Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het dalend aantal studenten verpleegkunde
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Volgens berekeningen van Verso zijn in de social profit de volgende 10 jaar jaarlijks 46.000 nieuwe medewerkers nodig. Die zijn nodig om oudere werknemers te vervangen, om uitbreidingsbeleid mogelijk te maken en de arbeidsduurverkorting wegens de VAP-dagen (vrijstelling van arbeidsprestaties) op te vangen. De uitdaging is zeer groot. Uiteraard zullen veel wegen moeten worden bewandeld: meer instroom van jongeren en de zijinstroom, een retentiebeleid om te vermijden dat mensen de sector verlaten, het gebruikmaken van innovatie zodat minder arbeidstijd verloren moet gaan aan zaken die via innovatie op een andere manier kunnen worden gerealiseerd, het verhogen van het arbeidsvolume enzovoort. Daarnaast zit er ook nog een belangrijk potentieel bij mensen met een migratieachtergrond. We moeten uitzoeken welke barrières zij vandaag ervaren bij het kiezen voor een job in de zorg en hoe we die barrières kunnen doorbreken.
Minister, daarom heb ik enkele vragen aan u. Gelet op de uitdaging om jaarlijks zoveel nieuwe medewerkers te vinden voor de social profit, welke extra maatregelen wilt u nemen om die nieuwe medewerkers te rekruteren? De methodiek van de elders verworven competenties wordt in de welzijnssector maar zeer beperkt gebruikt. Zult u hiervan gebruikmaken en voor welk type van medewerkers in welke sectoren? Hebt u daarover al overleg gepleegd met de minister van Werk? Mantelzorgers hebben door hun mantelzorg heel wat vaardigheden opgebouwd die nuttig kunnen zijn om via de methodiek van elders verworven competenties te leiden tot een diploma als zorgkundige of verzorgende. Zult u deze groep mensen op een of andere manier proberen te overtuigen om een job in de social profit na te streven? Zult u sensibiliseringsacties opzetten om deeltijds werkenden in de social profit ertoe aan te zetten hun arbeidsvolume te verhogen? Er zijn al inspanningen gedaan om mensen met een migratieachtergrond te werven voor een job in de zorg. Wordt ook nagegaan welke barrières zij ondervinden om te kiezen voor een studie en latere job in de zorgsector? Zo ja, wat zijn die dan? De vervanging in het kader van de VAP-dagen vergt heel wat extra vervangingen. Wordt een eventuele herziening van het systeem van de VAP-dagen met de werkgevers en de werknemers onderzocht?
De heer Bertels heeft het woord.
De collega heeft al de algemene nood toegelicht aan medewerkers in de social profit, in de zorgsectoren. Het is belangrijk dat we die medewerkers kunnen vinden, om de zorgkwaliteit te garanderen. Verder in mijn vraag zal ik me een beetje toespitsen op een deel van die zorgmedewerkers die nodig zijn, namelijk de verpleegkundigen.
Minister, u zult het immers ongetwijfeld ook wel hebben gelezen: op maandag 10 september lanceerde onze zorgambassadeur, Lon Holtzer, een oproep voor een “ethisch verantwoord migratiebeleid” inzake verpleegkundigen. Ik citeer haar letterlijk. De zorgambassadeur verwees daarbij naar het grote aantal openstaande vacatures voor verpleegkundigen bij VDAB. In juli waren dat er nog 1300. Ik neem aan dat met een ethisch verantwoord migratiebeleid dan ook wordt bedoeld dat men zal kijken naar de kwaliteit van de zorg die die verpleegkundigen van buiten ons land dan kunnen leveren. We hebben immers die discussie al gehad met betrekking tot sociale dumping in de thuiszorg. Ik neem aan dat we daar geen herhaling van wensen.
