Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, met dit thema kunnen we een volledige commissievergadering vullen, maar we zullen ons nu tot een vraag om uitleg beperken.
Tegen het einde van 2018 verwacht de Europese Commissie van elke lidstaat een afgewerkt energie- en klimaatplan. Dat plan moet de vertaling van de Europese doelstellingen vormen. Dat is bekend.
Minister, concreet zou een dergelijk plan een antwoord moeten geven op de vraag hoe Vlaanderen zijn CO2-uitstoot tegen 2030 met 35 procent zal verminderen. Het is duidelijk dat iedereen in elke sector zijn duit in het zakje zal moeten doen. Dat zijn woorden die u zelf in de mond hebt genomen bij de voorstelling van het plan. Tot nu toe laat de praktijk echter iets anders zien.
Veel van wat in het plan staat beschreven, moet nog verder worden uitgewerkt. Dat is natuurlijk eigen aan een plan, maar de specifieke implementatietrajecten en de maatregelen zullen deels de komende jaren vorm moeten krijgen. Kunt u toelichten hoe de implementatietrajecten de komende jaren op het spoor zullen worden gezet? Hier zal het plan immers mee staan of vallen.
Wat de CO2-uitstoot betreft, zijn er een aantal hardnekkige sectoren, zoals de transportsector. In het plan staat te lezen dat het vrachtvervoer op de weg zal worden ontzien. De CO2-uitstoot mag nog groeien. Terwijl het aantal gereden voertuigkilometers voor personenwagens en bestelwagens met 12 procent moet krimpen, wordt voor vrachtwagens enkel voorzien in een beperking van de toename. Dit betekent dat het aantal vrachtwagenkilometers nog met 14 procent mag toenemen. Bovendien zal volgens u in 2030 slechts 5 procent van de vrachtwagens op onze wegen koolstofarm zijn. De elektrische trucks zijn nochtans in volle ontwikkeling. Volvo Gent wil ze vanaf 2019 verkopen. Dat is niet ver meer. Hoe rijmt u de groei van het aantal vrachtwagenkilometers en de beperkte doelstelling inzake koolstofarme vrachtwagens met de zogenaamd ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Vlaamse Regering?
In het landbouwhoofdstuk van het plan staat geen enkele doelstelling te lezen in verband met de afbouw van de veestapel. Dat is een beetje cynisch want net de landbouw heeft een unieke band met het klimaat. Tegelijkertijd is de landbouw verantwoordelijk voor heel wat CO2-uitstoot. Hoe rijmt u dit met de zogenaamd ambitieuze klimaatdoelstellingen van de Vlaamse Regering?
Veel passages in het plan blijven vaag. Zo is het niet duidelijk of de Vlaamse overheid al dan niet bereid is de keuze te volgen voor een klimaatfiscaliteit, de zogenaamde CO2-taks die minister Marghem heeft voorgesteld. Hij heeft hierover al een aantal studiedagen georganiseerd. Kunt u ons meer duidelijkheid verschaffen over het standpunt van de Vlaamse Regering ter zake?
Tegen het eind van dit jaar moet elke Europese lidstaat de Europese Commissie een afgewerkt energie- en klimaatplan voorleggen dat de Europese doelstellingen moet vertalen. Kunt u het verdere traject naar het eind van het jaar toelichten?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, het is een ambitieus plan. We stellen tegen 2030 een reductie van de broeikasgasemissies voor van 35 procent ten opzichte van 2005. In het Vlaams Klimaatbeleidsplan vertalen we dit naar inspanningen per sector. Indien dat nodig is, worden ook een aantal subdoelstellingen geformuleerd.
Voor een aantal sectoren is het traject al meer uitgewerkt. We denken dan op lange termijn al aan 2050. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om het Renovatiepact, om het aangekondigd mobiliteitsplan voor Vlaanderen en om het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
We zijn er ons van bewust dat de implementatietrajecten en de verdere uitwerking uiteraard belangrijk zijn. Het gaat hier ook om een ontwerpplan. Uiteraard loopt het traject verder. De Europese Commissie vraagt tegen eind 2018 een ontwerpplan in te dienen. Elk beleidsdomein en elk bestuursniveau zal nu de uitvoering hiervan op zich moeten nemen.
