Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Omdat mevrouw Segers stemproblemen heeft, zal haar medewerkster de vraag om uitleg namens haar voorlezen.
Voorzitter, uit de bespreking van het jaarverslag 2017 tijdens de vergadering van de commissie Media op 21 juni 2018 is gebleken dat de VRT er, ondanks de opgelegde besparingen, goed in slaagt stand te houden in een ten gevolge van de digitalisering fundamenteel veranderd medialandschap. Bovendien zijn nagenoeg alle in de beheersovereenkomst 2016-2020 vastgelegde benchmarks behaald.
Zo moest de VRT in 2016 minstens 15 procent van haar totale inkomsten aan externe producties besteden. Dit aandeel moet tegen 2020 tot minimaal 18,25 procent evolueren. De openbare omroep zit op dit vlak reeds op schema. In 2017 is reeds 19,87 van de totale inkomsten in de Vlaamse productie- en facilitaire sector geïnvesteerd. In 2016 was dit 18,89 procent. In absolute cijfers gaat het om 64,5 miljoen euro voor de Vlaamse productiesector, ten opzichte van 59,2 miljoen euro in 2016 en om 16,5 miljoen euro voor de Vlaamse facilitaire sector, ten opzichte van 16,4 miljoen euro in 2016. De investeringen in de productiesector zijn ten opzichte van 2016 met 5,3 procent of met bijna 10 miljoen euro gestegen.
Minister, met het opleggen van een streefcijfer inzake de investeringen in externe producties had u een versterking van de Vlaamse productiesector voor ogen. De beroepsvereniging Vlaamse Onafhankelijke Film- en Televisieproducenten (VOFTP) plaatst echter kritische kanttekeningen bij de impact van de maatregel. Zo heeft mevrouw Jacobs, de gedelegeerd bestuurder van VOFTP, gesteld dat de situatie van de productiehuizen en facilitaire bedrijven “zeker niet substantieel verbeterd is tegenover vijf jaar geleden”. Bovendien worden de cijfers van de VRT omtrent de investeringen in externe producties nog steeds in vraag gesteld. Voor 2016 maakt de VRT gewag van 59,2 miljoen euro aan externe producties, maar de cijfers van VOFTP zouden lager liggen. Bij de koepelfederatie van facilitaire bedrijven valt dan weer te horen dat “men van boekjaar tot boekjaar leeft, van btw-aangifte tot btw-aangifte”.
De consensus is dat verdere besparingen in de sector, waarbij wordt verwezen naar de maatregelen die de VRT zou treffen om de niet-indexering van de werkingsmiddelen op te vangen, namelijk de schrapping van een aantal fictiereeksen, een ramp zou zijn. Ik zou u hierover dan ook een paar vragen willen stellen.
Op welke manier plant u de impact te evalueren van de streefcijfers in de beheersovereenkomst met de VRT met betrekking tot de investeringen in externe producties en facilitaire bedrijven?
Heeft recent overleg plaatsgevonden of plant u verder overleg met de koepelorganisaties van productiehuizen en facilitaire bedrijven over de precaire toestand van de sector? Zo ja, wat is het resultaat van dat overleg?
Hoe evalueert u de cijfers van VOFTP die zouden aantonen dat de reële bestedingen van de VRT aan externe producties lager zouden liggen dat de cijfers die in het jaarverslag zijn opgenomen? Aan weke factoren valt de discrepantie tussen de cijfers te wijten?
Hoe staat het met de onderhandelingen tussen de VRT en de productiesector over de actualisering van het coproductiebeleid voor het fictiegenre? Dit proces is meer dan een jaar geleden geïnitieerd, maar is blijkbaar nog steeds niet afgerond. Wat zijn de belangrijkste hindernissen om tot een akkoord te komen?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, de VRT rapporteert, conform de beheersovereenkomst jaarlijks over de concrete bestedingen in de productiesector. Onder strategische doelstelling 6.1 ‘De VRT als hefboom voor een sterke audiovisuele sector en een opkomende digitale, creatieve sector in Vlaanderen’ stelt de beheersovereenkomst dat de VRT vanaf 2016 minimaal 15 procent van haar totale inkomsten aan externe producties moet besteden. Dit moet tegen 2020 tot minimaal 18,25 procent evolueren.
