Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, tijdens de zomermaanden is er heel wat discussie geweest rond de regels voor overstekende fietsers en hun eventuele voorrang. Dat was op een zeker ogenblik hét item tijdens de zomervakantie.
Het begon allemaal met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), dat een aantal kruispunten aangepast had in het Leuvense en daarbij haaientanden had geplaatst zodat fietsers hun voorrang verloren. U, minister, hebt toen uw administratie AWV teruggefloten, naar mijn mening een correcte beslissing omdat het niet de bedoeling kan zijn om gekende kruispunten zonder waarschuwing plots aan te passen voor de weggebruikers. Fietsers die nu voorrang hebben, dienen die ook zo veel mogelijk te behouden. Mobiliteit is, zoals we weten, ook vaak een kwestie van routine. Vorig jaar is er een zeer heldere dienstorder uitgevaardigd die de voorrangsregels voor fietsers bij kruisingen op gewestwegen verduidelijkt. Maar deze dienstorder is vooral van toepassing op nieuw aan te leggen kruispunten, minister.
In de weken en dagen na dit voorval bleef de voorrang van fietsers de kranten domineren. Op 20 augustus publiceerde de krant De Standaard een artikel dat stelde dat de nieuwe gebruikte markeringen geen wettelijke basis hebben in de wegcode. De wegcode zelf is momenteel in herziening en minister Weyts stelde al dat de nieuwe markeringen een van de Vlaamse desiderata zijn.
De onduidelijkheden rond de gewenste markeringen – in welke kleur dan ook – dienen te worden uitgeklaard. Dat is duidelijk. Dit zorgt voor helderheid voor elke weggebruiker, al dient de waarde van de markering niet te worden overschat, collega’s. Een verkeersbord primeert immers op de markering. Duidelijke verkeersborden zijn dus veel noodzakelijker.
Daarnaast moeten we vooral niet uit het oog verliezen dat de fietser zelf enorm is veranderd de afgelopen decennia. Door toedoen van vele recreatieve fietsers op koersfietsen, actieve senioren op elektrisch aangedreven fietsen tot speedpedelecs, is een fietser steeds minder een trage weggebruiker. Hierdoor komt er een andere verhouding tussen de aanwezige weggebruikers op een kruispunt. Met die evoluties van de jongste decennia dient het beleid ook rekening te houden.
Bovendien is elk kruispunt anders en is het moeilijk om universele regels onverkort overal toe te passen. Wel moeten we streven naar zo uniform mogelijke regels die bovendien steeds goed gesignaleerd zijn voor elke weggebruiker.
Minister, vanuit welk principe wilt u de voorrangsregels herbekijken? Vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid, vanuit het STOP-principe (eerst stappers, dan trappers, dan openbaar en tot slot privévervoer) of vanuit de vlotte doorstroming?
Iets meer dan een jaar geleden kondigde u de nieuwe wegmarkeringen voor oversteekplaatsen voor fietsers aan. Het ging over kleine blokjes geflankeerd door het logo van een fiets. Daarnaast blijft er een rode wegbedekking bestaan, om aan te geven dat de fietser daar voorrang heeft. Kunt u dit duiden? Door met verschillende soorten markeringen en aanduidingen te werken, minister en collega’s, wordt het niet altijd even duidelijk voor elke weggebruiker.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat is de aanleiding geweest? De bede om wat orde in de chaos tot stand te brengen.
Dat nieuwe dienstorder is opgemaakt in samenspraak met het Agentschap Wegen en Verkeer, maar ook met bijvoorbeeld de Fietsersbond. We hadden een heel breed scala van mensen aan tafel. We hebben daarbij getracht enige duidelijkheid, enige orde te scheppen in de wanorde die vandaag bestaat inzake oversteekmarkeringen.
We kunnen vaststellen dat er heel wat verschillende wegmarkeringen bestaan. Zo is er een fietspad, aangeduid door de typische stippellijn; een blokmarkering; een fietssuggestiestrook in de vorm van rode slemlaag; een fietssuggestiestrook in de vorm van okerkleurige slemlaag; een fietslogo met een sergeantstreep, en in sommige gevallen is er gewoon geen markering.