De woorden van de zorgambassadeur waren eigenlijk een beetje profetisch, want op donderdag 13 september kregen we dan ook nog het bericht dat er op basis van de inschrijvingscijfers tot dan in het hoger onderwijs een vijfde minder generatiestudenten is voor de opleiding verpleegkunde. Minder studenten kozen dus voor de opleiding verpleegkunde. Daarvoor verwees onder meer de Vlaamse overheid naar conjuncturele omstandigheden, maar ook de attractiviteit van de zorgberoepen is een terugkerend zeer. Dat denken wij toch. We hebben daarover in het verleden als eens van gedachten gewisseld, want ook vorig jaar was er een daling van het totale aantal studenten, met bijna 8 procent, volgens gegevens uit de Databank Hoger Onderwijs. Het is dus een feit, een gegeven dat we steeds meer beginnen zien dat het aantal studenten die kiezen voor een opleiding verpleegkunde, onvoldoende is om de vraag vanuit de arbeidsmarkt naar zorgprofessionals op te vangen. De situatie lijkt, attractiviteitscampagnes voor de zorgsector ten spijt, alleen maar precairder te worden. Ingrijpen is dus zeker noodzakelijk.
Minister, daarom de volgende vragen. Beaamt u, ondertussen eventueel met nieuwe cijfers, de berichtgeving van maandag 10 september en donderdag 13 september dat er op dit moment een tekort aan verpleegkundigen is en dat de inschrijvingsaantallen voor de professionele bachelor verpleegkunde lager liggen dan de vorige jaren, zodat er zich een tekort zou kunnen opstapelen? Hebt u cijfers omtrent de langetermijnvooruitzichten inzake de kloof tussen de vraag naar zorgprofessionals en het aanbod op de arbeidsmarkt? Bevestigt u de cijfers van Verso zoals die werden gegeven? Hoe evalueert u de zijinstroom in de zorgberoepen? Is dat niet iets waarop men vanuit het beleid meer moet inzetten? Hoe staat u tegenover het pleidooi van de zorgambassadeur om via een gericht migratiebeleid zorgprofessionals uit het buitenland aan te trekken? Op welke manier zult u, desgevallend in samenwerking met minister Muyters, die piste begeleiden en bijzondere maatregelen daarvoor nemen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, al sinds 2010 werken we onafgebroken aan de instroom van talent in de zorg- en welzijnssector. Zorgambassadeur Lon Holtzer heeft de afgelopen jaren al veel initiatieven genomen, en niet zonder resultaat: het aantal zorgkundigen is verdubbeld sinds 2010 en het aantal verpleegkundigen is gestegen met 25.000. Desalniettemin zullen de inspanningen moeten worden voortgezet en is de zorgambassadeur momenteel aan het werken aan een nieuw actieplan om, naast alle lopende acties, nog nieuwe acties uit te werken, zoals het uitwerken van een plan om een tweede carrière in de zorg- of welzijnssector mogelijk te maken, het promotie maken voor het beroep van zorgkundige, het samenwerken met de sectoren om de onvrijwillig deeltijdse arbeid in te tomen, opleiding en competentieontwikkeling zoals opgenomen in het jongste sociaal akkoord, het werken aan werkbaar werk in de ouderenzorg, het verder uitwerken van het subsidiariteitsbeginsel en meer zulke thema’s. Het is mijn bedoeling om dit actieplan 4.0 zo snel mogelijk aan de regering voor te leggen.
Collega Crevits heeft een budget vrijgemaakt voor pilootprojecten inzake het erkennen van verworven competenties. Die pilootprojecten kunnen een goede vertrekbasis creëren voor de uitvoering van het decreet en bijkomende praktijkervaringen aanleveren. De centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) worden opgeroepen om een traject inzake elders verworven competenties uit te werken. Voor zorg en welzijn is de keuze gevallen op een traject voor kindbegeleider baby’s en peuters en voor kindbegeleider schoolgaande jeugd, beide ook knelpuntberoepen in onze sector. Dit alles gebeurt uiteraard in overleg met de minister bevoegd voor het werk. We volgen op welke lessen we kunnen trekken uit die pilootprojecten om meer elders verworven competenties te kunnen toepassen bij de zijinstromers en de mantelzorgers. Wat uw vraag over de mantelzorg betreft, bevestig ik dus dat we daar zeker aandacht aan zullen besteden in het actieplan 4.0, en dat in het luik van het perspectief van een tweede carrière.
De problematiek van de deeltijds werkenden in de social profit is zeer ingewikkeld. Een groot deel van de mensen werkt bewust deeltijds om de job te combineren met het huishouden en de zorg voor de kinderen. Een deel werkt ook bewust deeltijds om daarbuiten te kunnen werken als zelfstandig zorgverlener. Een ander deel werkt onvrijwillig deeltijds, omdat de werkgever over voldoende mensen moet beschikken om de zorgcontinuïteit te blijven garanderen.