Het Mediadecreet en de beheersovereenkomst bepalen dat de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) inhoudelijk toezicht uitoefent op de naleving van de beheersovereenkomst door de VRT. In het rapport over het rapporteringsjaar 2017, dat hier vorige maand al is toegelicht, heeft de VRM aangegeven dat de VRT die maatstaf wel degelijk heeft behaald. In 2017 heeft de VRT 19,87 procent van de totale inkomsten in de Vlaamse productie- en facilitaire sector besteed. In absolute getallen gaat het om 64,5 miljoen euro voor de productiesector en 16,5 miljoen euro voor de facilitaire sector. Door de uitvoering van het meerjarenplan zijn de investeringen in de productiesector ten opzichte van 2016 met 5,3 miljoen euro gestegen.
De beheersovereenkomst is het toetsingskader. De decretaal bepaalde evaluatie en interpretatie hiervan hoort bij de VRM en bij de gemeenschapsafgevaardigde. De conclusie luidt dat de VRT aan haar bestedingsplicht voldoet.
Dit brengt me bij de mogelijke alternatieve cijfers van VOFTP. Ik ben steeds in overleg met de sector en ik luister naar de bezorgdheden. Een maand geleden heb ik met VOFTP een rechtstreeks gesprek over hun bezorgdheden in het algemeen gevoerd. Tot nu toe heb ik de cijfers waarvan sprake echter niet ontvangen. Ik verwacht in eerste instantie dat de VRT en VOFTP een gesprek aangaan. Als ze onderling aangeven dat er een verschil is tussen de cijfers of de interpretaties, moeten ze dit ook precies aanduiden en beargumenteren. Op de elementen die hierin meespelen, kan ik vandaag niet dieper ingaan. Ik beschik immers niet over de cijfers. Ze zijn in de pers aangekondigd, maar ik heb ze, voor de duidelijkheid, niet ontvangen.
Mevrouw Segers, wat de langdurige onderhandelingen over het coproductiebeleid tussen de VRT en de productiesector betreft, hebt u wel een punt. Ik geef een kort overzicht. In 2017 zijn de nieuwe algemene voorwaarden gelanceerd voor de producties die voor honderd procent door de VRT worden gefinancierd. Daarna is een traject gestart om de hoofdlijnen van een coproductiebeleid te definiëren. Het gaat dan, met andere woorden, om producties waarvoor de VRT niet de integrale financiering op zich neemt. Eind vorig jaar heeft de VRT een ontwerp van beleidsnota opgesteld. Dit voorjaar heeft VOFTP ook een ontwerp aan de VRT overgemaakt. Na een overleg in april 2018 hebben beide partijen geconcludeerd dat het vanwege de complexiteit en de diversiteit van coproducties aangewezen is op individuele basis over coproductieovereenkomsten te onderhandelen. Hierbij kan rekening worden gehouden met de specificiteit van elke concrete financieringsconstructie.
Daarnaast blijven de VRT en de producenten wel verder spreken over een gezamenlijke visienota over de toekomst van fictie. De VRT heeft een ontwerp van visienota opgesteld, dat nu nog wordt besproken. Zoals u zelf merkt, verlopen die gesprekken moeizaam. Ik heb het hierover recent met de VRT gehad. De VRT heeft uitdrukkelijk aangegeven tot een akkoord te willen komen. VOFTP heeft hetzelfde signaal gegeven. De wil is nog steeds aanwezig om de volgende doelstelling in de beheersovereenkomst te halen: “De VRT hanteert een transparante, marktconforme rechtenverdeling en een billijke inkomstenverdeling tussen haarzelf en externe producenten.”
Gezien de complexiteit, het contractueel gegeven en het feit dat elke productie in feite anders is, is het misschien niet meer dan normaal dat dit tijd vergt. Ik verwacht echter dat op dit vlak vooruitgang kan worden geboekt en dat een gemeenschappelijke basis kan worden gevonden. Inzake samenwerking stelt de beheersovereenkomst immers dat de VRT ook moet inzetten op de exploratie van samenwerkingspistes om duurdere genres, zoals fictie en sport, voor de mediagebruikers zo toegankelijk mogelijk te houden. Die doelstelling is met betrekking tot dit punt niet onbelangrijk. Zowel de sector als de VRT hebben internationale ambities geuit. Dat dit in een samenwerkingsverband gebeurt, is evident. Ik verwacht dan ook dat tijdens die gesprekken resultaten kunnen en zullen worden geboekt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u hebt vorige maand met VOFTP overleg. Het is goed dat u regelmatig met hen rond de tafel zit. U hebt gezegd dat u die cijfers toen niet hebt ontvangen, maar ze vormen hier natuurlijk wel een belangrijk element van.
