Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, na lange onderhandelingen hebt u, om een sociaal conflict af te wenden, op 4 september 2018 een akkoord bereikt met de Beroepsvereniging van Loodsen. De Beroepsvereniging van Loodsen had vier eisen gesteld, namelijk een gelijke verloning voor gelijk werk, innovatie en informatisering van het loodswezen, een aanpassing van de regeling voor arbeidsongevallen en ten slotte ook een nieuwe ziekteregeling. Enkel over dat laatste punt is in het licht van de hervorming van het ambtenarenstatuut geen akkoord bereikt.
Het valt te hopen dat dit akkoord rust zal brengen in het loodswezen, maar uit het persbericht blijkt dat u enkel met de Beroepsvereniging van Loodsen een akkoord hebt bereikt. In die sector zijn nog andere beroepsverenigingen actief, namelijk de Onafhankelijke Vereniging van Loodsen (OVL) en de Associatie voor Kustloodsen (AvK). Natuurlijk zijn ook de drie vakbonden verder nog aanwezig in het loodswezen.
Bovendien zijn er vier aparte loodsenkorpsen. Een mens zou de draad nog verliezen. In Vlaanderen zijn zeeloodsen, kustloodsen, kanaalloodsen en rivierloodsen actief. Elk loodsenkorps heeft zijn eigen specifieke statuut.
Minister, in het verleden is afgesproken dat de hogere verloning van de loodsen en de bijbehorende kosten door meer efficiëntie zouden worden opgevangen. Hierdoor zou de hele operatie op korte termijn budgetneutraal zijn. Is dat hier het geval of gaat het om een pure meerkost voor de Vlaamse overheid? Wat is de totale kostprijs? Welke gevolgen heeft dit voor het bruto en netto loon van de betrokken loodsen?
U hebt nu een akkoord met de Beroepsvereniging van Loodsen. Op welke loodsen is dat al dan niet van toepassing? Wordt het principe van het gelijk loon voor gelijk werk tussen de loodsenkorpsen onderling afgewogen of wordt dit tegen een andere benchmark afgezet? Hebt u, na dit akkoord met de Beroepsvereniging van Loodsen, overleg gepleegd met de andere beroepsverenigingen en vakbonden om tot een langdurige sociale vrede te komen?
Tot slot wil ik hier nog een internationale blik op werpen. Het Nederlands loodswezen is geprivatiseerd en het lijkt erop dat ze daar amper acties voeren. Klopt dit of bereikt dit nieuws ons veel minder? Indien de Nederlandse loodsen effectief weinig tot geen acties voeren, betekent dit dan dat de privatisering in Nederland ook voor meer sociale vrede heeft gezorgd?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Keulen, u hebt het bestaan van de vier verschillende loodsenkorpsen met allemaal eigen vertegenwoordigingen en daarbovenop nog eens de kleurvakbonden goed geschetst. Die vakbonden staan vaak sterker bij het ene loodsenkorps dan bij het andere, maar ze bestaan allemaal. Er is de praktische problematiek van het dubbel of veelvuldig lidmaatschap van die groep van bonden. Dat is een gangbare praktijk.
Het probleem is dat die verschillende loodsenkorpsen een eigen verloningssysteem en een eigen vertegenwoordiging hebben. Die vertegenwoordigers staan nogal concurrentieel tegenover elkaar. Als het loodsenkorps ongeveer 320 mensen telt, is een vijftal extra leden van groot belang en vaak ook de inzet. Hierdoor bejegenen sommige vertegenwoordigers en bonden elkaar niet altijd vriendelijk. Dat is zeker het geval op het publieke forum, hoewel de persoonlijke verhoudingen soms het tegenovergestelde zijn. Dit maakt het tot een kluwen. Het is trouwens onmogelijk met al die bonden rond de tafel te zitten, al is het maar omdat ze dat niet willen. De ene bond wil fysiek niet met de andere bond rond de tafel zitten. Vanwege alle verhoudingen is dat niet mogelijk.
