Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, begin dit jaar was er de visienota van de SERV getiteld ‘De transitie naar een digitale samenleving. Aanzet voor een integrale beleidsagenda’, met vijftig bouwstenen verdeeld over zeven thema’s of werven, die onder meer betrekking hebben op digitalisering, de ontwikkeling van toekomstgerichte competenties en de zorg voor een goed functionerende arbeidsmarkt. In het verlengde daarvan volgde op 4 juli een actieplan, dat een antwoord moet bieden op de dringende noodzaak om werkzoekenden in Vlaanderen bij te scholen qua digitale kennis en vaardigheden.
Dat is een noodzakelijke voorwaarde om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het actieplan bevat ook een appèl aan de Vlaamse minister-president omdat elk beleidsdomein een digitale agenda nodig heeft en hij die moet coördineren. Wat werk betreft, moeten loopbanen toekomstgericht vorm krijgen, zodat er wordt gezorgd voor vlotte en duurzame loopbaantransities en zodat talent wordt ontwikkeld, aangetrokken en behouden.
De wisselwerking tussen onderwijs en werk zal geïntensiveerd moeten worden. Om leerlingen digitaal vaardig te maken, moeten leerkrachten ook mee zijn met de moderne technieken. Ook bedrijven moeten hun werknemers aansporen om zich digitaal bij te scholen. De hervorming van de opleidingsincentives zal alvast bijdragen tot het opkrikken van de digitale vaardigheden.
Minister, hoe evalueert u het actieplan digitale versnelling van de SERV? Zult u in overleg treden met de sociale partners om na te gaan in hoeverre dit kan worden gerealiseerd?
Welke concrete opvolging zult u geven aan de aanbevelingen die daarin worden geformuleerd, zeer in het bijzonder dan de aanbevelingen over de arbeidsmarkt en elders verworven competenties?
Welke initiatieven worden hiervoor verwacht van VDAB?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Talpe, de SERV heeft effectief een gedegen werkstuk afgeleverd. Ik heb alle 107 aanbevelingen persoonlijk doorgenomen. Ik had namelijk verwacht dat hierover een actuele vraag gesteld zou worden en er is meestal niet veel tijd om die voor te bereiden. Ik had die ochtend een uurtje tijd en heb het plan helemaal doorgenomen.
De sociale partners wijzen er terecht op dat digitalisering een belangrijke hefboom is voor de welvaart in Vlaanderen. Daarom maak ik daar binnen mijn beleidsdomein al langer dan vandaag een topprioriteit van. Heel wat aanbevelingen binnen mijn beleidsdomein zijn dan ook al uitgevoerd, zijn we aan het uitvoeren of hebben we gepland. In die zin sluiten de voorstellen van de sociale partners nauw aan bij mijn beleid. Ik ben wel blij dat ze op zo’n geaggregeerde en totale wijze werden opgelijst. Ik sta dan ook helemaal open, zoals altijd, voor goede ideeën en dialoog.
Er zijn voorstellen gericht aan mij, aan collega Crevits, aan collega Tommelein, aan collega Homans, aan collega Vandeurzen en aan de minister-president, bevoegd voor het internationaal ondernemen. Ik dacht dat 1 van de 107 aanbeveling zelfs bedoeld was voor collega Weyts. Ik denk dat het daarom goed is dat met de minister-president werd afgesproken dat hij de SERV zal uitnodigen, waarbij ik zeker betrokken zal worden en wellicht ook een aantal collega-ministers.
Wat uw specifieke vraag over de aanbevelingen betreft, beperk ik me tot het beleidsdomein Werk. Zoals gezegd, heb ik de werkzaamheden van de SERV niet afgewacht. Ik had aan mijn administratie gevraagd om, op basis van een Europees kader met aanbevelingen over digitalisering, een eerste oefening te maken over acties die we momenteel al nemen omtrent digitalisering binnen het beleidsdomein Werk. Ik had ook gevraagd welke eventuele hiaten er waren en op die manier een oefening te maken over wat er nog kan gebeuren. Die oefening wordt momenteel afgerond. We zullen daar uiteraard ook de aanbevelingen van de SERV in meenemen.
Uit een eerste screening door mij en mijn kabinet blijkt dat van de 34 aanbevelingen die, geheel of gedeeltelijk, een link hebben met Werk, er slechts 3 of 4 momenteel nog niet in uitvoering zijn. De andere acties zijn in uitvoering of zijn gepland.
Ik kan hier niet alle 34 aanbevelingen bespreken – dat zou er wat over zijn – maar wil er wel snel een tiental aanhalen. De aanbevelingen over de opleidingsincentives zitten allemaal in het Guldensporenakkoord van 11 juli vorig jaar. Dat lijkt me ook logisch.