Ik herinner me dat collega Vandaele er ooit een vraag over heeft gesteld. We krijgen inderdaad wel signalen vanuit VOFTP dat de VRT op een enigszins creatieve manier de berekeningen zou maken. Dat zijn loze woorden zolang je dat niet echt kunt zien in de cijfers. Het zou misschien een goede vraag zijn van uw kant om de berekeningen van de VRT en van VOFTP eens in detail naast elkaar te leggen.
De gesprekken verlopen inderdaad moeizaam, dat is ook wat wij opvangen. De bereidheid van beide partijen is er in principe wel omdat de sector alleen maar gebaat is bij een echte pax media. Als iedereen het goed doet, dan wordt finaal niet alleen het landschap er beter van maar ook de Vlaming die graag blijft tv kijken en tuk is op onze eigen hoogkwalitatieve content.
Bij de bespreking van het jaarverslag van de VRT heb ik op een gegeven moment verwezen naar het feit dat er vorig jaar een daling van 10 procent aan Vlaams aanbod was. Dat moeten we in het oog houden: het mag geen negatieve tendens zijn die wordt ingezet en die zich verderzet. Het is absoluut belangrijk dat we blijven investeren in eigen content. De Vlaming vraagt dat ook en de sector is daarmee gebaat.
We kregen toen ook heel duidelijk de boodschap zowel van de voorzitter als van de gedelegeerd bestuurder van de VRT, dat de niet-indexering van de werkingsmiddelen voor de VRT ofwel zware repercussies zal hebben op het personeel ofwel zware repercussies zal hebben op het aanbod met name van eigen producties. Er werden cijfers op geplakt: er zouden vier fictiereeksen moeten worden geschrapt. In elk geval is dan de Vlaming de dupe.
Minister, er moet klaarheid in komen: hoe zit het nu precies met de cijfers? We moeten met zijn allen alert zijn, in de eerste plaats voor het feit dat we niet in een negatieve spiraal mogen terechtkomen. Ik vraag u opnieuw om de terechte vraag van de VRT naar de indexering van de werkingsmiddelen, heel ernstig te onderzoeken
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, zoals u weet, ben ik altijd al gecharmeerd door collega Segers als ze aan het woord komt. Maar met die uitzonderlijk zwoele stem vandaag, collega, ben ik helemaal onder de indruk. Ik probeer alsnog een paar vragen te stellen.
Collega Vandaele, de hoorzitting over grensoverschrijdend gedrag was deze ochtend. (Gelach)
Als dat al grensoverschrijdend gedrag is, voorzitter. (Gelach)
Het is een goede zaak dat de openbare omroep ingaat op de vraag die wij in de beheersovereenkomst stellen om meer dan in het verleden het geval was uit te besteden aan onafhankelijke producenten. Het percentage dat vooropgesteld werd, wordt gehaald en wordt zelfs te vroeg gehaald. Zoals collega Segers zei, merken we dat er wat ongenoegen blijft bestaan bij de onafhankelijke producenten. Dat situeert zich blijkbaar op een paar punten. Vroeger hadden we de discussie over de vestzak-broekzakoperaties. Is dat wel echt uitbesteden, want dan huurt men ruimtes in van de VRT en dan komt dat eigenlijk terug. Die discussie is nu weg, dat is uitgepraat.
De rechtendiscussie liep ook lang. Ik heb het gevoel dat er een verbetering is maar dat we daar nog niet helemaal uit zijn. Nog een punt dat ik hoor, is dat het af en toe tot discussies leidt wie welke coproducent mag aanspreken. Ik hoor bij de onafhankelijke productiehuizen dat de VRT het Nederlandse gebied voor zichzelf opeist, terwijl de potentiële Nederlandse coproducenten ook de eersten zijn die voor de onafhankelijke sector voor de hand liggen om bij aan te kloppen. Hoe dat er dan allemaal in de feiten uitziet, is me niet helemaal duidelijk, maar dat is in elk geval een van de klachten die ik hoor, ook dus wat de coproducenten betreft.
Nog iets is dat men meer dan in het verleden het gevoel heeft bij de onafhankelijke producenten dat men in een louter uitvoerende rol wordt geduwd. Is dat terecht of ten onrechte, dat laat ik in het midden, maar het is iets wat zij signaleren. Ze zijn nog louter uitvoerend en kunnen in de rest van het proces nog maar een kleine rol spelen.