Een tweede probleem is dat een toezegging aan een bond een negatieve reactie van een andere bond veroorzaakt. In normale sociale onderhandelingen is er een werknemersstandpunt en een werkgeversstandpunt, en is het betrekkelijk duidelijk aan wie welke concessies kunnen worden gedaan. In dit geval kan een concessie aan een loodsenvertegenwoordiging die niemand anders schaadt, toch tot een plotse actiebereidheid van de andere loodsenbonden leiden. Dat maakt het niet gemakkelijk. Hierdoor moeten we regelmatig met een andere loodsenbond aan de tafel schuiven. Die bonden vinden het vanzelfsprekend de normaalste zaak van de wereld dat de minister dat allemaal zelf doet.
Na verschillende keren zijn we erin geslaagd wat rust te brengen. We hebben in 2017 een globaal akkoord bereikt. Een van de elementen is het principe van gelijk loon voor gelijk werk. Soms doen die loodsen hetzelfde werk, maar aangezien ze andere verloningssystemen hebben, worden ze soms anders betaald voor datzelfde werk.
De bedoeling was om het principe te gaan huldigen van gelijk loon voor gelijk werk, dus om te trachten te objectiveren hoe men tot een gelijke verloning voor hetzelfde werk kan komen, ongeacht het loodsenkorps waartoe men behoort. Dat heeft geresulteerd in een oefening die we in twee fasen hebben gedaan, vooral in gesprek met het Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt (VSOA), die daarvoor de sterkst vragende partij was. In de tussentijd heb ik ook een akkoord bereikt met BvL, de beroepsvereniging van de rivierloodsen, die ook ten dele de belangen van de kanaalloodsen verdedigt. Ook andere vertegenwoordigers doen dat. Ook daar heb ik een akkoord mee bereikt. Enerzijds is dat in het kader van gelijk loon voor gelijk werk. De totale kost van het akkoord bedraagt 700.000 euro, waarvan minimum 600.000 euro aan het rivierkorps en maximum 100.000 euro aan het kanaalkorps wordt besteed. Het uitgangspunt is een compensatie, namelijk door een interne efficiëntieoefening.
Een ander element van een van de akkoorden is de aanpassing voor de regeling bij arbeidsongevallen. Vandaag bestaat in het Vlaams personeelsstatuut (VPS), ook weer op basis van historische regelingen, een uitzonderingssituatie voor de loodsen, die verschilt van de situatie van alle andere Vlaamse ambtenaren in geval van een arbeidsongeval. Het gaat meer bepaald over de vergoeding van de variabele verloning in geval van een arbeidsongeval. Voor de loodsen is dat wel belangrijk, omdat een groot deel van hun loon door de variabele vergoeding wordt gevormd, dus door een prestatievergoeding, die men niet krijgt als men die prestatie niet kan verrichten. Er is een basisloon en daarbovenop een prestatievergoeding. De regeling die vandaag voor de loodsen geldt, is verhoudingsgewijs negatiever voor de loodsen dan voor alle andere ambtenaren. Daar heb ik mij voor opengesteld. We gaan naar een hogere verloning tijdens de eerste dertig werkdagen, op hetzelfde niveau, verhoudingsgewijs, van de andere Vlaamse ambtenaren. Dat is een beperkte meerkost, natuurlijk afhankelijk van hoe dikwijls zich een arbeidsongeval voordoet. We gaan ervan uit dat dat tussen de 5000 tot 50.000 euro op jaarbasis bedraagt. Dat is dus beperkt.