Ik wil allereerst stellen dat de globale reductiedoelstelling voor de transportsector in het plan 27 procent bedraagt. Dat is een grote uitdaging waar we met zijn allen voor moeten gaan.
Ik heb vandaag het gevoel dat ik in de commissie Mobiliteit zit. Ik heb het hier al moeten hebben over de kilometerheffing en de vrachtwagenkilometers. Dat zijn allemaal zaken die hier aan bod komen. De bevoegde minister zal uiteraard graag een gedetailleerde uitleg geven. Ik heb al verklaard hoe de aanname van de toename van de vrachtwagenkilometers tot stand is gekomen. Als het business-as-usual was gebleven, zou de toename nog hoger zijn. We hebben dit afgetopt.
De uitstoot moet naar beneden, maar uiteraard hebben we met betrekking tot transport en mobiliteit nog een grote uitdaging. De werkzaamheden van het modusneutraal platform Multimodaal.Vlaanderen vormen een goed voorbeeld van de wijze waarop we kunnen sensibiliseren, informeren en bedrijven begeleiden. Wat vrachtwagens betreft, stelt de Vlaamse Regering nu al subsidies ter beschikking aan de bedrijven die op een motor met compressed natural gas (CNG) overschakelen. De bevoegde minister kan hier uiteraard veel meer over vertellen.
Ook wat de landbouw betreft, moeten we de emissies uiteraard verminderen. De landbouwsector wil en zal bijdragen aan die vermindering van de emissies. Er is wel degelijk een reductiedoelstelling voor de emissies van de landbouwsector opgenomen, namelijk 26 procent ten opzichte van 2005.
Er wordt een specifieke doelstelling opgenomen met betrekking tot de etherische emissies en de emissies ten gevolge van mestbeheer. Het gaat respectievelijk om reducties met 19 procent en 21 procent ten opzichte van 2005. Voor een sector waarin de emissies grotendeels uit biologische, dierlijke processen voortkomen, zijn dat zeer ambitieuze percentages. De meer evidente en kostenefficiënte oplossingen zijn immers minder voorhanden. De sector moet tegen het midden van 2019 een charter onderschrijven met betrekking tot deze door de Vlaamse Regering vastgestelde taakstelling. De bedoeling is dat de agrovoedingsketen, wat we niet louter tot de primaire sector zelf beperken, bottom-up aangeeft hoe die taakstelling concreet zal worden gerealiseerd.
Een koolstoftaks is een fiscaal instrument met een potentieel significant sturende impact voor de verschillende sectoren buiten het Emissions Trading System (ETS), zoals gebouwen, transport, industrie en landbouw. Zoals in het ontwerp van klimaatplan is aangegeven, is het essentieel de kostprijs meer in lijn te brengen met de klimaatvriendelijkheid van de energiebronnen. Dit is vooral essentieel voor de gebouwensector. We zullen, samen met de bevoegde federale en gewestelijke overheidsdiensten, een concreet plan voor een klimaatvriendelijke energiefiscaliteit uitwerken.
Ik zal de verdere stappen overlopen. In de Nationale Klimaatcommissie en tijdens het energieoverleg is een werkmethodologie vastgelegd om tot een ontwerp van een Belgisch nationaal energie- en klimaatplan te komen. De eerste belangrijke stap is dat alle gewestelijke entiteiten in juli 2018 hun input hebben gegeven. Wij hebben dat ook gedaan. Op dit ogenblik wordt dit tot een Belgisch plan geïntegreerd. Er wordt natuurlijk op toegezien dat de vereisten in de recente verordening inzake governance worden gerespecteerd. Tegen het begin van oktober 2018 zal deze administratieve werkgroep de eerste ontwerpteksten aan de Nationale Klimaatcommissie bezorgen. Na goedkeuring zal dit Belgisch nationaal energie- en klimaatplan uiterlijk tegen einde 2018 aan de Europese Commissie worden genotificeerd. Onze bijdragen voor het klimaat, ook op het vlak van energie, waarover we het nu niet hebben gehad, worden mee in dat Belgisch plan geïntegreerd.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik begrijp natuurlijk dat we vanuit een plan moeten vertrekken om dan verder te implementeren. Dat lijkt me logisch. Het is de normale gang van zaken. Waar ik me wat zorgen om maak, is dat we met de plannen waar u naar hebt verwezen, zoals het Renovatiepact, dat in se ook een plan met een implementatie is, of het plan dat voor zero-emissievoertuigen moet zorgen, helemaal niet op schema zitten. Wat het Renovatiepact betreft, kunt u nog zeggen dat we dit niet kunnen weten omdat er geen tussentijdse doelstellingen zijn. Dat maakt het natuurlijk gemakkelijk om iets niet te kunnen weten. We zien alleszins dat er op dat vlak een aantal one-shots en goede voorbeelden zijn, maar wat de systeembenadering betreft, staan we voor ons gebouwenpatrimonium helemaal niet ver.
