bezig is en dat er dus natuur en bosgebied bij komt. De feitelijke transitie van die percelen volgt chronologisch vaak pas na de planologische bestemmingswijzing. Daar kunnen jaren overheen gaan. Dat verklaart waarom percelen die planologisch een groene bestemming kregen, in afwachting van concrete realisaties of verwerving nog een tijd in gebruik door de landbouwer-eigenaar of landbouwer-pachter blijven.
Dat is de verklaring van uw vraag. Ik denk dat het een positief signaal is.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u hebt de cijfers toegelicht. U zegt ook dat een deel nog in een beheersovereenkomst zit. U zegt ook dat een aantal dingen planologisch zijn omgezet en dat ze tijdens dat proces landbouw blijven en door landbouw worden gebruikt. Maar is er ook geen derde categorie, namelijk een omzetting van landbouw naar natuur, waar de landbouwers het toch nog via een of ander uitdoofscenario voor de rest van hun carrière misschien nog gewoon als landbouw kunnen gebruiken zonder de beperkingen van een beheersovereenkomst enzovoort. Ik vroeg me af of dit er ook niet in zit. U weet ook dat daar natuurlijk vergoedingen mee gepaard gaan: kapitaalschade, gebruikerscompensatie aan de eigenaar en/of de gebruikers. Misschien zit daar ook wel een deel van de verklaring. Als dat zo zou zijn, heb je natuurlijk voor een deel een papieren operatie of ‘natuur op papier‘ terwijl het in werkelijkheid misschien minder het geval is en het echt nog in volwaardig landbouwgebruik is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, dat laatste moet ik eens navragen. Ik heb er zelf geen weet van dat men dat via een lang uitdoofscenario kan gebruiken. Ik moet het eens navragen. Ik heb die gegevens niet bij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.