Het akkoord met BvL heeft impact op het rivierkorps en op het kanaalkorps. Het is inderdaad zo dat de oefening gemaakt werd waarbij de verloning van alle korpsen onderling werd geëvalueerd en met elkaar vergeleken. Ik verheel u niet dat er ook niet zoiets bestaat als een objectieve wetenschap daaromtrent, omdat elke studie resulteert in een discussie tussen de diverse loodskorpsen over de cijfers en over de correctheid van de cijfers. Iedereen heeft daar zijn waarheid in. Dat is eindeloos. In een poging om heel die discussie te beslechten, heb ik twee akkoorden afgesloten. Ondertussen is er ook nog met andere korpsen gepraat. Ik meen dat we wat gemeenschappelijke grond hebben gevonden om toch tot enige sociale rust aanleiding te geven en een akkoord te bereiken over gelijk loon voor gelijk werk.
Wat de vergelijking met het Nederlandse loodswezen betreft: het Nederlands Loodswezen is inderdaad geprivatiseerd. Een van de resultaten daarvan is dat er een kleinere actiebereidheid is. De loodsen zijn zelfstandigen. Als ze actie voeren, snijden ze in eigen vel. Het is een systeem waarbij de vergoeding die ze krijgen, door een systeem van ‘checks en balances’ wordt bepaald. Er is ook in een arbitrage voorzien. Er zijn voorstanders om dat ook in Vlaanderen te gaan invoeren, maar dat zal een zeer complexe oefening zijn, met heel veel mensen in het loodsenkorps die zullen vasthouden aan de verworven rechten en waarbij velen de optelsom willen maken van enerzijds het voordeel van het ambtelijk statuut, en het voordeel van het zelfstandigenstatuut: dus zekerheden inbouwen, zoals de Vlaamse ambtenaar heeft in geval van ontslag, pensioen, en dergelijke, en daarbovenop het beste van de zelfstandigen, en dan gaat het vooral over de verloning. Dat zal dus niet over één nacht ijs gaan. In de wetenschap dat er verschillende vertegenwoordigingen en verschillende korpsen zijn, is dat een zeer moeilijke oefening die ongetwijfeld een serieus prijskaartje zal hebben. Daar zullen we dus nog niet onmiddellijk aan kunnen beginnen. Het is alleszins wel interessant om over de grens te kijken.
Tot slot, toen ik daarnet sprak over actievoeren, wil ik meegeven dat de loodsen ook in deze periode niet hebben gestaakt. Ze hebben gewoon gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om rust op te nemen, en in sommige gevallen van de mogelijkheid om dringende rust op te nemen. Daarbij bestaat de mogelijkheid, ook in het VPS, om plots dringende rust – ik denk dat het drie dagen is – die niet kan worden geweigerd, op te nemen. Het is een spel dat daar wordt gespeeld. Als men in groten getale rust opneemt, dan heeft dat natuurlijk consequenties voor het functioneren van de haven in zijn totaliteit. Het heeft er anderzijds wel voor gezorgd dat de wachttijden beperkt waren, dat het grootste verlies en de grootste schade niet de directe economische schade voor de rederijen was.
Concreet wil dat zeggen dat ze enkele uren hebben moeten wachten voor ze konden worden bediend. De grootste schade is de imagoschade, doordat de rederij denkt dat de bediening onzeker is. Dat is de grootste schade die is aangericht.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, zolang ik in de Vlaamse politiek actief ben, steekt dit op gezette tijden de kop op. Het is belangrijk dat u de inspanning doet die u hebt geleverd, namelijk proberen tot een vergelijk te komen. Het brede publiek voelt aan de ellebogen aan dat het een omgekeerd evenredige economische macht heeft ten opzichte van zijn aantal. In dit verhaal zit er iets scheef: tegenover rechten waar mensen uiteraard aanspraak op kunnen maken en die ze moeten kunnen laten gelden, staan weinig plichten, al is het maar dat men de mogelijkheden van het statuut uitput om, laten we zeggen, te pitsen. Dat zit subtiel in elkaar.