Ik maak me zorgen om de implementatie van het plan, vooral omdat de broeikasgasemissies in Vlaanderen al vier keer op rij zijn gestegen. Eigenlijk hebben we tussen 2005 en 2016 nauwelijks een CO2-reductie kunnen realiseren. Zal dit plan volstaan om tegen 2030 35 procent te halen? Ik vermeld nog even dat er in Nederland een Klimaatwet is waarmee de Nederlandse overheid naar een reductie met 49 procent wil gaan.
Ik hoop dat we samen met dit plan ook ons ambitieniveau en onze houding tijdens de Europese vergaderingen over het klimaat zullen bijstellen. De vorige keer heeft België zich nogal weigerachtig opgesteld om de Europese klimaatdoelstellingen voor 2030 wat ambitieuzer te maken. Naar ik heb gehoord en gelezen, zou dat onder Vlaamse druk zijn gebeurd. Er had eerst een impactstudie moeten komen.
Halverwege juli 2018 hebben we in verschillende parlementen een voorstel van resolutie opgesteld waarin we vragen dat Vlaanderen en België zich als promotor en aanjager van het Europees klimaatbeleid zouden opwerpen. Bent u bereid die rol mee op u te nemen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u hebt gesproken over een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met 35 procent tegen 2030. Dat is natuurlijk niet gering. Indien ik het goed begrepen, gaat het om 47,4 procent voor de afvalsector, om 48,4 procent voor de industrie, wat de vraag oproept of dit wel realistisch is want daar gaat nog eens bijna de helft af, om 26,7 procent voor de landbouw, waarvoor ik weinig onderbouwing zie, om 40 procent voor de gebouwen, wat gedeeltelijk wordt onderbouwd, en om 29,5 procent voor de transportsector. Eigenlijk zien we dat van de industrie de grootste inspanning en van de landbouw de kleinste inspanning wordt gevraagd. Op dat vlak ben ik het eens met de vorige spreker, die zich afvraagt hoe dat moet gebeuren. Tussen 2005 en 2016 hebben we met betrekking tot de landbouwsector geen significante reductie gezien. De vraag rijst of we hier wel iets aan kunnen doen zonder het taboe inzake de vermindering van onze veestapel te doorbreken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ik denk dat dit zeer ambitieus is. Wat de industrie betreft, wil ik toch even nuanceren. Hier gaat het enkel om de gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen), maar er is natuurlijk nog een groot onderdeel inzake energie in de industrie. Dat wordt een beetje als bijkomstig opzijgeschoven, maar er is natuurlijk nog heel veel potentieel om daar veel werk te verrichten.
Alle sectoren moeten inspanningen leveren. Dat wordt gemonitord en geen enkele sector wordt gespaard. Elk beleidsdomein zal zware inspanningen moeten leveren om de doelstellingen te halen die nu op tafel liggen. Indien we merken dat bepaalde sectoren het niet halen, zullen we bijsturen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik ben vooral geïnteresseerd in de concrete implementatie en in de evaluatie en bijsturing van het een en het ander. Met betrekking tot de plannen die ik net heb vermeld, zoals het Renovatiepact of het plan inzake de zero-emissievoertuigen, heb ik gemerkt dat de doelstellingen jaar na jaar niet worden gehaald. De bijsturing blijft echter gedeeltelijk achterwege. Plannen schrijven is een zaak, maar de plannen onderbouwen, is een andere zaak en de plannen realiseren, is nog wat anders. Indien we merken dat iets niet wordt gehaald, moeten we echt voor een goede monitoring- en evaluatieprocedure zorgen. We moeten snel en kordaat kunnen bijsturen.
We hebben hierover het laatste nog niet gezegd. We zullen hier de komende maanden nog wel wat tijd aan besteden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.