Met het nieuwe dienstorder dat we waren overeengekomen, hebben we alles herleid tot twee opties: een markering in de voorrang en een markering uit de voorrang. Een markering in de voorrang is de fietspadmarkering met stippellijnen, ondersteund door een rode slemlaag. Een markering uit de voorrang is het fietslogo met stippellijntje die de geleiding aangeeft. Dat is dus gewoon een geleiding. Dat is om aan te duiden: je hebt geen voorrang, maar als je wilt oversteken, doe je dat het best langs hier, om de verkeersstroom een beetje te geleiden. En daarmee hebben we een goede zaak gedaan op het vlak van leesbaarheid en uniformiteit. Ik denk dat iedereen het daarover eens is. Daarover gaat de discussie eigenlijk niet.
De bepalingen over de plaatsingsvoorwaarden werden in het meest recente dienstorder niet aangepast. De bestaande bepalingen werden gewoon overgenomen. Desondanks heeft men op sommige locaties van de gelegenheid gebruikgemaakt om de voorrangsregel, de voorrangsstatus te wijzigen. Dat was absoluut niet de bedoeling of de vraag. Het is niet zo dat er daar verkeerde intenties achter zaten. Wat je soms las in alle mediaheisa was nogal ‘à côté de la plaque’.
Wat heel de discussie rond de voorrangsregeling betreft, heb ik gevraagd aan het Fietsberaad Vlaanderen om daarover een debat op te starten in de schoot van de Werkkamer Infrastructuur van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid. Maar intussen zouden we geen wijzigingen aanbrengen aan de voorrangsregels en dus ook niet aan de voorrangsituaties zoals die tot op heden gelden. En daarom heb ik ingegrepen bij het agentschap om ervoor te zorgen dat op die locaties waar men dat wel had gedaan – het waren er zes in heel Vlaanderen – de situatie terug zou worden hersteld.
Het ging dan vooral over de bypass zoals we die in Leuven kennen, namelijk een aftakking waarbij men volledig te goeder trouw en ook vanuit het oogpunt van de voetganger gedacht had om van de gelegenheid gebruik te maken om de voorrangsregeling te wijzigen, niet alleen in het belang van de voetganger maar ook in het belang van de fietser. Ik denk dat het een fout signaal was en het heeft aanleiding gegeven tot heel wat heisa.
Van twee zaken één: de wijziging van het dienstorder blijft behouden. Iedereen is het erover eens, namelijk twee markeringen zijnde een markering in de voorrang, een markering uit de voorrang. Daarnaast zullen de voorrangsregels zelf het voorwerp zijn van een brede discussie in de schoot van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, het is voor mij helder.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
De incidenten hebben zich midden in de warme zomer, vooral in mijn eigen stad Leuven, afgespeeld. Ik heb er onmiddellijk op gereageerd voornamelijk via de sociale media. De reacties erop waren talrijk. Minister, u was met vakantie – en dat is u uiteraard gegund – maar het was zeer goed dat u onmiddellijk de koe bij de horens hebt gevat en onmiddellijk de toepassing van het dienstorder zoals door AWV gebeurde, hebt teruggeschroefd.
Ik vraag me alleen af of het nu overal hersteld is. Op sommige plaatsen zie ik dat er gebleven is wat men gemaakt had. Misschien is dat in het kader van het nieuwe dienstorder? Niet alles is overal weggenomen. Ik dacht dat men alles opnieuw zou herstellen zoals het voordien was, maar dat is niet het geval. Waarschijnlijk heeft men hier en daar voor die voorrang een paar zaken weg geschraapt. Ik denk dat ik het zo moet begrijpen. De mensen denken dat het nog altijd hetzelfde is, maar neen, ik denk dat het verduidelijkt mag worden.