In het jongste sociaal akkoord, VIA 5 (Vlaams intersectoraal akkoord), is overeengekomen om voorrang te verlenen aan medewerkers die deeltijds in dienst zijn indien er een voltijdse vacature vrijkomt. Bij de toewijzing van een voltijdse betrekking en bij de toewijzing van beschikbare of bijkomende arbeidsuren wordt voorrang gegeven aan deeltijdse werknemers die reeds in dienst zijn, voor zover zij vragende partij zijn voor een voltijdse arbeidsovereenkomst of voor de verhoging van hun contractuele arbeidstijd, en voor zover zij voldoen aan de gestelde kwalificaties, competenties, organiseerbaarheid en beschikbaarheid. Het probleem blijft evenwel dat er niet veel voltijdse vacatures worden uitgeschreven voor bijvoorbeeld zorgkundigen. De problematiek van de deeltijdse arbeid zal moeten worden aangepakt in overleg met de sociale partners: zowel werknemers als werkgevers zullen hun inbreng moeten hebben in dit debat. Ook dit uiteraard deel uitmaken van het actieplan 4.0.
De barrières voor mensen met een migratieachtergrond zijn reeds eerder onderzocht en zijn verschillend van cultuur tot cultuur. Bij moslims wil de traditie dat zorg wordt opgenomen door familie. Daardoor wordt de zorgsector door een deel van de moslims niet als een volwaardige arbeidssector ervaren. Het geven van lichamelijke zorg aan mensen van een ander geslacht blijft, alhoewel niet verboden door de geloofsovertuiging, voor een deel ook een grote drempel, en ook de hoofddoek en het uniform zijn en blijven soms nog struikelstenen. Verder is er nog een grote weg af te leggen om alle mogelijke verschillende opleidingsvormen in zorg en welzijn bekend te maken bij de jongeren met een migratieachtergrond. Het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding (VIVO) heeft in navolging van het convenant gewerkt aan cultuursensitieve zorg, met onder andere een digitaal platform cultuursensitieve zorg, een expertisenetwerk inzake cultuursensitieve zorg en een trefdag voor arbeidsbemiddelaars over dit thema.
Het thema van de vervanging in het kader van de VAP-dagen werd tijdens de besprekingen over VIA 5 door de sociale partners niet opgeworpen. Ook vanuit de Vlaamse Regering werd het thema niet aangebracht. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er binnen de publieke sector nog verder wordt onderhandeld over de koopkrachtmaatregelen en andere intersectorale maatregelen. Tot op vandaag ben ik niet in kennis gesteld van initiatieven binnen de VIA-sectoren om het systeem van de VAP-dagen te herzien.
Mijnheer Bertels, wat uw eerste vraag betreft, het aantal vacatures voor verpleegkundigen en zorgkundigen stijgt momenteel opnieuw. Gezien de toenemende vergrijzing in de maatschappij en in de sector wijst die trend op een toenemend tekort aan verpleegkundigen. Het is nog te vroeg om te oordelen over de inschrijvingscijfers. Het zal afwachten zijn tot medio oktober, wanneer de uitslag van de telling van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) bekend is.
De langetermijnvooruitzichten tonen toenemende tekorten bij gelijkblijvend beleid. De zorg- en welzijnssector is een snel groeiende en grote arbeidsmarkt met een groot percentage 55-plussers. Die drie factoren maken dat een blijvende aandacht voor instroom, retentie, arbeids- en zorgorganisatie noodzakelijk is.
De zijinstromers in de zorgberoepen zijn wat mij betreft van kapitaal belang. Die mensen zijn van grote waarde in het zorgverleningsproces, gezien hun maturiteit en hun bewuste keuze voor de sector. Vanuit het beleid moeten we ervoor zorgen dat we mensen die kiezen voor een tweede carrière in zorg of welzijn, voldoende ondersteunen om de overstap te maken. De meeste zorgberoepen zijn diplomagerelateerd en vragen dus ook een langdurige opleiding. Dit is minder het geval in andere sectoren.