In deze 21e eeuw komt het heel vreemd over dat een groep zich maximaal beroept op de rechten die ze heeft, en dat de overheid inzake het afdwingen van plichten en het vrijwaren van de economie en alles wat erbij hoort aan doorstroming, ook op de waterwegen, in een ongelijke positie zit. Dat de werknemer niet graag in een ondergeschikte positie in een onderhandeling zit, dat begrijp ik volkomen, maar dan mag men niet verlangen dat aan de andere kant de werkgever, die het algemeen belang moet behartigen en niet alleen de loonbelangen, wel in die positie zit. Dit is een zeer goed betaalde groep. Als we zouden vertellen wat een loods gemiddeld netto per maand verdient, dan zouden heel veel monden van verbazing openvallen. We moeten toch de mogelijkheid hebben om dat algemeen economisch belang te vrijwaren. In deze zaak hebben we dat veel te weinig.
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, u bent al vaak tussengekomen in de commissie Mobiliteit en Openbare Werken over de loodsen. Minister, u hebt het zeer goed samengevat door te zeggen dat in dit dossier jammer genoeg de loodsen vooral imagoschade hebben gerealiseerd, door de indruk te wekken dat er een probleem van toegankelijkheid is tot de Vlaamse havens, de economische poorten van Vlaanderen. Dat betreur ik bijzonder.
Waarom moet de minister telkens met de verschillende vakbonden afzonderlijk onderhandelen? Is er geen sterke, leidinggevende directie die het heft in handen neemt? Was dat niet een van de redenen waardoor we die problemen in het verleden hadden, waarom we in 2016 een optimalisatieplan hebben afgesloten met de bedoeling om tot een betere dienstverlening te komen, met minder wachttijden, meer efficiëntie en een optimalisatie van 15 procent? Is dat wat er verder is uitgewerkt door een audit Vlaanderen in maart 2017, die enkele van die pijnpunten heeft aangepakt?
Minister, er is het in 2016 afgesloten optimalisatieplan om tot een betere dienstverlening te komen met minder wachttijden, meer efficiëntie en een optimalisatie van 15 procent. Hebt u nu engagementen dat de loodsen hun deel van de overeenkomst zullen uitvoeren en tegen welke datum? Kunnen er maatregelen worden genomen om zulke problemen in de toekomst te vermijden? Is er een andere aanpak op lange termijn mogelijk? Kan er met een ander model van overleg worden gewerkt?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, het is goed dat u nog eens uitgebreid schetst over hoeveel mensen het gaat en hoe versnipperd die georganiseerd zijn, wat het voor u en uw diensten moeilijk maakt om met hen rond de tafel te zitten. Het is redelijk wraakroepend en onaanvaardbaar dat die groep van een paar honderd mensen op zulke wijze economische schade kan aanrichten. Het gaat om mensen die niet bepaald slecht worden betaald, dat weten we allemaal.
De rechtstreekse schade is heel erg voor de bedrijven die worden getroffen, maar dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is de algemene imagoschade die onze haven internationaal oploopt en die nu misschien nog niet zichtbaar is. Ik heb het dan ook over de rederijen die in Genève of Singapore beslissen over de aanlooproutes naar de verschillende havens, en daar alles in ogenschouw nemen, zeker ook de betrouwbaarheid van de dienstverlening en de ketenbenadering.
Ik weet niet of ze altijd goed beseffen dat het niet over hun eigen jobs gaat, in hoeverre ze die in gevaar brengen voor de toekomst, maar ook over alle andere jobs zoals havenarbeiders, verladers enzovoort. Het zijn jobs die in het gedrang komen indien onze haven aan betrouwbaarheid zou verliezen.
Mijn boodschap is opnieuw: in Nederland heeft men het geprivatiseerd statuut. De Nederlandse loodsen zijn tevreden, laat ik me vertellen. Ik hoor ook zeggen, maar ik weet niet of het klopt, dat er verschillende groepen binnen de Vlaamse loodsen zijn, die in nauw contact staan met hun Nederlandse collega's.