Ons stadsbestuur was natuurlijk ook niet gelukkig – en dat is een meer algemene opmerking die ik wil maken – met de vreselijke zomer op het vlak van mobiliteit. Misschien was het ook nog in andere gemeenten zo. Ik begrijp dat iedereen werken wil doen in de zomervakantie, in augustus, wanneer het verkeer nog heel kalm is, maar het was werkelijk niet te doen. Infrabel had dan ook nog het idee om, zonder overleg met de stad of met AWV, aan een brug te werken waardoor een bepaald deel van Leuven constant, bijna de hele dag, met files te kampen had. Het overleg over werken tussen AWV, steden en gemeenten en andere beheerders van infrastructuur liep mank. Het kwam allemaal samen. We hebben er heel veel klachten over gekregen. Iedereen speelt dan natuurlijk de zwartepiet naar de ander door. Ik zou toch willen pleiten voor een structureel overleg met verschillende steden en gemeenten, zeker als er grote werken zijn gepland in de zomer. Dat hebben we nu wel ondervonden: iedereen plant graag belangrijke werken in de zomer. Als die allemaal tegelijk gebeuren, schept dat problemen voor de mensen die toch moeten gaan werken of thuis zijn en zich op straat willen begeven. Niet iedereen is natuurlijk altijd in het buitenland. Wij denken dat misschien gemakkelijk, maar vakanties worden ook in België besteed. Er was enorm veel reactie. Ik geef het maar even mee.
Ik denk dat we verder zeer tevreden mogen zijn over uw reactie op het specifieke punt dat de heer Keulen aanhaalt.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, ik wil even aansluiten op de vraag van de heer Keulen. Er is in de pers een en ander over verschenen. Ik denk dat we er ook al verschillende keren over hebben gedebatteerd in het parlement, maar in verschillende brokjes en stukjes. Er is een vraag van Lorin Parys geweest in deze commissie in juni 2017. Er is ook een schriftelijke vraag van mij geweest in oktober 2017 waarin het ging over het dienstorder. U hebt indertijd al aangegeven dat de versie van het dienstorder waar ik naar verwees en waar ook de vraag van Lorin Parys over ging, niet de juiste versie was en dat er al was ingegrepen.
Het dienstorder heeft te maken met de voorrangsregels zoals u ze daarnet hebt geschetst. Ik vond uw reactie een beetje merkwaardig. Misschien heb ik het niet goed door, want u knikt neen. Ik probeer gewoon te combineren wat ik heb bijgehouden. Een van de opmerkingen was dat de markeringen die worden aangebracht, blijkbaar geen wettelijke basis hebben. Daar had ik wel een bijkomende vraag bij. Het staat ook in de vraag van de heer Keulen dat ze geen wettelijke basis hebben in de wegcode. Mijn vraag is hoe we daarmee omgaan. Het is natuurlijk wel belangrijk dat die aanpassingen wel degelijk een wettelijke basis hebben, want anders wordt het moeilijk om op het terrein, zeker op het moment dat er iets gebeurt, dat te gaan afdwingen.
Ik wil ook even aansluiten. Minister, u hebt kordaat opgetreden tijdens de vakantie. De conclusie is duidelijk dat die dienstorder wel goed is, maar soms stel ik mij de vraag hoe het toch komt dat bepaalde dienstorders anders worden geïnterpreteerd binnen AWV. Kunt u enige duidelijkheid scheppen over hoe dit zo ver is kunnen komen? Het is de interpretatie en dan ook onmiddellijk de uitvoering natuurlijk. Dat geeft geen goed beeld van de werking van AWV.
Tweede element, u hebt het aangehaald, u gaat de problematiek rond de voorrangsregels – het is eigenlijk wel een problematiek binnen het Vlaams Huis voor Verkeersveiligheid – samen met het Fietsberaad onder de loep nemen. Aansluitend daarbij wil ik de vraag onderstrepen van de heer Rzoska in verband met de werkelijkheid. U gaat dat bespreken, u gaat daarover laten nadenken. Wat is de timing ter zake? Of is dat nog niet duidelijk?