Uiteraard moet de kwaliteit van zorg altijd voorop blijven staan. Indien we in onze arbeidsmarkt onvoldoende menselijk kapitaal vinden, is het proactief goed om na te gaan waar in België, Europa en vervolgens buiten Europa er nog overtallen van verpleegkundigen zijn. De arbeidsmigratie moet echter ethisch verantwoord zijn, dus bijvoorbeeld niet uit een land dat zelf kampt met tekorten. De werknemers moeten worden tewerkgesteld onder gelijkwaardige omstandigheden en de kandidaten moeten beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse taal. Ik wil echter toch nog eens beklemtonen dat dit maar één punt is uit het actieplan, dat veel omvattender zal zijn dan alleen ethisch verantwoorde arbeidsmigratie. Globaal wil ik nog toevoegen dat een algemene aanpak van de problematiek nodig zal zijn, in samenwerking met diverse beleidsdomeinen zoals Werk en Onderwijs, en met de sociale partners. We zullen uiteraard ook bekijken hoe we dit gestructureerd overleg met deze betrokken partijen verder kunnen intensifiëren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u wel. Ik vind het heel positief dat u zegt dat mantelzorgers zeker en vast zullen worden meegenomen. Ik meen immers dat die heel wat vaardigheden hebben opgebouwd, en ik veronderstel toch ook dat heel wat mantelzorgers, zodra bijvoorbeeld de mantelzorg wegvalt, zich graag nog ergens inzetten. Ik denk dat er daar toch wel een zekere mogelijkheid ligt.
U zei ook dat u met minister Crevits hebt gesproken en dat zij pilootprojecten zal lanceren. Kunt u daar nog wat meer uitleg over geven? U had het over kindbegeleiders.
U zei dat er in het overleg over VIA 5 eigenlijk niet is gesproken over de VAP-dagen. Mijns inziens is dat toch wel iets dat zeker en vast ter sprake zou moeten komen. We horen heel wat zaken op de werkvloer. Die geven natuurlijk een moeilijkheid, enerzijds bij de oudere werknemers, maar anderzijds ook bij de jonge mensen, die vaak de vervangingen moeten doen voor de oudere werknemers, wat dan nog meer belasting geeft en vaak zorgt voor uitstroom. Ik denk dus dat die VAP-dagen toch wel zeker en vast ter sprake zullen komen.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u wel. Minister, dat er sinds 2010 een permanente aandacht voor is, is goed. We zullen een permanente aandacht moeten blijven hebben. Ik ben dan ook benieuwd naar het nieuwe actieplan 4.0 dat u aankondigt. Ik neem aan dat u in uw repliek straks nog zult zeggen wanneer we ongeveer mogen verwachten dat u dat naar de Vlaamse Regering brengt. Hopelijk wordt het ook daar goedgekeurd, met een aantal actiepunten zoals deze die u hebt vernoemd met betrekking tot migratie, tweede carrière en deeltijds en voltijds werk.
Zo wil ik het bruggetje maken naar mijn bijkomende vraag: meent u dat er inzake de aantrekkelijkheid van het beroep van verpleegkundige of zorgmedewerker in het algemeen ook nog maatregelen nodig zijn? Hebt u al een zicht op de IFIC-functieclassificaties (Instituut voor Functieclassificatie) die zullen worden ingevoerd op het terrein? Ik hoor daar immers heel wat gemor – ik zal het zo maar even zeggen – over, met al dan niet beroepen binnen de instellingen en beroepen op Vlaams niveau. Hetzelfde met betrekking tot de uitvoering van de VIA 5-maatregel waarnaar u hebt verwezen inzake deeltijds en voltijds werk. Hebt u er al een zicht op of dat lukt?
Dan heb ik nog een heel specifiek vraagje. Ik heb van u begrepen dat inzake de discussie over de VAP-dagen de sociale partners daar geen vragende partij voor waren bij de VIA 5-onderhandelingen, noch dat de Vlaamse Regering dat ter tafel heeft gebracht. Moet ik uit de vraagstelling van mevrouw Saeys echter begrijpen dat de Vlaamse Regering er nu over denkt om dat ter sprake te brengen in een nieuwe discussieronde met betrekking tot de VAP-dagen? Als dat opnieuw ter sprake wordt gebracht, hoe kadert u dat dan in het kader van de aantrekkelijkheid van het zorgberoep?