Men spreekt over de sectorconvenanten. In de huidige generatie sectorconvenanten zijn er niet minder dan 27 sectoren waarin digitalisering al meegenomen is. In elke sector – en dat was een verplichting – is er ook een oefening gepland rond de competenties van de toekomst in die sector. Daarmee lopen we voorop, want er wordt gevraagd om het in de volgende sectorconvenant op te nemen, terwijl het eigenlijk al in de huidige sectorconvenant staat.
Er zijn bij de speerpuntclusters en onze innovatieve bedrijfsnetwerken ook elf projecten over competentieprognose. Dat is een belangrijk element uit de aanbevelingen van de SERV. Zowel VDAB als SYNTRA neemt vandaag al heel wat acties om hun opleidingsaanbod flexibel aan te passen aan de competentienoden van vandaag en morgen. SYNTRA Vlaanderen zet bijvoorbeeld sterk in op de digitalisering van duale leeromgevingen. Zo wordt al ingespeeld op 1 van die 107 aanbevelingen.
Via het aanbod van werkplekleren moedigt VDAB werkgevers aan om opleidingen aan te bieden op hun werkvloer, ook voor ICT profielen. We hebben het STEM-actieplan, waarover ook gesproken wordt. Er is ondertussen de principiële goedkeuring van het ontwerp van decreet Elders Verworven Competenties (EVC), waar de SERV ook naar vraagt. Met de sociale partners ben ik, zoals gezegd, ook bezig met het actieplan Werkbaar Werk. Ook daar is digitalistering een hefboom die we meenemen.
De lijst van acties is dus lang. De inspanningen zullen onverminderd worden voortgezet. De gevraagde hogere versnelling kunnen we als overheid niet alleen bereiken. De sociale partners zullen ook de handschoen moeten opnemen. De uitdagingen die digitalisering met zich zal meebrengen moeten we aanpakken in een gedeelde verantwoordelijkheid. De minister-president – en ik ondersteun dat helemaal – heeft het bedrijfsleven en de werkgevers opgeroepen om gebruik te maken van alle instrumenten die Vlaanderen aanbiedt en vooral om medewerkers in deze snel veranderende tijden levenslang bij te scholen.
Samengevat: ik denk dat dit zijn waarde heeft en dat er heel veel en goed werk is geleverd door de sociale partners. Ik ben heel blij dat we al een aanzet hadden gegeven voor de meeste van de maatregelen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, u kunt blijkbaar heel snel lezen. 100 bladzijden op een uurtje, dat lijkt me een elders verworven competentie, waarmee u misschien nog aan de slag kunt. (Gelach)
Ik ben blij dat u al aan de slag bent gegaan met de acties. Ik had ook niet anders verwacht. Ik was ook wat verrast door het actieplan, niet door de inhoud – want we staan allemaal achter de digitalisering –, maar wel door de timing ervan. We zijn met allerlei zaken bezig. We hebben duaal leren en ook de omvorming van het opleidingsverlof. En toen kwam dat actieplan. Maar goed, ik ben blij dat we daar volop aan zullen meewerken.
U hebt ook gelijk: het is een gedeelde verantwoordelijkheid. De minister-president had inderdaad gewezen op de rol van de werkgevers en de mogelijkheid om met de kmo-portefeuille ter zake te werken. Ik wilde niet ingaan op de details, maar vooral uw eerste indruk en standpuntbepaling horen en het feit dat u enthousiast het actieplan ter hand neemt. Ik dank u.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag om uitleg ingediend, maar dan aan de minister-president. Want zoals de minister zelf aangeeft, gaat het actieplan natuurlijk veel ruimer dan louter de instrumenten rond werk. Ik denk dat we de SERV in dat verband eens kunnen uitnodigen, om hun toelichting te geven bij wat er allemaal werd ontwikkeld. Want zoals de minister zelf aangaf, denk ik dat ze veel zaken voorstellen die al zijn uitgerold. Misschien werken er daar een aantal nieuwe mensen die de zaken nog wat moeten leren kennen.
Vooral op het vlak van onderwijs, zeker op lange termijn, hebben we wel nog wat te gaan. Want programmeren enzovoort – dat stond ook in het actieplan van de SERV – zouden kinderen eigenlijk al in het lager onderwijs moeten kunnen aanleren. Leren coderen is even belangrijk als het aanleren van een taal. Het is eigenlijk bijna als een moedertaal die je moet kunnen aanleren. Daar hebben we volgens mij nog wel wat marge. En daar zitten volgens mij ook de verdiensten van het SERV-advies. Ik denk dat we dat in een bredere groep moeten bekijken, zeker hier in het parlement. Want de digitale voorsprong is toch vrij cruciaal voor onze economie. Als klein, beweeglijk, wendbaar Vlaanderen moeten we dat toch kunnen behouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.