Nog eens, voor alle duidelijkheid, aan de dienstorder waarover overeenstemming was bereikt met AWV en de Fietsersbond verandert niets. Maar bij de uitrol ervan, bij het aanbrengen van de markeringen, heeft men op zes locaties in Vlaanderen, op die vele duizenden locaties en kilometers, een wijziging van de geldende voorrangsregeling aangebracht en dat was niet de bedoeling. Heel specifiek, maar dat is een lange technische discussie, gaat het vooral over een interpretatie rond de voorrangsregel zoals die al jaren bestaat in de huidige dienstorder bij een bypass. Daarover gaat de discussie heel concreet. Het gaat over een afslag, altijd een vrij complexe situatie, waarbij men afhankelijk van het uitgangspunt kan zeggen: die of die moet voorrang geven.
In Leuven bestond er bezorgdheid. Die fietsers komen aan een serieuze snelheid af op die locatie en kruisen daarbij een deel van het pad waar de voetgangers moeten oversteken. Dat was een van de – volledig te goeder trouw – overwegingen om de voorrangsstatus te wijzigen, maar dat was helemaal niet de bedoeling. De dienstorder heeft het niet over de voorrangstatus, maar gewoon over de markering. Men heeft dat te goeder trouw gewijzigd, maar men is daar enigszins in de fout gegaan. We hebben overal waar men de markering had aangebracht en de voorrangsregeling had gewijzigd, gezorgd voor het herstel van de situatie. We hebben dat niet gedaan op alle andere plaatsen waar men gewoon de correcte markering heeft aangebracht, met behoud van de geldende voorrangsregeling. Dat blijven we ook doen in de rest van Vlaanderen. We spreken hier over duizenden locaties. De dienstorder wordt verder uitgerold.
Er was een vraag naar de ergernis over het aantal werken. Ik ben daar mee schuldig aan. We hebben ongelooflijke investeringsbudgetten, heel veel werken en ik heb gevraagd om die in de mate van het mogelijke maximaal in de vakantiemaanden uit te voeren. Soms is dat inderdaad zo veel dat wanneer daar een kleinere andere partner tussenkomt, weze het de nutsmaatschappijen, weze het Infrabel of zo, dat voor problemen zorgt. Dat erken ik ten zeerste, ook al worden de werken altijd intern gecommuniceerd en meegedeeld. Men weet altijd wanneer en waar we bezig zijn.
Wat de relatie tussen AWV en de stad Leuven betreft, die is momenteel enigszins vertroebeld, niettegenstaande daar structureel overleg bestaat. Sommigen zien AWV in het Leuvense als de verlenging van de ministeriële almacht – was het maar zo – en dat leidt tot enige discussie.
Uw vraag naar de wettelijke basis, mijnheer Rzoska, is eigenlijk niet relevant. Het gaat hier over een geleiding en die heeft een aanwijzend karakter. Men heeft er geen juridische basis voor nodig. We hebben verschillende markeringen of zelfs borden in die zin die eigenlijk geen wettelijke basis hebben in de wegcode. Ik noem maar iets: de visgraatmarkering op de autosnelweg staat niet in de wegcode, en ook de fietssuggestiestroken, die we allemaal kennen – ze zijn nu okergeel – hebben eigenlijk geen wettelijke basis in de wegcode.
We vragen wel aan de Federale Regering, en dus aan federaal minister van Mobiliteit Bellot, om dat voor de duidelijkheid aan te brengen in de wegcode. Dat zit in de bulk van het ontwerp van KB waarmee men naar de regering wil. Opnieuw, dan start weer heel de discussie…
Ook de wijzigingen die de deelstaten aanbrengen aan de aspecten van de wegcode waarvoor zij bevoegd zijn, dat is een beperkt aantal, moeten ook worden meegenomen in dat KB. Ik ben daar absoluut geen voorstander van, want dat betekent: dat het ene niveau maar doet en voortgaat, want anders gaan we enkel vooruit op het tempo van de traagste. Ik heb wel met aandrang gevraagd om enkele aspecten die voor Vlaanderen zeer belangrijk zijn gewoon nu al, en waarover geen discussie is over de bevoegdheid, en waarvoor de federale overheid sowieso bevoegd is, zo snel mogelijk mee te nemen. Men heeft daar positief op gereageerd. Alleen de ‘next step’ of de concretisering van dat toegezegd engagement, daar kijken we nog naar uit.
Eigenlijk is dit irrelevant. Het is leuk om te hebben, maar eigenlijk is het niet nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.