De heer Persyn heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de vraag. Het is een vraag die al regelmatig aan bod is gekomen, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. Collega Taelman en ikzelf hebben al een aantal keren vragen gesteld. De minister van Werk is een aantal keren vernoemd. Jullie weten dat minister Muyters initiatieven neemt voor een gecontroleerde arbeidsmigratie, maar wel volgens een concentrische aanpak. Eerst gaat men in België kijken. Over de taalgrens zijn er heel veel mensen die zonder werk zitten, terwijl er hier heel veel openstaande vacatures zijn. Ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is er met name bij de jongere generaties heel veel werkloosheid, dus laten we eerst daar activeren. Ik durf zeggen dat ik in mijn privésfeer nogal wat goede ervaringen heb met voornamelijk mensen uit sub-Saharaans Afrika, die enorm gegeerd zijn op de arbeidsmarkt in de zorgsector, die zich heel snel aanpassen. Een groot probleem blijft natuurlijk de taal. Dat is ook in onze discussies al een paar keren als een essentieel onderdeel van kwaliteitszorg aan bod gekomen. Dus, of ze nu uit Wallonië of uit Brussel komen – ik heb Canada horen vernoemen, en Australië –, essentieel is natuurlijk wel dat de zorgverstrekkers de taal goed onder de knie hebben en een correcte conversatie kunnen voeren met mensen die zorgbehoevend zijn, die vaak op dat moment extra nood hebben, die zich – vergeef me de expressie – op dat moment een beetje regressief opstellen en zeker problemen hebben met taalbarrières. Ze moeten echt in hun eigen moedertaal kunnen worden geholpen.
Minister, ik vind het ook belangrijk dat we in de ethische discussie toch ook het respect voor de landen van herkomst meenemen. U hebt dat terecht gedaan. Ik heb in dergelijke landen gewerkt. Daar is dus al decennialang een enorme braindrain aan de gang, in het bijzonder in de zorgsector.
Landen als Malawi hebben een retentie van amper 1 procent van de artsen die ze hebben opgeleid. De rest zit in de Engelstalige wereld, in de Commonwealth. Maar datzelfde geldt voor verpleegkundigen. Spijtig genoeg moeten die mensen hier dan vaak onder hun niveau aan de slag. Ik wil dus toch een beetje voorbehoud maken bij al te enthousiaste verhalen over het weghalen van personeel elders. Misschien is er in de Filippijnen een overschot, maar daar heerst dan opnieuw het probleem van de taalbarrière. Ze spreken Engels of Spaans, maar het is toch nog een hele kloof naar het Nederlands.
Ik wil er ook op wijzen dat er bijvoorbeeld in Spanje nog altijd een jeugdwerkloosheid is van bijna 40 procent. 80 procent van de mensen onder de 30 jaar woont daar bij de ouders. Dat is een EU-land, collega's. Ik zou het dus veeleer dichter bij huis gaan zoeken. Maar ook daar is er die taalbarrière.
Aandacht voor de zijinstroom vind ik heel belangrijk. Wij komen heel geregeld op de werkvloer – alle commissieleden, denk ik – en niet zelden zien we mensen in de zorg, maar ook in kaderfuncties in de zorg, met heel nuttige competenties vanuit hun vorige werkveld, vaak na een levensevent of na een nieuwe wending in de privésfeer. Zij komen daar terecht en maken zich daar heel gedienstig. Idem voor mantelzorgers.
Tot slot is er de aantrekkelijkheid van het beroep. Het beroep krijgt in de media nogal een negatieve exposure. We gaan bepaalde reportages niet in herinnering brengen, maar continu wordt er toch wel een beetje aan negatieve sfeerschepping gedaan. U had voor de zomer met uw collega Crevits die ‘escape rooms’ gelanceerd, minister. Het is misschien nog wat vroeg, en u hebt zelf aangegeven dat er nog andere zaken in de pipeline zitten, maar kunt u daar kort al een eerste echo over geven? Hebt u de indruk dat dat meer jonge mensen warm kan maken voor een carrière in de zorg?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Van dat laatste heb ik geen cijfers, maar ik weet wel dat het aantal aanvragen om dat te mogen plaatsen en daarmee aan de slag te gaan, groter was dan de capaciteit die daarvoor beschikbaar was. Het was natuurlijk de bedoeling om op een wat ludieke manier jongeren iets te laten ervaren, maar hen tegelijkertijd ook in contact te brengen met ambassadeurs uit de opleidingen zelf. Ik heb het evaluatieverslag van dat project zeker nog niet bij mij gezien.