Ik wil besluiten met ongeveer dezelfde vraag waarmee collega Segers daarnet besloot. De VRT zegt dat wanneer het allemaal zo loopt, ze vier fictiereeksen zal moeten schrappen en dus niet meer kan uitbesteden aan de sector. Daar kun je de vraag bij stellen of dat niet een wat al te gemakkelijke conclusie is die de openbare omroep trekt. Het is natuurlijk wel de conclusie waar men de onafhankelijke sector maar ook ons, politici, het meest mee treft. Je zou je kunnen afvragen of het de enig mogelijke conclusie is om vier fictiereeksen te schrappen bij de onafhankelijke producenten, of moet men niet eerst eens op zoek gaan naar andere manieren om het gat dicht te rijden?
Minister Gatz heeft het woord.
De cijfers die de VRT jaarlijks doorgeeft in haar jaarrapport, die toch ook gecontroleerd worden door de VRM, zijn natuurlijk geen loze cijfers. Ze zijn tegensprekelijk. Ik ga er ook van uit dat de VRM die op een goede manier nagaat.
Mijn deur staat altijd open voor VOFTP, maar ik heb daar verder geen zeggenschap over of geen structurele band.
Als dus men van de zijde van VOFTP in de media zegt dat die cijfers te betwisten zijn, ben ik zeker geïnteresseerd om daarover de nodige uitleg te horen, maar de bal ligt nu wel degelijk in hun kamp. Zij hebben aangegeven dat ze daar twijfels over hebben. Dan hoor ik graag waar dat precies aan ligt. Ik wil zeker gerust nog eens vragen aan de VRM hoe de controle van de geaggregeerde cijfers van de VRT precies gebeurt, maar het is mijns inziens geen copy-pastegegeven. Er is wel degelijk een toetsing. Ik zal dus zeker bij de VRM nog even nagaan hoe de toetsing juist gebeurt, en wat VOFTP betreft, zij mogen gerust komen aangeven waarom er volgens hen een spanning op die cijfers zou zitten.
Ik besef dat VOFTP in een moeilijke markt zit, maar dat is natuurlijk nooit helemaal anders geweest. Ik bedoel daarmee dat er veel bedrijven zijn binnen deze onafhankelijke productiesector. We mogen ons daar gelukkig om prijzen. Tegelijkertijd knokt iedereen echter voor zijn plek onder de zon. Het is ook een vrije markt. Ik kan dus aannemen dat sommige spelers daar, om welke reden dan ook, hopelijk vooral kwaliteitsredenen, wel goed uit geraken en dat het voor anderen veel moeilijker is. Het is ook een heel diverse sector, en ik begrijp ook dat het voor de spreekbuis van die sector natuurlijk ook noodzakelijk is om ook de pijnpunten voor degenen die het minder makkelijk hebben, aan te geven.
Over de mogelijke gevolgen van de niet-indexering van de werkingskosten van de dotatie van de VRT voor de fictie wil ik het volgende zeggen. Ik voer daarover uiteraard op dit ogenblik gesprekken met de VRT, al enige tijd. Deze zaak komt uiteraard ook aan bod tijdens de ministerraad. We zijn aan het bekijken wat de mogelijkheden zijn. Ik wil evenwel twee dingen duidelijk stellen. Een, het is niet de bedoeling dat er verder personeel zou afvloeien in deze legislatuur. Twee, minder fictie op de VRT is voor mij onbespreekbaar.
Dat roept een repliek op, denk ik.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dat u zo beslist die laatste zin uitspreekt, is heel fijn. Daarvoor zal er natuurlijk ook boter bij de vis moeten komen, denk ik, om tegemoet te komen aan de volgens ons toch wel terechte vraag van de VRT. Het verheugt me echter u te horen zeggen dat het in de ministerraad wordt besproken. U hebt ter zake alleszins onze steun, vanuit de oppositie.
Wat VOFTP betreft, als zij inderdaad die cijfers betwisten, dan is het ook aan hen om klaarheid te scheppen. Ik hoop dat ze de uitgestoken hand aannemen die u nu reikt, om met u dat gesprek aan te gaan. Ik ben ook blij te zien dat we de bezorgdheid delen dat we de trend van minder eigen aanbod niet graag verder zien gaan, maar integendeel willen counteren, want dat is in het belang van alle Vlamingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.