Mijn vraag is geen rechtstreekse vraag aan u, minister, aangezien u daar niet verantwoordelijk voor bent en u ook niet in hun hoofden kunt kijken. Maar hebt u er weet van dat er toenadering is? Zijn er gesprekken? Werden er al best practices uitgewisseld? Wordt er een opening gelaten om in de toekomst, op een moment dat het rustig is – dus bijvoorbeeld vanaf nu – eens rond de tafel te gaan zitten om te bekijken op welke manier men naar een ander statuut kan gaan? Het zal ofwel dat zijn ofwel in de toekomst de gegarandeerde dienstverlening. Want ik denk niet dat we nog lang kunnen tolereren dat er op een dergelijke manier met de toekomst van een van de belangrijkste economische motors van het land wordt gespeeld.
En minister, wat de echte schade betreft, heb ik schriftelijke vragen ingediend. Ik verwacht dus niet dat u die antwoorden nu uit uw mouw kunt schudden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil graag eerst een correctie aanbrengen wat betreft Nederland. We kijken nogal vaak naar boven, om dan te zeggen dat alles daar zoveel beter is. Het sociaal klimaat in Nederland is ook wel anders. Ik weet bijvoorbeeld niet of ambtenarenstakingen zich daar het laatste decennium al hebben voorgedaan. Ik zal maar zeggen dat dat bij ons iets frequenter optreedt dan in Nederland. Het sociaal klimaat is daar ten gronde, nog los van de loodsenproblematiek, nogal fundamenteel anders.
We hebben het ‘gelijk loon, gelijk werk’-dossier inderdaad aangepakt op basis van een audit van Audit Vlaanderen. Maar zoals ik zei, hebben verschillende loodsenbonden vragen en bemerkingen bij en verwerpingen van bepaalde gegevens van die audit. Dat is maar een stapsteen geweest voor de discussie om uiteindelijk dit akkoord te bereiken, dat in grote mate daarop gebaseerd is, maar toegegeven, ook niet in zijn volledigheid.
We zijn inderdaad engagementen aangegaan om efficiëntiewinsten te realiseren. We hebben er zelf ook veel aangeduid. Ik geloof dan ook wel in de bereidwilligheid om op dat vlak nog verder te gaan. Er zijn nog veel mogelijkheden op praktisch en technisch vlak. Daar kunnen we zeker en vast nog efficiëntiewinsten boeken. Die efficiëntiewinsten worden ook door de loodsen zelf aangereikt.
Moeten we naar een ander model? Ja, graag. Waarom wordt er dan met de minister aan tafel gediscussieerd? U moet zich geen zorgen maken. Dat is dan een beetje mijn lot. Maar dat is een traditie die gestart is in vorige regeringen. Op een bepaald moment, in een vorige regeerperiode, was het zelfs zo dat niet alleen de bevoegde minister, maar ook de minister van Bestuurszaken én de minister-president aan tafel zaten, met één loodsenbond, als ik me niet vergis. Uiteindelijk heeft men toen zelfs geen akkoord bereikt, niettegenstaande die vuurkracht aan tafel. Dat is nu eenmaal zo. Wat kun je doen, onder dreiging van de actie? Heel de complexiteit van het verhaal schenkt anderzijds ook wel voldoening als je een akkoord bereikt – ‘always look on the bright side’. Dat is misschien nog wel het leuke eraan.
Theoretisch is een ander model zeker mogelijk. Alleen weet je wel aan welke oefening je begint, maar niet waar je eindigt. Ik heb in deze job en zeker in dit dossier geleerd om behoedzaam te zijn als het gaat over publieke uitspraken met betrekking tot bepaalde doelen die worden vooropgesteld en de wegen om dat doel te bereiken. Ik denk dat ik uw Vlaanderen en onze havens beter behoed voor straffe verklaringen op dat vlak.
De heer Keulen heeft het woord.
Het concept van de gegarandeerde dienstverlening moet je, gezien het onevenwicht in machtsverhoudingen, maar dan in een breder verhaal, ook van toepassing laten zijn op de loodsen, minister. Voor het overige wil ik u bedanken voor uw omstandig antwoord. Ik wens u veel moed en doorzettingsvermogen toe. Dit zal niet de laatste keer zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.