Mijnheer Bertels, wat betreft die IFIC-kwestie, denk ik dat men dat in de geregionaliseerde sectoren in de loop van volgend jaar implementeert. Het sociaal akkoord dat is afgesloten, dat federaal is afgesloten en dat op het vlak van de Vlaamse Gemeenschap is afgesloten, is natuurlijk het kader waarin wij werken voor de duur van dat akkoord. Ik ben niet echt van plan om dat voortdurend in vraag te stellen. Ik heb ook niet de indruk dat iemand die daarbij betrokken is, dat wil. En wat ik u gezegd heb over die VAP-dagen, dat is de context waarin we nu de implementatie van dat akkoord uitvoeren.
Ik ben het helemaal eens met de heer Persyn. Ik verwacht ook niet alle heil van arbeidsmigratie, in alle eerlijkheid. Er is de ethische afweging dat we het niet kunnen maken om mensen naar hier te laten komen die in hun eigen regio zelf broodnodig zijn. Ik ben het er ook mee eens dat taal wel essentieel is. Ik denk dat het een piste is, maar, zonder dat ik dat nu op papier heb gehad, heb ik toch een aantal gesprekken gehad waaruit ik kon afleiden dat er in het verleden een aantal initiatieven van VDAB geweest zijn, onder meer ten aanzien van Spanje, en dat dan blijkt dat die mensen wel naar hier komen, maar dat ze, als het opportune moment daar is, weer naar Spanje vertrekken en met de competenties die ze hier geleerd hebben, ook daar aan de slag gaan. Ik ben dus ook niet zo overtuigd dat we daar nu alle heil van moeten verwachten. Maar ik denk wel dat de uitdaging van die omvang is dat we alle pistes onder ogen moeten nemen. De piste waar ik zelf, los van de instroompiste, van denk dat we het meest moeten innoveren en die, wat mij betreft, de meeste mogelijkheden biedt, is de zijinstroom. Ik ben er echt van overtuigd dat in de zorgsector de attitudes en de levenservaring van mensen een heel belangrijke opportuniteit zijn.
Dan kom ik terug bij de vraag van mevrouw Saeys over de elders verworven competenties. De grote moeilijkheid voor onze sector is dat die zeer diplomagedreven is. Als je voor heftruckchauffeur gaat, dan kun je een bekwaamheidsattest hebben en kun je daar wel je weg mee vinden. Maar bij ons is dan de vraag in welke mate dat een diplomavereiste kan substitueren of gedeeltelijk kan substitueren.
Zolang dat dan nog gaat over diploma's en toegangen van diplomahouders tot de Vlaamse erkende sectoren – vandaar de experimenten in de sectoren van de kinderopvang – is dat misschien nog wel onder ogen te nemen, maar als het natuurlijk gaat over KB 78-beroepen, wordt het al een wat complexer verhaal.
Ik begrijp de situatie als volgt. Er is een decreet, en op basis daarvan uitvoeringsbesluiten en een oproep om een aantal concrete modellen te hebben om te zien hoe wij met die EVC’s kunnen omgaan. In onze sectoren wordt er gedacht aan kindbegeleiders, baby’s en peuters en schoolgaande jeugd als sectoren waarin we kunnen kijken hoe we kunnen werken met het attesteren van elders verworven competenties.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben blij dat de minister het zelf aanhaalt. Ik denk inderdaad ook dat er via die elders verworven competenties toch nog een hele markt van mensen is die we zouden kunnen overtuigen om tot die zorgsector toe te treden. Ondanks het KB 78 moeten we toch zoeken naar oplossingen om te proberen zo veel mogelijk mensen via die weg naar de zorg toe te leiden.
De heer Bertels heeft het woord.
We kijken met belangstelling en met een goed oog uit naar het nieuwe actieplan. De minister verwijst naar de zijinstromers. Daar is, denk ik, nog een potentieel. Maar we moeten daar dan wel aan werken, want de zijinstromers zijn nu nog te klein in aantal. Laat ons hopen dat met het actieplan 4.0 er een verhoging kan komen van het aantal zijinstromers.
Ik heb het hier al eens gezegd: we gaan ooit eens moeten werken aan het KB 78, want anders blijven we dweilen met de kraan open voor een aantal beroepen. Maar dat moeten we doen met onze federale collega's. We gaan dat zeker moeten doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.